Bijbelgetrouw, krachtig en praktisch onderwijs van Andrew Wommack
Overzicht van de vertaalde bijbelstudies van Andrew Wommack, klik hier...

Financieel Rentmeesterschap - 4

Andrew Wommack

Deel 1: Wat is een rentmeester?
Deel 2: De eerste stap naar voorspoed
Deel 3: De oneerlijke rentmeester
Deel 4: Voorspoed is niet voor jezelf
Deel 5: De tienden
Deel 6: Partnerschap in het Koninkrijk

Oorspronkelijke title: Financial Stewardship - 3. ‘The Unjust Steward’
Gedownload als MP3 bestand van TV)

Inleiding:
Voorspoed begint bij het begrijpen van onze rol. Wij zijn Gods rentmeesters. Onze levens, talenten, mogelijkheden en het wonen in een land met ongekende mogelijkheden, zijn allemaal door God gegeven gaven. In dit onderwijs zul je een heel nieuwe waardering krijgen voor de waarheid: ‘Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij’ (Handelingen 17:28).

Deel 4: ‘Voorspoed is nietvoor jezelf’

Vandaag ga ik verder met mijn onderwijs over financieel rentmeesterschap. Dit is het begin van ons vierde onderdeel, en als je een van de voorgaande hebt gemist, wil ik aanmoedigen die te verkrijgen, omdat de dingen die ik zeg zo volkomen anders zijn dan de manier waarop de meeste mensen onderwijzen over het onderwerp ‘voorspoed’. 

We zijn begonnen met erover te spreken dat we rentmeesters zijn. Dat betekent dat we dus niet ons éigen geld beheren. Die instelling moeten we zien te krijgen. We hebben gesproken over Abraham, David en andere mensen die deze instelling hadden en erkenden dat alles wat ze hadden in feite een gave van God was. Zij waren maar rentmeesters van zijn middelen. En we hebben gesproken over de gelijkenis van de oneerlijke rentmeester en wát zijn meester ertoe bracht om hem te prijzen, ook al was hij bezig met geld van hem te stelen. En ik zeg je dat dit krachtige waarheden zijn. We hebben het er ook over gehad hoe Jezus in Lukas 16 zei dat rentmeester-zijn op het gebied van je financiën, oftewel: God vertrouwen met je financiën, het geríngste gebied is waarop jij je geloof moet gebruiken. Als je het dáár niet kunt, in dat wat het geringste is, kun je het ook niet in dat wat groter is. 

Vandaag begin ik te spreken over ‘vermeerdering’. Hoe wil God dat wij welvarend en voorspoedig zijn? Hoe wil God geld naar ons toe brengen. Dit is echt een zeer controversieel onderwerp. Misschien heb je wel gemerkt dat dit nu al mijn derde week is dat ik onderwijs geef over voorspoed. En nú pas begin ik te spreken over vermeerdering. Omdat die andere onderwerpen het fundament, de basis, zijn. Als jij vermeerdering of rijkdom wilt uit zelfzuchtige motieven, dus als jij jezelf niet ziet als een rentmeester van Gods middelen, en niet ziet dat je aan Hem verantwoording schuldig bent, in reactie op dat waarin Hij je leidt om te doen, dan kan vermeerdering je vernietigen. En daarom geloof ik dat je de vorige studies eerst te pakken moet hebben en door moet nemen om dit goed te kunnen begrijpen. 
Op de eerste plaats moet je de juiste instelling hebben, dat je jezelf als een rentmeester beschouwt, en erkent dat dit het geringste terrein is om gebruik van je geloof te maken. En dat het een opstapje is naar andere dingen. Er is dus een opbouw in de manier waarop ik dit behandel. Maar ik wil wel degelijk het punt naar voren brengen dat God wil dat wij vermeerderen, voorspoedig zijn. God wíl financiën in onze handen stellen. Daar zijn heel wat bijbelverzen over, maar laat me eerst wat dingen hierover samenvatten. 

In het 25e hoofdstuk van het boek Mattheüs zie je in de eerste 13 verzen het verhaal over de tien maagden. Vijf waren verstandig, vijf waren dwaas. En terwijl ze op hun meester wachtten, raakten bij sommigen de olie op die ze in hun lampen hadden. Daarom moesten ze wat bij gaan kopen. En terwijl ze weg waren, kwam de bruidegom en ontving de maagden die nog olie in hun lampen hadden, en de anderen werden buitengesloten. 
De reden waarom ik dit naar voren breng, is dat dit spreekt over rentmeesterschap. Deze tien maagden hadden allemaal de mogelijkheid met deze man te huwen, maar vijf daarvan waren niet in staat dit te realiseren en ook werkelijk de bruid van deze man te worden, omdat ze geen goede rentmeester waren, omdat ze hun olie lieten opraken. Ze hadden niet genoeg voorzorgen genomen. 

Onmiddellijk daarna wordt de gelijkenis gegeven van de vijf talenten die aan de ene man worden gegeven, twee aan een ander, etc. En dit zijn géén losse onderwerpen die geen verband met elkaar hebben. Deze onderwerpen hebben met elkaar te maken, en dat is de reden dat ik hierop wil wijzen.

Mattheüs 25 vanaf vers 14 zegt: ‘14 Want het is als een mens, die bij zijn vertrek naar het buitenland zijn slaven riep en hun zijn bezit toevertrouwde. 15 En de een gaf hij vijf talenten, een ander twee, een derde één, een ieder naar zijn bekwaamheid, en hij reisde buitenslands. 16 Terstond ging hij, die de vijf talenten ontvangen had, op weg, en hij deed er zaken mee en verdiende er vijf bij. 17 Evenzo verdiende hij, die de twee talenten had, er twee bij. 18 Maar hij, die het ene talent ontvangen had, ging heen en groef een gat in de grond en verborg het geld van zijn heer. 19 En na lange tijd kwam de heer van die slaven en hield afrekening met hen. 20 En die de vijf talenten ontvangen had, trad toe en bracht nog vijf talenten bovendien, zeggende: Heer, vijf talenten hebt gij mij toevertrouwd: zie, ik heb er vijf talenten bij verdiend. 21 Zijn heer zei tot hem. Wèl gedaan, gij goede en getrouwe slaaf, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen; ga in tot het feest van uw heer. 22 Die met de twee talenten trad ook toe en zei: Heer, twee talenten hebt gij mij toevertrouwd; zie, ik heb er twee talenten bij verdiend. 23 Zijn heer zei tot hem: Wèl gedaan, gij goede en getrouwe slaaf, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen; ga in tot het feest van uw heer. 24 Nu kwam ook hij, die het ene talent ontvangen had, en zei: Heer, ik wist van u, dat gij een hard mens zijt, die maait, waar gij niet gezaaid hebt, en die bijeenbrengt van plaatsen, waar gij niet hebt uitgestrooid. 25 En ik was bevreesd en ben heengegaan en heb uw talent in de grond verborgen; hier hebt gij het uwe. 26 En zijn heer antwoordde en zei tot hem: Gij slechte en luie slaaf, wist gij, dat ik maai, waar ik niet gezaaid heb en bijeenbreng van plaatsen, waar ik niet heb uitgestrooid? 27 Dan hadt gij mijn geld aan de bankiers moeten geven en ik zou bij mijn komst mijn eigendom met rente opgevraagd hebben. 28 Neemt hem dan het talent af en geeft het aan hem, die de tien talenten heeft. 29 Want aan een ieder die heeft, zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben. Maar wie niet heeft, ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden. 30 En werpt de onnutte slaaf uit in de buitenste duisternis. Daar zal het geween zijn en het tandengeknars.’

De reden dat ik deze gelijkenis aanhaal, is dat de Heer van ons verwacht dat wij hetgeen Hij ons gegeven heeft gaan gebruiken en niet maar in de grond begraven en vasthouden wat Hij ons gegeven heeft, maar dat Hij vermeerdering ervan wil zien. God is een God van vermenigvuldiging. God is een God van vermeerdering, groei. Hij is geen God van vermindering. Ik geloof dat werkelijk. En ik zeg het ook tegen onze studenten als ze hier op school komen. Ze gaan naar school, moeten lesgeld betalen en velen van hen moeten in een parttime baan werken om de Bible College te kunnen volgen. Maar dat zou helemaal geen tijd van afname moeten zijn. Ze moeten niet alleen maar van hun spaargeld afnemen. Sommige van de oudere echtparen plunderen hun spaargeld, zodat ze aan het einde van de school financieel slechter af zijn dan ze waren. Ik geloof gewoon niet dat God zo is. God is een God van vermenigvuldiging, toename. God wíl dat wij toenemen. Als ik dit zo stel, zal er weerstand en verwerping komen, omdat religie als geheel ons heeft geleerd dat we maar tevreden moeten zijn met wat we hebben. 

Ik ga nog wat andere verzen aanhalen: 1 Timotheüs 6 en andere verzen, die precies hierover gaan. We gaan het er nog uitgebreid over hebben. Maar laat me zeggen dat dít gedeelte laat zien dat God van ons verwacht dat wij vermeerderen. Omdat deze man het talent dat God hem had gegeven niet had geïnvesteerd, zodat de meester, toen hij terugkwam, zijn bezit met rente kon terugkrijgen, dáárom werd dit talent van deze man afgenomen en aan iemand anders gegeven, en hij werd zelfs in de buitenste duisternis geworpen. 

En onmiddellijk hierna zegt het volgende vers 31. ‘Wanneer dan de Zoon des mensen komt in zijn heerlijkheid en al de engelen met Hem, dan zal Hij plaats nemen op de troon zijner heerlijkheid. 32 En al de volken zullen vóór Hem verzameld worden, en Hij zal ze van elkander scheiden, zoals de herder de schapen scheidt van de bokken.’ Hij zegt dat Hij tegen sommige mensen zal zeggen: ‘Goed gedaan, trouwe dienaar, ga binnen in de vreugde des Heren, want Ik was ziek en in de gevangenis en je hebt Mij opgezocht, Ik was hongerig en je gaf Mij te eten, Ik was naakt en je hebt Mij gekleed’, etc. Waar Hij het over heeft, staat allemaal in dezelfde verzen hier. Hij zegt hier dat als wij onze middelen nemen, waar God ons mee gezegend heeft, denk aan het onderwijs dat we rentmeesters zijn, en als we die alleen maar voor onszelf gebruiken, dan is dat geen goed rentmeesterschap. God geeft geen financiën aan ons, alleen maar voor onszelf, maar zodat we de naakten kunnen kleden, de hongerigen voeden en de gevangenen opzoeken. Weet je dat het geld kostte om mensen in de gevangenis op te zoeken? Het kost je tijd en geld en al die andere dingen. 

Alles wat Hij hier opnoemt gaat over rentmeester zijn. God heeft je talenten gegeven. En niet alleen financieel. Geld, maar ook vermogens, aanleg, talenten. En Hij verwacht dat je al deze dingen gebruikt. Natuurlijk heb je ook zelf behoeften en God is er helemaal niet tegen dat jouw behoeften vervuld worden. Maar het gaat er in de eerste plaats om dat je met wat Hij jou heeft gegeven ándere mensen zegent. En als je dat niet doet, als je niet de gevangenen opzoekt, als je niet de naakten kleedt, niet de hongerigen voedt en al die dingen, dan zal Hij zeggen: ‘Ga weg van Mij, gij werkers der ongerechtigheid, Ik heb u nooit gekend’, en Hij zal hen in de buitenste duisternis werpen, Matthëus 7:23. 

Nogmaals, dit is een krasse uitspraak en er zullen heel wat mensen zijn die dit niet leuk vinden, omdat wat ik hier doe, is het rentmeesterschap over ons geld niet langer tot een vrijblijvende optie maken. Zo van, dit is de beste manier om ermee om te gaan, zó zou je het kunnen doen. Maar we maken het letterlijk tot een integraal onderdeel van dat wat God van ons verwacht dat wij zullen doen. Maar de mensen zijn niet bereid dat te doen. Meestal zul je horen dat deze verzen vergeestelijkt worden, dat het spreekt over je ‘gaven’, de zalving of de roeping op je leven. En ook al geloof ik dat dit ook van toepassing is, in de context van dit bijbelgedeelte spreekt Hij letterlijk over geld. 

Ik heb het met jullie gehad over het gedeelte uit Markus 10, waar Jezus de rijke jongeling opdracht gaf alles wat hij had te verkopen en aan de armen te geven. En deze rijke jongeman wilde dat niet doen en vertrok. Hij was bedroefd omdat hij veel bezittingen had. En Jezus begon toen aan zijn discipelen te onderwijzen: ‘Hoe moeilijk is het voor hen die op rijkdommen vertrouwen om het koninkrijk van God binnen te gaan. Het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te kruipen, dan voor een rijke of iemand die vertrouwt op zijn rijkdom, om de hemel binnen te gaan.’ Jezus zelf verhief daar ons omgaan met geld tot een terrein dat letterlijk betekent: Hem volgen. Hij nam iemand die rennend naar Hem toe kwam en voor Hem op de grond viel en Hem aanbad en die vroeg: ‘Wat moet ik doen.’ En Hij gebruikte geld en zei: ‘Tenzij je een trouw rentmeester wordt op dít gebied, kun je Mij niet volgen.’ 

Tegenwoordig zouden de meeste mensen om zoiets witheet kunnen worden. Er zijn nu op dit moment al mensen boos op mij vanwege mijn onderwijs over financiën, die zeggen: ‘Jij maakt het tot een voorwaarde dat je een trouw rentmeester moet zijn over je financiën, voordat God je kan aanvaarden.’ Maar dat was precies wat Jezus onderwees in Markus 10! En ik weet dat dit tegenwoordig gewoon niet zo gedaan wordt, en ik ben hier niet om te beweren dat iemand die God niet dient en niet betrouwbaar is met zijn financiën geen Christen kan zijn, maar ik zeg wel dat het véél, véél belangrijker is dan de aandacht die het tegenwoordig krijgt en dat moet gewoon veranderen. 

Hier ligt dus een precieze grenslijn. En je raakt hier een terrein dat héél moeilijk aan te pakken is. En sommige mensen zullen wat ik zeg uit zijn verband rukken, omdat ze verkeerde motieven hebben, en ze maken alles wat ik zeg krachteloos en het zal geen enkele uitwerking in hun leven hebben. Het motief achter alles wat je doet, is belangrijker dan de handeling zelf die je doet. Eén van de schriftgedeelten die dat zeggen staat in 1 Korintiërs 13:3 waar staat: ‘Al verkocht ik mijn bezittingen omdat ik voedsel aan de armen wilde geven, al gaf ik mijn lichaam prijs en kon ik daar trots op zijn – had ik de liefde niet, het zou mij niet baten.’ Dit spreekt over ons geven. Zelfs al is geven op zichzelf goed, zelfs áls je geeft, er staat: al geef je álles wat je hebt om de armen te voeden, of al zou je het ultieme offer geven van letterlijk je leven en je lichaam om te worden verbrand, zelfs al gaf jij je fysieke lichaam als een offer, dan kun je daarmee wel iemand anders zegenen, maar jouzelf zal het helemaal níets opleveren als het niet gemotiveerd is door liefde. De motieven achter je handeling zijn belangrijker dan je handeling. Dat wil ik dus benadrukken als ik spreek over de houding die je als rentmeester moet hebben, en dat God wil dat je vermeerdert. 
Als ik dat zeg, zullen sommige mensen die deze verkeerde motivatie hebben en zelfzuchtig zijn, onmiddellijk denken: ‘O, hier heb je dus de bijbelse rechtvaardiging (justification) voor mij, dat ik zoveel kan vergaren als ik maar krijgen kan en er lekker bovenop blijven zitten. Hier heb ik een bijbelse grondslag dat ik moet vermeerderen en dat ik de dingen die God mij heeft gegeven moet gebruiken om ze te vermenigvuldigen.’ Het is waar dat God wil dat je vermenigvuldigt, maar het motíef achter je handelingen is super belangrijk. 

Laten we daarom gaan naar dit gedeelte in 1 Timotheus 6 waar hij het hoofdstuk begint met te spreken over slaven. En natuurlijk speelt slavernij geen echte rol in onze wereld vandaag, maar in de tijd van Paulus wel. Wat hij in principe zegt is dat Paulus niet werkelijk de Romeinse overheid kon veranderen. Paulus was waarschijnlijk de meest invloedrijke persoon in het lichaam van Christus in de eerste eeuw. En ook al heeft hij misschien niet de maatschappij of de ongelovigen veranderd, hij heeft zeer zeker de kerk kunnen beïnvloeden. En als hij had gezegd dat slavernij verkeerd was, stop ermee, als christenen mogen we geen slaven houden, zou hij zeer zeker voldoende invloed hebben gehad, zodat honderden, duizenden, misschien wel tienduizenden slaven vrij waren gekomen, die het eigendom van christenen waren. 
Het boek Filemon is geschreven aan iemand die Filemon heette en het ging over zijn slaaf Onesimus, die was weggelopen en helemaal naar Rome gegaan. En in Rome kwam hij Paulus tegen. Paulus leidde hem tot behoud. Ik weet wel zeker dat Paulus in het huis van Filemon was geweest. Als je het boek Filemon bestudeert, kun je vaststellen dat ze goede vrienden waren en elkaar goed kenden. Het is heel goed mogelijk dat Paulus deze man Onesimus ontmoet had als slaaf. En toen deze naar Rome kwam, kruisten hun wegen elkaar en Paulus leidde hem tot de Heer. Hij werd wedergeboren. En wat deed Paulus vervolgens? Zette hij hem vrij en zei: ‘Nu je christen bent, ben je vrij en hoef je niet terug te gaan!’? Nee, hij vertelde hem terug te gaan naar zijn meester en zich aan de slavernij te onderwerpen! 

Ik denk dat dit heel belangrijk is. Dit wil echt niet zeggen dat God slavernij goedkeurt. Dit zegt helemaal niet dat dit Gods oorspronkelijke bedoeling is geweest. Hier spelen zoveel verschillende dingen, daar wil ik nu niet over onderrichten, maar er staat in 1 Korintiërs 7 vers 17: In het algemeen: laat ieder in de positie blijven die de Heer hem heeft gegeven, blijven wat hij was toen God hem riep. ... 21 Wanneer u als slaaf geroepen bent, moet u dat niets kunnen schelen (hoewel u de kans om vrij te worden zeker moet benutten). 22 Want een slaaf die door de Heer geroepen is, is een vrijgelatene van de Heer, zoals degene die als vrij man geroepen is een slaaf van Christus is. 
Dus je bent sowieso niet vrij om maar te doen wat je wilt. Je bent in Christus en je vindt je volledige leven IN Christus. Het doet er dus niet toe of je vrij bent of een slaaf. Je hebt zóveel overwinning, zóveel vrijheid en bevrediging IN Christus, dat het er helemaal niet toe doet of je een slaaf bent of een vrij man. 

Nogmaals, voor veel mensen van tegenwoordig is dit onaanvaardbaar, omdat wij véél meer humanistisch gericht zijn dan de mensen uit de eerste eeuw dat waren. Het gaat nu allemaal om míjn rechten, het gaat allemaal om míjn mogelijkheden om dit en dat te doen. Ons zelfbelang, onze zelfgerichtheid is opgehemeld tot op het niveau dat het voor sommige mensen bijna een god op zich is geworden. Maar dit is dus de apostel Paulus die in 1 Timotheüs 6 vers 2 zegt: ‘Veracht je meester niet, dien hem. En als hij een christelijke meester is, dan moet je geen bitterheid koesteren.' – ‘Als hij christen zou zijn, zijn wij in Christus allemaal hetzelfde, dus moet hij mij anders behandelen dan anderen en mij dus vrijlaten.’ – Nee, Paulus zegt het tegenovergestelde te doen. Hij zegt: ‘Dien hen, omdat ze broeders zijn. Je zou ze zelfs méér moeten dienen dan een niet-christelijke meester. En nadat hij al deze dingen heeft gezegd, zegt hij in vers 3: ‘Iemand die iets anders onderwijst en niet instemt met de heilzame woorden van onze Heer Jezus Christus en de leer van ons geloof, 4 is verblind. Zo iemand begrijpt niets, maar is ziek door zijn geredetwist en geruzie; dat leidt tot afgunst, onenigheid, laster en kwaadaardige verdachtmakingen, 5 en tot eindeloos gekrakeel tussen mensen van wie de geest verziekt is, die van de waarheid beroofd zijn en denken dat het geloof hun geldelijk gewin brengt.’

Nogmaals, de reden waarom ik al deze uitleg doe, is om je de achtergrond te schetsen. Er zijn mensen die prediken dat als het jou benadeelt, als het jouw rechten aantast als jij een slaaf zegt om terug te gaan en zich aan zijn meester te onderwerpen: hoe zit het dan met hun persoonlijke vrijheid? Tenslotte is persoonlijke vrijheid álles. Het gaat allemaal om het bevorderen van jezelf, het gaat erom dat je voor jezelf zorgt. Ik spreek in de Verenigde Staten met mensen die in de jaren 60 de ‘ik-generatie’ werden genoemd. Het ging allemaal om ik, jezelf, doe gewoon alles voor jezelf. Laat ieder ander barsten. En ik ga er niet in detail op in, maar ik kan je verzekeren dat dit werkelijk de scheidslijn is voor alles in onze maatschappij, de politiek, en heel veel dingen. Er zijn mensen die zeggen: ‘Het gaat niet om welke ander dan ook, iedereen in de hele wereld is míj iets schuldig. De wereld draait om mij. Ik ga zoveel mogelijk vergaren als ik kan. Ik stem op mensen die mij de meeste voordeeltjes beloven of wat dan ook. En of het nu juist of verkeerd is, doet er niet toe. Het doet er niet toe of onze maatschappij eraan onderdoor gaat. Het gaat gewoon niet om welke ander dan ook. De hele wereld draait om mij. Het is die instelling, ook al wordt die niet op de manier onder woorden gebracht zoals ik dat hier doe, en die instelling is springlevend, niet alleen in de Verenigde Staten, maar waar je ook maar naar dit programma kijkt, over de hele wereld. Zo leven de meeste mensen hun leven. Het gaat állemaal om hén. Als je helemaal in jezelf gekeerd bent, blijft er maar een klein balletje over! 

En omdat wij die manier van denken hebben, die filosofie, is het onverdraaglijk om te denken dat iets zou kunnen gebeuren dat mijn vrijheid en vrijheden kan inperken. En in principe beoordelen wij alles vanuit dat standpunt, vanuit de vraag wat het voor ons voor gevolgen heeft. Niet of het goed of fout is. Mensen zijn tegenwoordig niet meer bereid offers te brengen. Ik zal nooit vergeten dat mijn nicht die film ‘Saving private Ryan’ ging bekijken, over de invasie in Normandië in de tweede wereldoorlog. Natuurlijk is het een heel bijzondere film, die het enorme offer laat zien dat mensen moesten betalen om de tweede wereldoorlog te winnen. Toen zij de bioscoop verliet, huilde ze en zei: ‘Ik ken geen enkele vriend’. Ze zat toen op de High-School. ‘Ik ken geen enkele jongen op de High-School die genoeg toewijding zou hebben aan iemand anders om een dergelijk offer te brengen.’

Toen ze Normandië binnenvielen wisten ze dat er een heleboel mensen zouden sterven. In feite stierf mijn vrouw’s oom, naar wie ze vernoemd is, zijn naam was James, en zij werd Jamie genoemd, in Iwojima in een van de eerste aanvalsgolven die er landen. Ze hadden hen verteld dat de eerste vijfduizend man, de eerste vijf aanvalsgolven geen voet aan land zouden zetten. Ze gebruikten hen in principe om alle artillerie en machinegeweervuur naar zich toe te trekken en de Japanse munitie erdoor te jagen. En waarschijnlijk zou pas in de zesde golf de eerste persoon in staat zijn een voet aan land te zetten. Deze mensen wisten dat ze gewoon als kanonnenvlees werden gebruikt. Ze wisten dat ze als schietschijf gebruikt zouden worden en dat het hun leven zou kosten. Maar ze beschouwden het als een offer dat noodzakelijk was om de anderen die na hen zouden komen, te helpen om dat schiereiland te veroveren en die overwinning te behalen, zodat ze in staat zouden zijn Japan binnen te vallen en de oorlog te winnen. Met andere woorden, ze beseften dat er iets belangrijkers bestond dan zijzelf en leefden een opofferend leven. Zij waren meer toegewijd aan principes dan alleen aan het ik. En mijn nicht zei, toen ze uit die Tweede Wereldoorlogfilm kwam, dat zij geen enkel kind van haar leeftijd kende dat bereid zou zijn om zijn leven op te offeren voor iets anders dan zichzelf. Dat was misschien niet helemaal een juiste waarneming, maar ik weet zeker dat deze beschrijving voor een heleboel mensen opgaat. 

Dit vers zegt dus dat als iemand zo predikt, en als iemand op die manier leeft, is hij verwaand, weet helemaal niets, veroorzaakt allerlei problemen en denkt dat geldelijk gewin van God is. Wat ook maar nodig is om jezelf te bevorderen, dat moet je doen, steek ieder ander maar in de rug, vergeet iedereen maar, het gaat allemaal om jou.
Dáár spreekt dit duidelijk tegen. En sommige mensen van tegenwoordig zouden hier witheet van worden. ‘Dus jij zegt dat iemand zich niet druk mag maken om zijn persoonlijke vrijheden en mogelijkheden? Hoe zit het dan met hén?’ En ze kunnen dan zó boos worden. Onze politiek correcte wereld van tegenwoordig is zó bang iemand te kwetsen en ook maar iets te doen wat wie dan ook maar ongemakkelijk maakt, zodat wij allemaal dit terrein vermijden. 

En nadat Paulus deze drastische uitspraken heeft gedaan in vers 5, over mensen wiens geest verziekt en van alle waarheid beroofd is, en die denken dat gewin van God is, zegt hij: ga met zulke mensen zelfs niet om. Die instelling is tegenwoordig overheersend. Er zijn mensen die denken dat als het dient om mijn welbehagen te bevorderen, als het goed is voor mij, dán moet het wel juist zijn. De hele wereld draait om hen en dat is hun manier van denken. Er zijn mensen die het wellicht anders formuleren, maar dit is precíes wat zij denken. Wat goed is voor mij, dát doe ik en de rest kan stikken. En Paulus gaat daartegen tekeer. Dus nadat hij deze goddeloze houding op het gebied van slavernij en sociale dingen heeft weerlegd, spitst hij dat toe op onze houding ten opzichte van financiën. En in vers 6 zegt hij: Maar voor wie tevreden is met wat hij heeft, is het geloof grote winst.'En het woord 'tevreden' dat hier wordt gebruikt betekent dat je noodzakelijkheden vervuld zijn. Dat je hebt wat je echt nodig hebt en dat soort dingen. 

Het is geen kwestie van ‘geestelijk’ óf rijkdommen. Je kunt ze allebei hebben als je motivatie juist is. In vers 7 zegt hij: ‘Wij hebben niets in deze wereld meegebracht en kunnen er ook niets uit meenemen.’ De waarheid is, dat als je sterft, de lijkwagen naar de begraafplaats geen enkele bezitting mee zal voeren, omdat je naakt deze wereld binnenkwam en naakt zult weggaan. Wij hebben niets meegenomen naar deze wereld en het staat vast dat we er niets uit kunnen meenemen. ‘8 Wij hebben voedsel en kleren, laten we daar tevreden mee zijn. 9 Wie rijk wil worden, staat bloot aan verleiding, raakt in een valstrik en valt ten prooi aan dwaze en schadelijke begeerten die een mens in het verderf storten en ten onder doen gaan. 10 Want de wortel van alle kwaad is geldzucht. Door zich daaraan over te geven, zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben ze zichzelf veel leed berokkend. 11 Maar jij, een dienaar van God, moet je hier verre van houden. Streef naar rechtvaardigheid, vroomheid, geloof, liefde, volharding en zachtmoedigheid. 12 Strijd de goede strijd van het geloof,’ etc. 

Sommige mensen gebruiken deze verzen die spreken over tevreden zijn met wat we hebben, en dat de geldzucht de wortel van alle kwaad is, en dat als je daarnaar streeft je jezelf veel leed zult berokkenen, etc. Ze nemen dit soort bijbelgedeelten om in principe te prediken tégen het hebben van geld en het kennen van voorspoed. En in principe hebben ze daarmee in veel mensen een armoedementaliteit gezaaid, waarbij we denken dat mensen die geld hebben God niet kunnen dienen. Nogmaals, ik heb dit in eerder onderwijs al behandeld, over Markus 10, waar Jezus zegt dat het voor een kameel gemakkelijker is door het oog van een naald te gaan, dan voor een rijk mens om het Koninkrijk van God binnen te gaan. Dat klinkt aan de oppervlakte alsof God helemaal geen rijke mensen kan hebben die Hem volgen. Maar ik heb dat al behandeld. 

Laat me alleen nog dit erover zeggen. Als je dat gelooft, kunnen jullie die dit programma bekijken géén relatie met God hebben. En dan zeggen sommigen: ‘Nou, ik beschouw mezelf helemaal niet als welvarend of rijk.’ Dat is een heel relatieve uitspraak. Je bent misschien niet heel rijk of welvarend vergeleken met je buren of iemand anders. Of als je naar de TV kijkt en al de reclame ziet die je wijsmaken dat je niet kunt leven zonder dit of dat, en als je niet de mooiste auto hebt of het chicste huis en al dat soort dingen. Maar als je jezelf vergelijkt met 90% van de mensen die tegenwoordig op deze planeet leven, en je hebt een TV en kijkt naar dit programma, dan moet je jezelf als rijk en welvarend beschouwen! Besef je dat velen van jullie, die zichzelf beschouwen als levend onder de armoede grens en meent dat je in slechte omstandigheden leeft, dat ik heb horen stellen dat als je 10 dollar op zak hebt, je rijker bent dan 90% van de wereldbevolking. Dat is een krasse uitspraak. En ik kan je verzekeren dat de meesten van jullie die dit programma op TV volgen, minstens zoveel geld hebben. Als je een tv-toestel hebt, dan is de kans zeer groot dat je welvarend bent in vergelijking met de rest van de wereld. Je wordt door hen als rijk beschouwd. Ik kan me herinneren dat ik naar India ging, en ik at in het huis van een man die naar Indiase maatstaven zeer rijk was. Maar terwijl ik van zijn borden at, bleken die gebarsten en vies. En zijn huis was bepaald niet naar de norm waaraan ik gewend was hier in de Verenigde Staten. Ik heb mijzelf toen ik opgroeide nooit als rijk beschouwd, maar ons huis was veel mooier dan zijn huis. En toen ik naar India ging en al die dingen zag, besefte ik dat vergeleken met de rest van de wereld wij super, super rijk zijn. 

Dus als jij zegt dat je deze verzen zo interpreteert dat ze zeggen dat als je geld hebt, je God niet kunt dienen, dan is dat nogal een relatief begrip. En nogmaals, de meeste mensen hier in de Verenigde Staten, die deze armoede-instelling prediken en zeggen dat je niet veel mag hebben, zijn super rijk en welvarend vergeleken met het overgrote deel van de mensen die nu op deze aarde leven. Door dat te zeggen prediken ze tegen zichzelf. Als wij onszelf vergelijken met mensen uit voorgaande tijden, met alle mensen die ooit op deze aarde hebben geleefd, besef je dat bijna iedereen rijker is dan ooit. Wij hebben gemakken en voorzieningen die zij als enorme luxe zouden hebben beschouwd. Wat in vroegere tijden als geweldige luxe gold, zijn nu voor ons de noodzakelijke levensbehoeften. Wij leven hier in een tijdperk van onvergelijkelijke welvaart en rijkdom in deze wereld. En als wij dus naar het menselijke ras als geheel kijken en achterom kijken naar de tijden dat deze verzen werden geschreven, wat toen de levensstandaard was, kan ik je verzekeren dat de meeste mensen in die tijd maar één kamer hadden, die ze met veel mensen die met hen samenleefden deelden. Ze hadden geen toilet in huis en al dat soort dingen. Ik hoop dat je slim genoeg bent om te beseffen dat dit dáár niet over gaat. 

Kijk in vers 10 waar staat: ‘De zúcht naar geld is de wortel van alle kwaad.’ Het is niet het geld zelf. Geld is niet het probleem, maar de instelling die mensen hebben. Of het vertrouwen dat mensen in geld stellen. Als hun vertrouwen in de Heer is, dan zál God je geld geven om je in staat te stellen zijn opdrachten en de roeping die Hij op je leven heeft geplaatst uit te voeren. Er is op zich niets verkeerds aan het hebben van geld. Als jij denkt dat dat wel zo is, daag ik je uit om al het geld dat je hebt te nemen en naar mij te sturen, omdat jij niets wilt bezitten wat je van de Heer weghoudt. Amen?

Hopelijk ben je snugger genoeg om uit te vogelen dat dit enige interpretatie vereist. Geld is niet verkeerd. Maar wel mensen die zucht hebben naar geld, en wat dat kan bewerken in hun leven, in plaats van op God vertrouwen en God tot hun bron maken. Ik zeg je dat het verbazingwekkend is hoe religie deze dingen heeft verdraaid, zodat sommige mensen werkelijk armoede bevorderen in de naam van de Heer. Er bestaan zelfs allerlei religieuze sekten die een armoede-eed hebben gezworen en dat is gewoon een ongoddelijk iets om te doen. God wil helemaal niet dat je geld gebruikt om stil te blijven zitten en arm zijn en áltijd afhankelijk te zijn van iemand anders die jou moet helpen. Hij wil dat jij in de positie geraakt dat jíj zó gezegend bent dat jij andere mensen kunt helpen. Hij wil dat je een deel van de oplossing bent in plaats van deel van het probleem. En om dat te kunnen doen is er financiële voorspoed nodig. Je zult je vooroordeel en je barrières tegen het hebben van geld moeten laten vallen. 

Ik weet ook dat sommigen van jullie zeggen: ‘Dit is vreemd, wie heeft er nu een vooroordeel tegen het hebben van geld?’ Nou, ik had dat. Ik had dat werkelijk. Ik ben in een redelijk welvarend gezin opgegroeid. Ik had daar nooit bij stilgestaan, maar als ik erop terugkijk, waren wij er beter aan toe dan de meeste mensen met wie ik samen opgroeide. En ik had altijd alles wat ik nodig had. Ik was dus in redelijk goede doen. Maar toen ik in de bediening begon, was mij door mensen geleerd dat een predikant met geld en bezittingen een goddeloos idee was. Op grond van exact dezelfde dingen die wij in deze bijbelpassages hebben gelezen. Ik kan me zelfs een echtpaar herinneren dat naar onze kerk kwam – ik zal niet zeggen vanuit welke denominatie ze kwamen, maar ze kwamen naar deze kerk toe als zendelingen – en de man stond op en sprak. En in plaats van bij een huis onderdak te zoeken of een motel, sliepen deze man en zijn vrouw achterin hun stationcar, omdat ze helemaal geen geld wilden aannemen en uitgeven aan een hotel. De vrouw had maar twee jurken en waste iedere avond een van haar jurken en deed de andere aan. En in die kerk plaatste de voorganger hen op een voetstuk en zei: ‘Wat een godvrezend voorbeeld zijn deze mensen, hoe ze willen lijden. Dit is zoals een echte Christen zou moeten zijn. We zouden geen enkele van deze wereldse bezittingen moeten hebben,’ en dat soort dingen.

Besef je dat als ik er nu op terugkijk, dat het werkelijk precies het omgekeerde is? Het was een vreselijk getuigenis voor de Heer, dat God niet eens in staat is voor zijn eigen kinderen te zorgen. God wil helemaal niet dat jij in je auto moet slapen en helemaal niets hebt. Maar dat was in principe het voorbeeld dat mij werd voorgehouden. En toen ik met de bediening begon, was dat een deel van de financiële problemen die ik had. Ik schaamde me over financiën. Ik schaamde me om dingen te hebben. Ik dacht dat dienaren van het Woord eigenlijk zonder zouden moeten doen. Heb je wel eens dienaren gezien die een winkel binnen gaan en zeggen: ‘Ik ben een dienaar van het Woord, kunt u mij korting geven?’ Mensen, ik haat dat soort dingen, omdat wat het tegen de wereld zegt, is dat christenen niet rond kunnen komen. Christenen kunnen niet welvarend zijn. We hebben hulp en medelijden nodig. Alstublieft, kom mij tegemoet. In zekere zin is dat christelijk bedelen. Ik zeg je dat ik de rechtvaardige nooit heb zien bedelen of zijn nageslacht vragen om een stuk brood. Psalm 37: 25. Jong ben ik geweest, ook ben ik oud geworden, maar – een rechtvaardige heb ik niet verlaten gezien, noch zijn nageslacht zoekende brood. Deze armoede-instelling verheerlijkt God totaal niet! Dat is een volkomen verdraaiing van deze Schriftgedeelten. 

Waarom staan ze er dan wel? Ze spreken in principe over hebzucht waarvan Kolossenzen 3 vers 5 zegt dat hebzucht afgoderij is: geld, en wat geld voor je kan doen, bóven God stellen, waardoor je het geld méér dient dan dat je God dient. Waar je meer naar geld verlangt dan naar God, dát is verkeerd. En daar spreekt dit over in 1 Timotheüs 6:10. Dat het de zucht naar geld is wat de wortel van alle kwaad is. En dat is wat mensen begeren. Niet geld op zichzelf. Geld op zichzelf is niet moreel of immoreel of amoreel. Het heeft van zichzelf geen enkele deugd of kwaad in zich. Het is wat je met dat geld dóet. Het is de instelling die mensen hebben ten opzichte van geld wat het probleem is. En daar spreken deze schriftgedeelten over. Het is heel belangrijk dat de waarschuwingen over een verkeerde houding ten opzichte van geld, en wat mensen die ernaar begeren moeten lijden, je geen vooroordeel bezorgen en een barrière opwerpen, zodat je gaat zeggen dat je niets meer wilt hebben. 

Dit is nog een andere manier om te zeggen wat ik in principe over probeer te brengen. Dat echt bijbelse voorspoed nooit zelfzuchtig is. Het gaat niet om jou. Het gaat niet om het vervullen van jouw behoeften, maar het gaat erom dat jij verlangt welvarend te zijn, zodát je in staat bent de opdrachten die God jou gegeven heeft, te vervullen, zodat je een zegen kunt zijn voor andere mensen. Dáár gaat echte Bijbelse voorspoed over. En als ik onderwijs over voorspoed, dan is altijd de grootste kritiek die ik krijg, dat mensen zeggen: ‘Dus jij predikt dat mensen grotere huizen en auto’s moeten hebben en dat wij God kunnen gebruiken om langs de schappen van de hemel te shoppen en ons karretje te vullen en zeggen: geef mij, geef mij, geef mij - mijn naam is Gimmy More. Geef me meer. En je wilt alsmaar meer en meer voor jezelf.’ Mensen denken dat het zelfzuchtig is, en gebruiken schriftgedeelten als deze in 1 Timotheüs 6 en andere gedeelten en schieten je af en zeggen: ‘Jij predikt alleen maar ‘meer’ en bevredigt alleen maar je vlees.’ Nee, dat is helemaal niet wat ik predik. 

De reden waarom je toename wilt hebben is niet dat jíj meer kunt hebben, maar opdat jij een zegening kunt zijn. En het is gewoon zo, dat naarmate jij deze instelling hebt en een gever wordt in plaats van een nemer, een zaaier in plaats van een oogster, dat als jij die instelling krijgt dat God het geld dóór jou kan sturen, Hij het náár je zal sturen. Én God is El-Shaddai en niet El-Cheapo. Hij is niet arm en Hij heeft helemaal geen bezwaar dat jij dingen hebt. En als jij deze instelling hebt, dat je leeft om te geven, kan ik je garanderen dat God dit geld door jou heen zal sturen. En terwijl het geld door jou heen stroomt, zullen jóuw behoeften bovennatuurlijk voorzien worden. Ik predik géén krenterige levensstijl, een armoede-levensstijl, dat gewoon álles naar ieder ander moet gaan. 

Maar God rekent af op percentages. Ik weet niet of je al de dingen die ik zeg kunt vatten, maar dit is geweldig krachtig. Ik heb een vriend die pastor is, die echt in een heel mooi huis woont. Ik heb hem al enkele jaren niet gezien, maar het laatste huis waar hij woonde was zo’n half miljoen dollar waard. En hij rijdt in mooie auto’s, corvettes en al dat soort dingen. En een heleboel mensen hebben kritiek op hem, en spreken afkeurend over hem. Ze zeggen: ‘Dit is verkeerd dat een predikant al deze mooie dingen heeft.’ Maar wat hen ontgaat is, dat God ons afrekent op percentages. Als ik straks verder ga spreken over de tienden, dan gaat dat over percentages van wat jij krijgt. God kijkt niet naar wat jij hebt. Hij kijkt naar wat jij hebt in relatie tot wat jij geeft. En deze man van wie ik je vertel dat hij in een huis van minstens een half miljoen dollar leeft en leuke auto’s rijdt en de mooiste kleren draagt en al deze dingen doet, weet je dat deze zelfde man, ik weet niet wat hij nu doet, maar enkele jaren geleden, toen had ik meer contact met hem dan nu, gaf deze man maandelijks tussen de 30 en 40 duizend dollar weg. Per maand. Dat is een heel groot bedrag aan giften. En als je dáárnaar kijkt, dat betekent dat een huis van een half miljoen dollar maar één jaar tot anderhalf jaar waarde is van zijn geven. Denk dáár eens aan. Hoevelen van jullie zouden bereid zijn te wonen in een huis dat de waarde heeft van één jaar van jouw giften? Als dát het geval zou zijn, zouden een velen van jullie op straat slapen. Velen van jullie zouden niet eens een huis kunnen kopen of zelfs maar húren van je giften. Je zou in een slooppand wonen, of bij iemand anders intrekken. Je zou moeten onderhuren. En deze man, ook al heeft hij een heel mooi huis, mooie auto’s mooie kleren, percentagegewijs gezien is hij een betere rentmeester van geld dan mensen die in armoede leven. 

Het maakt voor God niet uit waar je in woont, het maakt God niet uit of je in een Mercedes of een Kever rijdt. Het maakt God niet uit wat je hebt, maar wat je geeft. Hij kijkt naar het percentage waar jij van leeft. Weet je dat God iemand die leeft van 10 procent van zijn inkomen en 90% weggeeft, als een betere rentmeester beschouwt dan iemand die van 90% leeft en 10% weggeeft. Of iemand die van 100% leeft en niets weggeeft. En dan doet het er helemaal niet toe dat degene die van de 10% leeft in een huis van een miljoen dollar woont. Als ze dat zouden doen, zou God hen als een geweldige rentmeester van Zijn bronnen beschouwen.

Ik zeg je dat het heel belangrijk is dat je dit gaat snappen, omdat als je dit van die percentages niet begrijpt, en dan het evangelie zou nemen en naar landen als Afrika of India zou gaan en daar gaan prediken, dan is er de neiging dat ze dan allemaal naar ónze standaard moeten gaan leven. En zo werkt het evangelie helemaal niet. Als je in Afrika in een grashutje woont, heb je gewoon geen twee, drie, vierhonderdduizend dollar huis nodig. Maar als je een gever bent, kun je in de mooiste grashut wonen van de gemeenschap. Je hebt misschien zelfs twee kippen in plaats van één, of drie varkens in plaats van één. En dat is dan voorspoed. Het is allemaal iets relatiefs. 
Sommige mensen zeggen: ‘Nou, dit is maar een Amerikaans evangelie’. Nee, dit is een evangelie dat overal ter wereld zal werken. Maar je zult wel moeten begrijpen dat je Amerikaanse standaarden niet kunt gebruiken om die over te brengen naar andere plaatsen in de wereld. God beoordeelt jouw rentmeesterschap op basis van percentages. En het is heel belangrijk dat je dít gegeven gaat snappen. 

We proberen dit allemaal samen te vatten door te stellen dat het Gods wil is dat je vermeerdert, maar dat het niet voor jezelf is. Echte voorspoed is niet zelfzuchtig. Waar de meeste mensen tegen prediken als ze tegen voorspoed prediken is dat ze preken tegen de hebzucht die er mee geassocieerd wordt. En er is een gevaar om hebzuchtig te worden. Kolossenzen 3 vers 5 zegt dat hebzucht afgoderij is. En God wil zeer zeker niet dat wij afgoden in ons leven hebben. Je kunt zover komen dat geld een afgod voor je wordt. En het is dus het zoeken náár geld, de zucht naar of de liefde voor geld die het probleem is. Niet geld op zichzelf. God wíl dat je voorspoedig bent. Maar Hij wil ook dat je deze rentmeesterschapinstelling hebt, waarin de voorspoed niet maar voor jóu is, maar zodat je in staat bent te volbrengen wat God wil dat je doet, zodat je een zegen voor andere mensen kunt zijn. 

Hier is een bijbelvers uit Spreuken 23 en ik wil een paar verzen hieruit lezen, zodat we het in de context kunnen plaatsen. Vers 1 Wanneer u bij een heerser tafelt, bepaal dan uw aandacht alleen bij wat vóór u staat,’ Weet je dat het woord dat is vertaald met ‘je aandacht bepalen’, staat voor een gedachteproces, begrijpen en nadenken over je gedachten. Ik geloof dat wat hier in principe staat is, dat als je bij iemand op bezoek gaat die rijk is en je zit aan tafel met al dit voedsel dat je misschien nooit van je leven eerder gezien hebt of zelfs maar van gehoord hebt, en dat voor je neus staat, dan kun je beter je verstand gebruiken dan je maag. Laat je lust, je begeerte, je niet leiden. In plaats daarvan moet je goed en verstandig nadenken. En dan gaat het verder en worden er wat dingen verteld over bedrieglijke spijs (vlees). Laat je niet verleiden of omkopen door al dit lekkers dat voor je staat. Gebruik wijsheid. Dat wil de schrijver overbrengen. In vers 2 staat: en zet u het mes op de keel, als gij een gulzig mens zijt. Er is een belangrijk verschil tussen honger en trek hebben, gulzig zijn. Honger is de manier waarop je lichaam weet wanneer het moet eten en hoeveel. Maar trek is iets, dat als je daaraan toegeeft, je nooit tevreden bent. Prediker 6:7 zegt ‘ Al het zwoegen van de mens is voor zijn mond. Dat wil zeggen, dat een mens hard werkt om zichzelf te onderhouden, te voeden en te kleden. Al het zwoegen van de mens is voor zijn mond, en toch wordt de begeerte niet vervuld.’ Begeerte is nooit tevreden. Het gaat hier over het zwelgen in het vlees en als jij iemand bent die de neiging heeft gulzig te zijn, kun je beter een mes op je keel zetten dan bij iemand aan tafel gaan zitten die al deze dingen heeft, omdat de lust daarnaar je kan verleiden om wat dan ook maar te doen. 

In vers 3 staat: ‘Begeer zijn lekkernijen niet, want het is bedrieglijke spijs. En dan staat er in vers 4: Tob u niet af voor rijkdom, zie van uw voornemen af.’ Laat me dit even ontrafelen. Hier staat, tob u niet af voor rijkdom. Wat betekent dit? Betekent dit dat je niet moet werken voor je geld? Is dit een schriftgedeelte dat zegt dat je niet naar je werk moet gaan en maar thuis blijven zitten en verwachten dat God het geld uit de lucht laat vallen? Dat is natuurlijk helemaal niet wat dit betekent. Er zijn zoveel bijbelgedeelten die daar tegenin gaan. Veel, heel veel schriftgedeelten gaan tegen zó’n interpretatie in. Een van de klassieke schriftplaatsen hierover is 2 Tessalonicenzen 3:10 waar staat dat als je niet werkt, je ook niet zult eten: Want ook toen wij bij u waren, bevalen wij u dit: Wil iemand niet werken, dan zal hij ook niet eten. 
Dat is nogal een sterke uitspraak. Als ons hele bijstandsysteem deze norm zou aanhouden en alleen diegenen zou helpen die op de eerste plaats aan het werk zijn, voordat ze hen voedselbonnen en wat dan ook zouden geven, kan ik je verzekeren dat het een heleboel problemen die wij in onze maatschappij zien zou oplossen. 

Dit zegt dus niet dat je niet gaat werken voor je geld. Maar de nadruk hier ligt erop dat je niet moet gaan werken voor geld om alleen jezelf te bevredigen. De context hiervan is dat dit spreekt over die dwaas. Er is op zich helemaal niets verkeerd aan het gaan naar het huis van een rijk mens, aan zijn tafel zitten en voedsel eten. Voedsel is het probleem niet. Honger hebben en hongerig zijn naar voedsel is geen zonde. Maar de zonde is daar, als je verder gaat dan honger en het verandert in lust. Heeft iemand van jullie dat wel eens, als je een slechte dag had, en je voelt je emotioneel ellendig, dat je dan gaat eten om je emotionele probleem op te lossen. Niet omdat je hongerig bent, maar het is een emotioneel soort ding. Of zijn er onder jullie die eten omdat het je op een of andere manier beter doet voelen dan een ander. Je zou makkelijk naar een restaurant kunnen gaan, waar je even goed of zelfs beter voedsel kunt krijgen voor een tiende van de prijs. Maar je gaat naar die chique tent waar je het over de balk kunt gooien. Het is allemaal een emotionele toestand. Het gaat er allemaal om hoe jij je voelt. Het gaat niet gewoon om te eten. Als jij je trek op die manier gaat gebruiken, dán zul je verleid worden en satan kan zoiets gebruiken om je te misleiden. Dat deed hij ook met Adam en Eva. Hij gebruikte een lust, een begeerte naar voedsel, om hen in verleiding te brengen.

Natuurlijk is hetzelfde vele keren gebeurd in de Schrift. En dáár waarschuwen deze schriftgedeelten tegen. Het gaat helemaal niet tegen voedsel. Het is deze lust, de begeerte naar voedsel, die verder gaat dan je honger stillen en verder gaat dan wat je nodig hebt. Het is een zucht en een zwelgen in je vlees. Midden in díe verzen staat: ‘Tob u niet af voor rijkdom’, op dezelfde manier als dat voedsel op zich niet verkeerd is, is het deze perversie, het verkeerde gebruik van voedsel voor iets waar het nooit voor bedoeld is, namelijk om je emotionele bevrediging te geven, of om je beter of superieur te laten voelen, of om wat voor verkeerde bedoelingen. Het verkeerd gebruik van voedsel, dáár wordt tegen gesproken. En zo spreekt dit ook niet tegen geld. Het zegt helemaal niet dat je niet moet werken en geen geld ontvangen voor het werk dat je doet. Maar het zegt: maak niet de rijkdom of de inhoud van je salarisstrook tot het dóel van je werk! 
Sommigen van jullie zijn nu buiten mate geshockeerd. ‘Zeker wel, dat is de énige reden dat ik werk!’ Maar dat zou niet de enige reden moeten zijn dat je werkt. 

Laat me je nog wat andere schriftgedeelten geven die hierbij passen. Je kunt beter je bijbel pakken en dit opzoeken, want anders zou je gewoon niet geloven dat dit in je bijbel staat. Maar kijk eens naar Efeziërs 4:28 dat zegt: Wie een dief was, stele niet meer, maar spanne zich liever in om met zijn handen goed werk te verrichten, opdat hij iets kan mededelen aan de behoeftige. Merk op dat dit vers zegt: laat wie een dief was, die stal, niet langer stelen, maar gaan werken met zijn handen. Iets dat goed is doen. Het contrasteert stelen met werken. Je kunt het ook zó stellen, dat als je niet werkt, en luister alstublieft goed naar me, omdat sommigen van jullie niet zullen luisteren en niet met je hart gaat horen en aanstoot nemen aan wat ik zeg, maar dit móet gezegd worden, omdat dit tegenwoordig verkeerd begrepen wordt. Maar als jij niet werkt, en maar profiteert van de maatschappij, dan ben je een dief. Je neemt alleen maar. Stop daarmee en ga aan het werk. 

Ik zet hier wel een 'p.s.' neer. Iedereen kan tijdelijk in een situatie komen dat hij hulp nodig heeft. Iedereen kan ontslagen worden, iedereen kan hulp nodig hebben als je bezig bent een andere baan te krijgen. Ik zeg niet dat dat zonde is, dat het verkeerd is als je ooit eens hulp van iemand aanvaardt, of het nu van een individu is óf van de regering. Iedereen kan in een situatie terecht komen waarin je een tijdje hulp nodig hebt. 

Maar ik zeg wel dat deze bijstandsmentaliteit, waarin mensen denken dat de regering, de maatschappij en alle andere mensen aan hen iets verplicht is, en dat jij wel thuis kunt blijven zitten en steun trekken terwijl je niet gehandicapt bent, om geen andere reden dan dat je er beter aan toe bent om thuis te zitten en steun te trekken dan te werken bij McDonalds. Dat is een bijstandsmentaliteit die in feite stelen is. Dat is profiteren van andere mensen en de Schrift zegt: doe dat niet. Steel niet meer, maar ga veeleer werken, arbeid met je handen. En let op wat het zegt: ‘opdat hij iets kan mededelen aan de behoeftige.’ Dit vers maakt heel helder dat de reden waarom je werkt, is om je in staat te stellen om een gever voor andere mensen te zijn. Wat een radicaal idee! 

En sommige mensen denken: ‘Dit werkt zo niet in het echte leven, jullie predikers kunnen het mooi vertellen, maar als het er echt om gaat, werkt dat niet.’ Nou het werkt wél. Ik heb dit zien werken in mijn leven. Ik ben niet altijd prediker geweest en ik heb gezien hoe God mij voorspoedig maakte. Ik heb het zien werken in de levens van honderden en duizenden andere mensen. Het is een Bijbels principe en het wérkt! Hoe moeilijk het misschien voor sommigen ook te begrijpen is. Maar de reden waarom je werkt is niet voor jóuw behoeften, maar veeleer zodat jij een zegen kunt zijn voor andere mensen. Als jij zover weet te komen dat je doet wat de Schrift zegt in Mattheüs 6:19-33, dat je éérst het koninkrijk van God zoekt en zíjn gerechtigheid, dan zullen ál die dingen aan je toegevoegd worden. 

Het is Jezus die hier spreekt en dit is echt krachtig. Ik moet dit vooraf zeggen, omdat velen van jullie dit niet gaan snappen. Ik vind het vervelend om het toe te moeten geven, maar ik zeg je dat er een openbaring van God nodig is, een bovennatuurlijk bekrachtiging van je begrip om te begrijpen wat ik hier ga zeggen. Want voor de meeste mensen gaat dit helemaal boven de pet. Voor de meeste mensen gaat het erom, dat de reden dat zij werken is, dat ze dat geld moeten hebben om de betaling op hun huis te doen, hún auto af te betalen, hún verzekeringspremie, om voedsel en kleding te kopen en al die dingen te doen. Dat is de drijvende kracht achter het werken van mensen. 

Maar ik verzeker je, dat als jij zo denkt, dus dat werk helemaal gaat over dat jij je geld kunt krijgen om jouw rekeningen te betalen, dan frustreer je jezelf. Daarom raak je ook ontmoedigd, daarom word je op maandag wakker en noemt het ‘blauwe maandag’ omdat je naar je werk móet. Dat is gewoon niet de manier waarop God wil dat je leeft. Er is een andere manier van leven. Je kunt zover komen dat je werkt en doet waar God je toe geroepen heeft. En ik wilde dat ik tijd had om daarover te onderwijzen. Ik heb onlangs een serie studies gemaakt over ‘je bestemming vinden’. Sommigen van jullie doen niet eens waar God je toe geroepen heeft om te doen. Als je niet zeker weet dat je aan het doen bent waar God je toe geroepen heeft, is er geen schijn van kans dat het werk en het beroep dat je doet, ooit bevredigend zal zijn.

Laten we eens aannemen dat dit is waar God je toe geroepen heeft. En dat de reden dat je het doet alleen maar is, dat je je salaris ontvangt, om je eigen behoeften te vervullen, dan schend je een aantal bijbelverzen. Kijk ook eens hier naar Mattheüs 6:19 waar staat: ‘Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar maakt en waar dieven inbreken en stelen.’ We gaan nog wat andere verzen behandelen, maar laten we eerst hier een moment over nadenken. Dit zegt: ‘Verzamel niet voor jezelf schatten op aarde, waar dieven inbreken en stelen, en motten en roest ze aantasten.’ Wil dit zeggen dat je geen bankrekening mag hebben? Betekent dit dat je geen spaartegoed zou moeten hebben? Betekent dit dat je geen erfenis mag achterlaten voor je kinderen en je achterkleinkinderen? Ik kan je heel wat schriftgedeelten laten zien die erover spreken dat een godvrezend mens een erfenis zal achterlaten. Niet alleen aan zijn eigen kinderen, maar ook aan zijn kleinkinderen. Om een erfenis achter te laten, betekent dat je meer geld moet hebben dan je nodig hebt om van te leven. Dat je dus extra verzameld hebt, zodat je niet alleen de eerste generatie kunt zegenen, maar ook de tweede generatie. Dat spreekt over een behoorlijk niveau van financiële voorspoed.

Maar hoe valt dat te rijmen met die schriftgedeelten. De manier waarop ik het zie is dat als jij een erfenis achterlaat en een spaartegoed opbouwt, dan hangt het ervan af, of je dat voor jezelf doet. Of je het doet uit angst en omdat je bang bent dat je een of ander fysiek probleem gaat krijgen als je oud wordt en zo. Het is allemaal gemotiveerd uit angst en zelfzucht en op jezelf gericht. Ik geloof dat dat een verkeerde motivatie is. Maar als je een reserve hebt opgebouwd - laten we zeggen dat je vertrouwt dat God voor je zal zorgen, maar als je ergens op een terrein tekortschiet - dan hoef je in ieder geval niet je kinderen tot last te zijn, omdat je geld achter de hand hebt. Dat kun je doen, zodat je een zegening voor andere mensen bent. Dat zou een juiste motivatie zijn. Als je geld verzamelt, opdat je een erfenis kunt achterlaten voor je kinderen en kleinkinderen, dan is dat geen schatten verzamelen voor jezelf. Dat is schatten verzamelen voor andere mensen. 

Nogmaals, je kunt deze verzen nemen en op zo’n strakke bekrompen manier interpreteren dat het betekent dat je nooit enig geld mag hebben en alles weg moet geven. Maar dat tast vele andere schriftgedeelten aan, die erover spreken dat je geld verzamelt voor je kinderen en kleinkinderen. Wat betekent het dan? Ik denk dat de sleutel helemaal ligt in het motief. Wil jij geld verzamelen zodat je zult zijn als de man waarover Jezus sprak, die grotere schuren wilde bouwen en zeggen: ‘Eet en drink, want je hebt goederen opgeslagen voor vele dagen. Eet, drink en wees vrolijk.’ 
Nee, dat is de verkeerde instelling. Maar als je deze reserves opbouwt, zodat je een zegen kunt zijn voor je kinderen en kleinkinderen, zodat je overvloedig hebt voor iedere goede behoefte, dan is daar niets verkeerd aan. Dit spreekt helemaal niet tegen dat je geen geld zou mogen hebben, dit spreekt erover dat je geld alleen maar voor jezelf gebruikt en je vertrouwen en zekerheid stelt in het geld dat je opzij hebt gelegd, in plaats van in de Heer. En als je dát doet, dan zul je merken dat je diep teleurgesteld zult zijn in de resultaten. 

In vers 20 staat: ‘maar verzamelt u schatten in de hemel, waar noch mot noch roest ze ontoonbaar maakt en waar geen dieven inbreken of stelen.’ Sommige mensen vragen zich af: hoe bouw je een vermogen op in de hemel? Nou, dat doe je door goede werken, en ook, en daar zal ik dieper op ingaan, dat je geld kunt nemen, dat tijdelijk is en op een dag door vuur zal vergaan, en dat kunt omzetten in iets eeuwigs, door het in iemands leven te zaaien. Vooral om het evangelie te prediken. Als jij geeft voor de verspreiding van het evangelie en voor die mensen die de waarheid verkondigen, en de mensen worden wedergeboren en genezen en bevrijd en vrijgezet, en God werkt in hun leven omdat ze de waarheid te horen hebben gekregen, dan heb je dat geld genomen en door die persoon uit te zenden om het evangelie te prediken heb je iets wat tijdelijk is, vleselijk, wat zal verbranden, omgevormd in iets eeuwigs. Een veranderd leven dat je de hele eeuwigheid goed zal doen. Je kunt dus wel degelijk schatten in de hemel verzamelen. 

In vers 21 staat: ‘Want, waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.’ En het gaat verder met te zeggen: ‘22 De lamp van het lichaam is het oog. Indien dan uw oog zuiver is, zal geheel uw lichaam verlicht zijn; 23 maar indien uw oog slecht is, zal geheel uw lichaam duister zijn. Indien nu wat licht in u is, duisternis is, hoe groot is dan de duisternis!’ Waar deze verzen over gaan, is dat als je oog zuiver is, dat spreekt over je focus, waar je op gericht bent, als dat op God gericht is, dan zul je met zijn licht doorstroomd worden. Hij zal je wijsheid geven, richting, leiding, en je zult de kracht en de zalving van God binnenin je hebben stromen. Je leven zal meer vervuld zijn, en je bent meer voorspoedig. Maar als je oog boos en slecht is, het vorige vers sprak over een zuiver oog, maar dit vers zegt: als je oog slecht is, dat houdt dus in dat alles wat niet zuiver op God gericht is, slecht is. 

Mensen, dit is iets dat moeilijk over te brengen is, omdat dit volkomen buiten de grenzen ligt van de manier waarop de meeste mensen denken. De meeste mensen denken werkelijk dat hun leven in principe van hén is, en wat ze doen om aan de kost te komen, is ook in principe van hen. Wat ze met hun geld doen is in principe van hen. En God geven ze alleen maar als blijk van erkenning. Ze geven Hem tien procent, ze gaan misschien een uur per week naar de kerk, als ze erg religieus zijn. En ze denken dat ze God een grote dienst bewijzen door dat te doen. Als je een heel erg religieus persoon bent, dan geef je God ook nog eens 5 tot 10 minuten tijd per dag. En wij denken dat wij God een geweldige dienst hebben bewezen. En dan besteden we de rest van de 16 uur per dag dat wij wakker zijn om te doen wat wij maar willen. Ik bedoel, we geven God 5 tot 10 minuten en één dag in de week. We geven hem een tiende van onze tijd en dan vinden we dat we érg gul zijn geweest van onze kant. 

Maar de waarheid is dat het de bedoeling is dat ons hele léven aan God is overgegeven. We zouden éénduidig op God gericht moeten zijn. En zelfs al geven we maar 10% van onze inkomsten en nog offers daarboven, misschien 15 tot 20% van onze inkomsten aan de Heer, maar in feite beschouwen we het allemáál als zijnde van Hem. En het moet éénduidig zijn dat álles wat we doen voor de glorie van God is. Wat je ook eet of wat je ook drinkt, 1 Korintiërs 10:31 zegt: ‘Of gij dus eet of drinkt, of wat ook doet, doet het alles ter ere Gods.’ Je eten, je drinken, je leven, je doodgaan, alles wat je doet in je leven zou éénduidig gericht moeten zijn op God. Dáár spreken deze verzen over. En in vers 24 staat dan: ‘Niemand kan twee heren dienen, want hij zal òf de ene haten en de andere liefhebben, òf zich aan de ene hechten en de andere minachten; gij kunt niet God dienen èn Mammon.’ Wat een oud Nederlands woord is voor geld. 

Als dit allemaal waar is, en wij álles over moeten geven aan God, dan komt de vraag natuurlijk op, hoe kan ik dan overleven. Hoe zal in mijn behoeften en noodzakelijkheden worden voorzien. Als ik alles voor de zaak van de Heer doe, wie gaat dan mijn huur betalen? Wie gaat voor mij kleding kopen. Wat moet ik dan eten? Waar kan ik dan slapen? En daarom begint Hij dan ook met de verzen die volgen en zegt: ‘25 Daarom zeg Ik u: ‘Weest niet bezorgd over uw leven, wat gij zult eten [of drinken], of over uw lichaam, waarmede gij het zult kleden. Is het leven niet meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding?’ Ik heb geen tijd alle verzen door te nemen. Daarom spring ik over naar vers 33. Nadat Hij heeft gesproken: maak je geen zorgen over al dit soort dingen, zegt Hij in vers 33: ‘ Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden. Wat bedoelt Hij met ‘alles’? Dat zijn al die dingen die Hij opnoemde in vers 25 tot en met 32. Waar je zult slapen, wat je zult eten, wat je kleding zal zijn. God zal je al deze dingen bovennatuurlijk schenken. 

Als jíj op de eerste plaats aan God denkt, als jij God op de eerste plaats stelt dat je in je financiën eerst aan andere mensen geeft, dan zal God beginnen bovennatuurlijk in jóuw behoeften te voorzien. En hoe doe je dat dan? Dit heeft gewoon een openbaring van God nodig. Ik bid dat de Heilige Geest nu op dit moment je hart zal openen en je helpen te begrijpen wat ik je ga zeggen. Want dit is gewoon zó anders dan de manier waarop de meeste mensen denken, dat het natuurlijke verstand gewoon niet zo kan denken. Tenzij je geestelijk gezind wordt en de Heilige Geest dit aan je duidelijk maakt, zal dit boven je pet gaan. Dus zet alstublieft je geestelijke voelsprieten uit, open alstublieft je hart. Als je ergens anders mee bezig ben, let op, schenk hier aandacht aan. Omdat dit een waarheid is die je leven kan veranderen. Maar het kan gewoon niet met alleen je verstand begrepen worden, je moet je hart dit laten bevatten. Dit is Mattheüs 6:19-34. En wat hier in principe staat is: denk éérst aan God. Je kunt gewoon niet tegelijkertijd God dienen én Mammon. Dat staat hier in vers 24. 

En hoe doe je dat dan? Als je moet kiezen tussen die twee, betekent dat dan dat je God moet dienen, en als je God dan dient, dat je nooit enig geld zult hebben? Hoe moet jij je rekeningen betalen als je God op de eerste plaats zet en Hem met je hele hart zoekt? Nou, het antwoord daarop is in de volgende verzen gegeven. Nadat Hij in vers 24 heeft gezegd dat je niet én God én de Mammon kunt dienen, zegt Hij in vers 25 ‘Dáárom’, omdat je dus niet én God én de Mammon kunt dienen. Je zult tussen die twee moeten kiezen. Het ligt voor de hand dat we God moeten kiezen, maar hoe ga ik dan overleven? Wie gaat er voor mij zorgen. We gebruikten dat vers uit Efeziërs 4:28: steel niet langer, maar werk met je handen, zodat je iets hebt te geven aan degene die iets nodig heeft. Als ik ga werken, niet om míjn rekeningen te betalen, maar zodat ik een zegening voor anderen kan zijn, wat gaat er dan met mij gebeuren? Hoe worden mijn rekeningen dan betaald? Mattheüs 6:25: ‘Dáárom…’ zó werkt het dan: ‘25 Daarom zeg Ik u: ‘Weest niet bezorgd over uw leven, wat gij zult eten [of drinken], of over uw lichaam, waarmede gij het zult kleden. Is het leven niet meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding? 26 Ziet naar de vogelen des hemels: zij zaaien niet en maaien niet en brengen niet bijeen in schuren, en toch voedt uw hemelse Vader die; gaat gij ze niet verre te boven?’

Wat Hij hier in principe zegt, is: ‘Kijk naar de natuur, naar de vogels’. Heb je ooit een krantenkop gelezen, dat er gisteren één miljoen vogels van de honger zijn gestorven? Nee, zoiets lees je niet en zul je ook niet lezen, omdat God voor de vogels zal zorgen. Als God al zó zorgt voor een piepklein vogeltje, hoeveel te meer voor een mens, die is gemaakt naar Zijn beeld en gelijkenis. We zouden genoeg vertrouwen en zekerheid in God moeten hebben, en in Zijn goedheid, zodat wij zullen erkennen: God zal voor ons zorgen. 

En Hij zegt in vers 27: ‘Wie van u kan door bezorgd te zijn één el aan zijn lengte toevoegen?’ Met andere woorden, al je zorgen en gepieker over hoe je de eindjes aan elkaar moet knopen - en hoe betaal ik het schoolgeld en de studie van mijn kinderen, en hoe kan ik me ooit een vakantie veroorloven en hoe moet ik ál die dingen doen - Hij zegt: kun je door te piekeren drie centimeter aan je lengte toevoegen? 

Vers 28: ‘En wat zijt gij bezorgd over kleding? Let op de leliën des velds, hoe zij groeien: 29 zij arbeiden niet en spinnen niet; en Ik zeg u, dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet bekleed was als een van deze. 30 Indien nu God het gras des velds, dat er heden is en morgen in de oven geworpen wordt, zó bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden, kleingelovigen?’ Oh mensen, wat een radicale uitspraak. Wij denken dat wij móeten piekeren over deze dingen. Hoe ga ik de eindjes aan elkaar knopen, hoe ga ik dit doen. En we moeten ervoor gaan zitten en plannen, en al die dingen doen. En daarom, de uitspraak in vers 24, dat je niet én God én de Mammon kunt dienen, in vers 22 en 23, dat je eenduidig op God gericht moet zijn, dat je Hem met je hele hart moet dienen, niet alleen maar symbolische toewijding. Geef Hem niet maar één uur per week, maar geef Hem je volledige toewijding, alles wat je hebt. Financieel en alle andere dingen. Werk niet voor de vervulling van je eigen behoeften, maar zodat je de roeping van God in je leven kunt vervullen en gebruik dat geld om andere mensen te zegenen. 

Als je dat doet, hoe moet je dan overleven? Nou, kijk naar de leliën des velds, die zwoegen niet, die werken niet. Maar kijk eens naar ze. Salomo in al Zijn glorie was nooit zó mooi gekleed als de leliën des velds. Als God zoiets al doet voor het gras dat er vandaag is en morgen is verdwenen, hoeveel meer zal God niet voor jou zorgen? In vers 31 zegt Hij: ‘Maakt u dan niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleden? 32 Want naar al deze dingen gaat het zoeken der heidenen uit.’ Als je dit vertaalt naar onze moderne situatie zou je kunnen zeggen: naar al deze dingen zoeken de ongelovigen. Er zou verschil moeten zijn tussen een christen en een niet-christen. Iemand die een relatie met God heeft en iemand die dat niet heeft. Zelfs op het gebied van onze financiën zou er verschil moeten zijn. 
Wij zouden zo niet bezig moeten zijn, op zoek naar geld, en worstelen en strijden op de manier zoals een ongelovige dat doet. Wij hebben een verbond met God, dat onze voorspoed ingesloten heeft. God wil dat je voorspoedig bent. 

Psalm 35:27 zegt: ‘Laten jubelen en zich verheugen, wie mijn rechtvaardiging begeren; dat zij bestendig zeggen: De HERE is groot, die welgevallen heeft aan het heil van zijn knecht.’ (Dit zegt dat God een diepe vreugde heeft in het heil=shalom, dat is volledigheid, welzijn, gezondheid, vrede van zijn knecht) God is blij als jij voorspoedig bent en God is dus niet blij als je niet voorspoedig bent. God wil dat je voorspoedig bent. God is vóór jou. Omdat dit allemaal waar is, en wij een relatie met God hebben, zou er dan geen verschil moeten zijn tussen een christen die God kent, die een vriend van God is, die de gunst en zegen van God op zijn leven heeft? Zou er niet een verschil moeten zijn tussen een christen en een niet-christen op het gebied van financiën? Als God vóór ons is en blij is met onze voorspoed, waarom zíen we dan niet meer voorspoed? 

Nou, daar zijn een aantal oorzaken. Eén daarvan is dat we de waarheid hierover niet kennen en een vooroordeel tegen voorspoed hebben, en denken dat het slecht is dat wij geld hebben. Dat zal de stroom van de dingen van God belemmeren. En dan is ook ons motief verkeerd. Soms zijn christenen net zo begerig, en willen ze alle dingen hebben op dezelfde manier als niet-gelovigen doen. Maar hebzucht is afgoderij zoals Kolossenzen 3:5 zegt. Wij moeten dus onze motieven reinigen, en dan zijn er nog een paar andere dingen die wij moeten doen. Maar in principe maakt Hij deze vergelijking, dat als God voor al deze dingen zorgt voor de ongelovigen, hoeveel te meer zal Hij niet voor jou zorgen. En in vers 32 zegt Hij: ‘Want naar al deze dingen gaat het zoeken der heidenen uit. Want uw hemelse Vader weet, dat gij dit alles behoeft.’ En wat is dan het antwoord daarop? Vers 33 zegt: ZOEK EERST Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles... - sprekend over wat je eet, waar je slaapt, wat je kleding zal zijn, al je fysieke behoeften. God zal daarvoor voor jou zorgen, als jíj zorgt voor andere mensen. 

Dit is een waarheid waarvoor je gewoon je hart moet openen en de Heilige Geest je dit laten openbaren. Ik heb het niet over alleen maar de handelingen doen, omdat de een of andere prediker het gezegd heeft en je het dus gaat proberen, maar je gelooft het niet echt, je gaat het maar eens doen, al is het niet anders dan om aan te tonen dat ik fout zit. Als dát jouw instelling is, dan zul je hard op je gezicht vallen. Maar als jij een echte openbaring krijgt, door God op de eerste plaats te stellen, dat God bovennatuurlijk voor jou zal gaan zorgen, dan zal het je leven totaal en revolutionair veranderen. 

Wat de meesten van ons doen, is: gaan werken. Ik bedoel, we werken echt hard en we doen al die dingen. We hebben rommelmarkten en verkopen zelfgemaakte spulletjes op internet, we werken twee baantjes. We schrapen en sparen, we kopen zuiniger auto’s. We doen ál die dingen om te proberen geld te vergaren. Maar het gaat in werkelijkheid allemaal om óns, en te voorzien in ónze behoeften, en dat wij zorgen voor onze eigen verantwoordelijkheden. En als we dát voor elkaar krijgen, en nog iets overhouden, dan zijn we blij dat we het aan God kunnen geven. En dan zijn we blij om te zeggen: ‘Hier God, dit is er over. Ik houd van U en wil U eren, maar dit is alles wat is overgeschoten nadat mijn behoeften zijn vervuld.’ Je zult niet zo openlijk zijn en het precies op die manier zeggen, maar ik garandeer je dat dit precies de manier is waarop de grote meerderheid, zelfs van de christenen denkt. Het gaat allemaal over ons geld en hoe het te gebruiken om onze behoeften te voorzien. 

Maar de Schrift, en de schriftplaatsen die ik allemaal genoemd heb, keren dit eigenlijk volledig andersom. De schriftuurlijke methode is éérst het koninkrijk van God zoeken met jouw financiën. Te werken zodat je iets te geven hebt aan hem die behoeftig is. Efeziërs 4:28. Daar gaat het allemaal om. En als wij dit echt werkelijk doen, en dan bedoel ik niet alleen maar de handelingen uitvoeren, maar uit ons hart en zeggen: ‘God, ik wil geven, ik wil een zegen zijn, ik wil voorspoedig zijn, zodat ik andere mensen kan helpen. Dat is mijn doel. Dat is het voornaamste doel. Dat is het allereerste ding. Sls je dat werkelijk doet – en houd je maar stevig vast, want dit gaat een openbaring worden voor sommigen van jullie – maar als je werkelijk díe instelling kunt krijgen, dan zal God beginnen beter in jouw behoeften te gaan voorzien door 'toevallige' omstandigheden, dan jij zelf ooit maar doelbewust zou kunnen. Als jij zover komt dat je éérst het koninkrijk van God zoekt, in je geven, in je financiën, dan zal God je voorspoedig maken en voor jou zorgen. En God is El-Shaddai, niet El-Cheapo. Hij laat je heus niet wonen in een kartonnen doos. God woont op een plek waar de straten met goud zijn geplaveid, waar de poorten uit een parel van één stuk zijn gemaakt, waar onnoemelijke rijkdom is. God is niet goedkoop. 

Als jij tot het punt komt, dat je niet langer werkt om jóuw behoeften te vervullen, maar op de éérste plaats en boven alles werkt om God te verheerlijken in je baan, een dienst verleent die mensen zegent en vervolgens het geld dat daaruit voortkomt neemt en allereerst aan God geeft – als jij éérst het koninkrijk van God stelt, als je dát gaat doen, zal het een bovennatuurlijke stroom naar jou op gang brengen, waarin God je voorspoedig maakt. En zoals ik al heb gezegd, Hij is niet goedkoop. Hij zal je zegenen, en jij zult merken dat jouw behoeften bovennatuurlijk worden vervuld. 

Ik kwam eens een man tegen, die mij een auto had gegeven. Hij had mij een auto gegeven, en een paar pakken en verschillende dingen. En ik was er eigenlijk erg verlegen mee. Ik leefde op een hoger niveau van voorspoed dan ooit tevoren in mijn leven. En ik dacht: ‘Wat zullen de mensen wel van me vinden. Ik ben een prediker met een gloednieuwe auto. Een heel mooie nieuwe auto.’ Ik dacht wat zullen de mensen wel van me denken. En ik zei daar wat van en deze man zei tegen mij: ‘Als je er verlegen mee bent, met jouw niveau van voorspoed, dan ben je nog niet echt aangehaakt op Gods systeem.’ En weet je, dat raakte echt een snaar in mij. Er zijn een heleboel mensen, kan ik je verzekeren, mensen komen in je huis, kijken naar de dingen die je hebt, en daar is helemaal niets om je voor te schamen aan. Als er iets is om je voor te schamen, is het dat je verlegen bent met hoe armoedig het is. Maar niemand gaat zitten denken wat heb jij toch veel spullen. Als jij in Gods systeem aanhaakt en het koninkrijk van God op de eerste plaats stelt, dan zal God je gewoon zegenen. 

Ik kan je persoonlijke getuigenissen geven. Ik heb al eens verteld dat mijn vrouw en ik, als ik het goed geteld heb, wel 6 auto’s hebben weggegeven en minstens zoveel auto’s zijn voor ons gekocht en aan ons gegeven. En dan bedoel ik echt mooie auto’s. En voorheen bekritiseerden mensen mij omdat ik in een mooie auto reed. Wat zou ik dan moeten doen? Een gratis gloednieuwe mooie auto afwijzen en iets oud en lelijks gaan kopen? Mijn eigen inkomsten aantasten, zodat ik er nederig uitzie en acceptabel wordt in de ogen van religieuze vooringenomen en bevooroordeelde mensen? Man, dat is gewoon dom. Als je andere mensen op de eerste plaats begint te stellen en begint te geven, dan zal God bovennatuurlijk voor jou beginnen te zorgen. 

Laat me je nog een schriftvers geven uit 2 Korintiërs 9. In vers 8 staat: En God is bij machte alle genade in u overvloedig te schenken, opdat u, in alle opzichten te allen tijde van alles genoegzaam voorzien, in alle goed werk overvloedig moogt zijn. Kijk hier zorgvuldig naar. Waarvóór is het dat God alle genade overvloedig gaat schenken, zodat je van alles genoegzaam voorzien bent met alle dingen. Waarom gaat Hij dat voor je doen? Het gaat verder met te zeggen: opdat je in élk goed werk overvloedig kunt zijn. God wil je voorspoedig maken, niet omdat jij zo nodig jouw behoeften vervuld krijgt, maar veeleer wil Hij je voorspoedig maken, zodat jij een zegen kunt zijn, zoals Hij Abraham vertelde in Genesis 12:2: ‘Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken, en gij zult tot een zegen zijn.’ Voor je tot een zegen kunt zijn, zul je eerst zelf gezegend moeten zijn. Voor je iets aan iemand anders kunt geven, zul je het eerst zélf moeten hebben, voordat je kunt geven. God wil je dus voorspoedig maken, zodat je altijd in alles voldoende hebt. Voor wat? Om overvloedig te zijn in ieder goed werk. 

Dit is een definitie van wat bijbelse voorspoed is. Dat zit niet in hoe groot je huis is, niet in de auto’s die je hebt, de kleding of juwelen, of dat soort dingen. Maar weet je wat voorspoed definieert? Volgens 2 Korintiërs 9:8 is dat om jou in staat te stellen overvloedig te zijn in íeder goed werk. Bijvoorbeeld, je gaat naar een kerk die bezig is met een bouwproject. En het is niet voor het ego van de pastor, maar jullie bereiken de gemeenschap, mensen komen erbij en er is een grotere samenkomstruimte nodig. Of er is een crèche nodig of een christelijke school of zoiets. En als jij weet dat het een goed werk is, maar jij kunt er niet aan geven, omdat je financieel zo krap zit dat je nauwelijks rond komt, dan ben je niet voorspoedig. En het maakt dan niet uit of je een miljoenenbedrijf hebt en ál je geld vastzit en niets beschikbaar is en je de kerk niet kunt helpen om de gemeenschap te bereiken - als je dat soort dingen niet kunt doen, dan ben je niet voorspoedig. 

Voorspoed wordt niet gedefinieerd door wat je houdt, maar door hoeveel je geeft. Ben je overvloedig in elk goed werk? Help je mensen? Daar gaat het allemaal om. Mensen dat is krachtig als je wat ik hier zeg kunt begrijpen en het koninkrijk van God op de éérste plaats stelt, en begint éérst te geven, en vooral aan God, en erkent dat jij als rentmeester van Gods bezittingen Zíjn belangen boven jóuw belangen moet stellen. Hij is degene die jou de middelen heeft gegeven. Hij is degene die jou je talent heeft gegeven en je geboren heeft laten worden in de meest welvarende tijd in de geschiedenis van de aarde. Onvergelijkelijke mogelijkheden voor welvaart en succes. God is degene die jou alles heeft gegeven: het vermogen om deze rijkdom te verkrijgen, zoals staat in Deuteronomium 8:18. God geeft je de kracht om welvarend te worden. God is de bron van die kracht. God heeft het aan je gegeven. Met welk doel? Zodat jij comfortabel kunt leven? En al jouw behoeften vervuld worden? Niet echt. Hij gaf het aan jou, zodat jij een zegen kunt zijn. Maar als je dat bént en het koninkrijk van God op de eerste plaats stelt, maakt de Schrift heel duidelijk dat Hij óók in jouw behoeften zal voorzien. En Hij zal béter in jouw behoeften voorzien dan jijzelf zou kunnen. 

Als jij verder gaat - en vanwege de tijd spring ik gelijk door naar vers 10 - 2 Korintiërs 9:10 zegt: ‘Hij nu, die zaad verschaft aan de zaaier en brood tot spijze, zal u uw zaaisel verschaffen en vermeerderen, en het gewas uwer gerechtigheid doen opschieten.’ 
Merk op dat Hij in vers 10 zegt dat Hij zaad geeft aan de zaaier. Dit gaat niet echt over een boer. Hij gebruikt de illustratie van zaad voor geld. Geld is als een zaad. Als je het plant zal het groeien en vermeerderen. Dit zegt dus dat God geld geeft aan mensen die gevers zijn. Als jij geld tekort komt - dit is een ‘nieuwsbericht’ - dan komt dat omdat je geen grote gever bent. Als jij een gever zou zijn, als jij een zaaier zou zijn, geeft God zaad aan zaaiers. God geeft geld aan gevers. Als jij niet genoeg geld hebt, komt dat omdat je geen gever bent. 

Iemand zegt dan: ‘Dat is dwaasheid, als ik ga geven heb ik nóg minder geld!’ Dat zou waar zijn, als er geen God was. Maar er is wel een God. Die heeft beloofd dat als jij geeft, aan jou gegeven zal worden. Lukas 6:38. Als jij dus geld tekort komt, komt dat omdat jij geen gever bent. God geeft geld áán jou, als Hij het dóór jou heen kan geven. En merk op dat hier in vers 10 staat, dat Hij zaad geeft aan de zaaier én brood aan de eters. God weet dat zaaiers óók moeten eten. Hij zal je nóóit net genoeg geven om te zaaien, maar genoeg om óók te eten, zodat je door kunt gaan en voorspoedig kunt worden terwijl je zaait. God weet dat je moet eten. God weet dat je behoeften hebt. Maar als je éérst het koninkrijk van God zoekt, en Zijn gerechtigheid, al die andere dingen zullen aan je toegevoegd worden. Mensen, dat is krachtig!


Deel 5: De tienden

Vertaald door: Jan Vossen
Andrew Wommack en Andrew Wommack ministries kunnen niet verantwoordelijk worden gehouden voor vertaal en/of interpretatie fouten van de kant van de vertaler. 
Voor reacties m.b.t. de vertaling: familyvossen@versatel.nl
Voor verdere informatie m.b.t. Andrew Wommack en zijn onderwijs: www.awme.net


 

www.vergadering.nu