Bijbelgetrouw, krachtig en praktisch onderwijs van Andrew Wommack
Overzicht van de vertaalde bijbelstudies van Andrew Wommack, klik hier...

Het is Gods wil dat je gezond bent - 3
Andrew Wommack

Deel 1. Genezing maakt deel uit van de verzoening van Christus
Deel 2. Hoe zit het met Paulus' doorn in het vlees?
Deel 3. Waarom geneest niet iedereen?
Deel 4. De wetten van geloof.

Oorspronkelijke titel: God Wants You Well
Als MP3 bestand te downloaden van: www.awmi.net

Inleiding:
Gezondheid is iets wat iedereen wil. Miljoenen dollars worden ieder jaar uitgegeven aan pogingen gezondheid te ontvangen of te herstellen. Het is een basisbehoefte van de mensheid. Iedereen die van ziekte houdt of geniet is geestelijk niet in orde. Maar toch probeert religie ons wijs te maken dat het Gods wil is als wij ziek zijn. Ze probeert ons zelfs wijs te maken dat ziekte een zegening is. Dat is gewoon niet waar. God wil dat jij gezond bent.

Deel 3: Waarom geneest niet iedereen?

Prijs de Heer. Ik ben Andrew Wommack en dit is onze derde tape in een serie van vier die ik aan het maken ben. De titel van de hele serie is: Het is Gods wil dat je gezond bent. Op deze tape spreek ik over: Waarom geneest niet iedereen? Op onze eerste tape heb ik vastgesteld dat genezing een deel is van het verzoeningswerk van Christus. Daarom is het niet slechts een optie, een mogelijkheid, maar een volbrachte zaak. Op onze tweede tape hebben we gesproken over zaken die mensen hebben gebruikt om het geloof dat genezing al door God is verworven te ontkrachten. Ze gebruiken zulke dingen als de doorn in het vlees van Paulus om te beweren dat het Gods wil zou zijn dat we ziek zijn, en dat God het zou gebruiken om iets goeds in ons leven te bewerken. Ik heb getracht dit met het Woord te weerleggen en hopelijk heb je daar al naar geluisterd en ben je het er mee eens. 

Ik geloof werkelijk dat deze eerste twee dingen die ik heb onderwezen een fundament voor genezing zijn. Want als satan je kan misleiden om te geloven dat het Gods wil is dat je ziek bent, en dat het ziek zijn een doel in je leven heeft, en dat God het om een of andere reden gebruikt, dan is het niet mogelijk dat jij dat werkelijk weerstaat, omdat je dan in feite tegen God zou strijden. Het maakt je dus passief. Eén van de verzen die ik al heb gebruikt is Jakobus 4:7 waar staat: ‘Onderwerpt u dus aan God en weerstaat de duivel en hij zal van u vluchten.’ Je zult moeten weerstaan. Het woord weerstaan betekent: er actief tegen vechten. 

Als satan ons in een passieve afwachtende positie kan krijgen, waar we zeggen: ‘Nou, als God het wil’, en wij strijden niet actief tegen hem, kan hij ons overweldigen met ziekte en gebrek en al dat soort dingen. Wij móeten in staat zijn te weten dat als wij tegen ziekte strijden, dat wij dan Gods wil doen, en níet tegen God strijden. Wij zijn dan níet in rebellie tegen een of ander soort ‘correctie’ of ‘bestraffing’ die Hij in ons leven heeft gegeven. En over het algemeen heeft religie vandaag de dag gezegd dat ziekte van God komt, en dat Hij het zou gebruiken om Zijn wil in ons leven te volbrengen, en dat het dus verkeerd is dat wij geloven voor genezing. En dat moet volkomen worden uitgewist vóórdat iemand werkelijk voor zijn genezing kan geloven en ontvangen. Dat zijn dus de fundamenten. 

Als dit eenmaal duidelijk is vastgesteld en iemand dit echt gelooft, betekent dit nog niet dat je automatisch zult genezen. Je moet allereerst geloven dat het Gods wil is, maar vervolgens zijn er nog andere dingen bij betrokken die nodig zijn om genezing te zien manifesteren. En daar gaan we op deze tape over spreken. Als het Gods wil is om te genezen, als Hij dus niet degene is die ziekte op ons legt, hoe komt het dan dat niet iedereen genezen wordt? 

Laat mij op de allereerste plaats dit zeggen. Toen Jezus hier op aarde was, werd ieder persoon die Hem toestond hem te bedienen genezen. Jezus genas hen állen. En Hij deed dat niet maar bij één gelegenheid, Hij deed dat diverse keren. Ik heb ditzelfde bewijs op de eerste tape, getiteld: ‘Genezing maakt deel uit van de verzoening van Christus’ gebruikt. En ik heb deze logica gebruikt, dat Jezus de volmaakte afbeelding van de Vader was en dat Hij zei: ‘Ik doe áltijd wat Ik mijn Vader zie doen.’ Dus reeds het simpele feit dat Jezus állen genas en nooit weigerde wie dan ook te genezen, en nooit iemand een ziekte gegeven heeft, zou al genoeg bewijs moeten zijn dat God niet de auteur van ziekte is. Die logica hebben we al gebruikt.

Laat me ook nog even snel vermelden dat er 17 keer alleen al in de evangeliën wordt verteld dat Jezus álle zieken genas die aanwezig waren. Ik zal alleen maar het boek Matteüs doorlopen. Er zijn hier ook voorbeelden van in Markus, Lukas en Johannes. Maar laten we er alleen in Matteüs een paar van bekijken om het feit vast te stellen dat Jezus hen állen genas. En Jezus is niet veranderd. De Bijbel zegt in Hebreeën 13:8: ‘Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid.’ Híj is niet degene die veranderd is. Het zijn zijn volgelingen die veranderd zijn. Wij vertegenwoordigen de Heer niet op de manier die Hij van ons verlangt. Het is dus niet God die de zieken tegenwoordig niet geneest, maar het zijn zijn volgelingen die het niet doen. Ik denk dat wij op dit terrein echt verzaakt hebben. 

Matteüs 4:23-24 zegt: ‘23 En Hij trok rond in geheel Galilea en leerde in hun synagogen en verkondigde het evangelie van het Koninkrijk en genas alle ziekte en alle kwaal onder het volk. 24 En het gerucht van Hem drong door tot in geheel Syrië; en men bracht tot Hem allen, die ernstig ongesteld waren, gekweld door allerlei ziekten en pijnen, bezetenen en maanzieken en verlamden, en Hij genas hen.’ In deze verzen wordt heel expliciet bedoeld dat álle soorten zieken naar Hem toe werden gebracht en dat Hij ze állemaal genas. Er staat niet dat Hij er enkelen genas, er staat dat Hij hén genas. 

In Matteüs 8:16-17: ‘16 Toen het nu avond werd, bracht men vele bezetenen tot Hem; en Hij dreef de geesten uit met zijn woord en die ernstig ongesteld waren genas Hij allen, 17 opdat vervuld zou worden, hetgeen gesproken werd door de profeet Jesaja, toen hij zei: Hij heeft onze zwakheden op Zich genomen en onze ziekten heeft Hij gedragen.’ Dit vers zegt heel duidelijk dat Jezus állen die ziek waren genas, niet enkelen van hen, maar állen. 

Matteüs 9:35 ‘En Jezus ging alle steden en dorpen langs en leerde in hun synagogen en verkondigde het evangelie van het Koninkrijk en genas alle ziekte en alle kwaal.’
Man, wat een geweldige verklaring. Wij zien dat Jezus hen állemaal genas. Hij had niet maar een paar mensen die ontvingen en dan waren er ook nog anderen die ziek bleven. Jezus genas hen állen. 

Matteüs 12:15 ‘Maar Jezus doorzag het en ging vandaar weg. En velen volgden Hem en Hij genas hen allen.’
Dit spreekt over vele mensen, en Hij genas hen állen. Ik verzeker je dat het Gods wil is dat jij gezond bent. En als wij naar het leven van Jezus kijken, dan genas Hij hen állen. Er is nooit ook maar één persoon geweest die Hij weigerde te genezen. Er waren enkele mensen die weigerden genezing te ontvangen, en daar ga ik later op in. Maar Hij genas íedereen die Zijn bediening maar wilde ontvangen. 

Matteüs 14:14 ‘En toen Hij uit het schip ging, zag Hij een grote schare, en Hij werd met ontferming over hen bewogen en genas hun zieken.’ 
Matteüs 14:34-36 ‘En toen zij overgestoken waren, kwamen zij in Gennesaret aan land. 35 En zodra de mannen van die plaats Hem herkend hadden, zonden zij bericht in die gehele omgeving, en men bracht tot Hem allen, die ernstig ongesteld waren, 36 en zij smeekten Hem, dat zij alleen maar de kwast van zijn kleed mochten aanraken. En allen, die Hem aanraakten, werden behouden.’ 

Matteüs 15:30-31 ‘En vele scharen kwamen bij Hem, die lammen, kreupelen, blinden, stommen en vele anderen bij zich hadden, en zij legden die aan zijn voeten neer. 31 En Hij genas hen’ - ook hier impliceert het dat Hij hen allemaal genas en er niet een oversloeg, want in vers 31 staat het gevolg: ‘zodat de schare zich verwonderde, want zij zagen stommen spreken, kreupelen gezond, lammen lopen en blinden zien. En zij verheerlijkten de God van Israël.’

Er zijn mensen die beweren dat het wonderbaarlijk genezen mensen ook van de duivel kan zijn. Iets wat heerlijkheid brengt aan God kan niet van de duivel zijn. Het is niets dan een uitvlucht en een zelfrechtvaardiging voor hun eigen machteloosheid. Het is een manier om zichzelf recht te praten en ze doen het om hen te veroordelen die het voorbeeld volgen van Jezus.

Matteüs 19:2 ‘En vele scharen volgden Hem en Hij genas hen aldaar.’ Matteüs 21:14 zegt: ‘En in de tempel kwamen blinden en lammen tot Hem en Hij genas hen.’ 

Dit zijn enkele van die 17 afzonderlijke voorbeelden in het evangelie, waar Jezus íedereen die tot Hem kwam genas. En omdat Hij zei dat Hij precies deed wat Hij de Vader zag doen, want Hebreeën zegt dat Hij de volmaakte afspiegeling van de Vader was, laat dit duidelijk zien dat het Gods wil is om hen allemaal te genezen.

Maar waarom zien wíj dan niet ieder persoon genezen? Dat is een heel goede vraag. Ik zeg je dat het een eenvoudige vraag is, maar er is een ingewikkeld antwoord op. En ik ga de rest van deze tape besteden om die te beantwoorden. Jezus’ discipelen stelden Hem in feite precies dezelfde vraag. In Matteüs 17:19 staat: ‘Toen kwamen de discipelen bij Jezus en zeiden, toen zij met Hem alleen waren: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitdrijven?’ 

Ik wil je hier even de achtergrond van geven. In het eerste deel van dit hoofdstuk 17 van Matteüs had Jezus drie van Zijn discipelen, Petrus, Jakobus en Johannes meegenomen een berg op. En daar werd Hij getransformeerd. Hij begon er letterlijk licht uit te stralen. De Shekina, de glorie van God, een wolk, overschaduwde Jezus en deze drie discipelen en er kwam een hoorbare stem uit de wolk die zei: ‘Dit is Mijn geliefde Zoon, luister naar Hem.’ Dit was dus een wonderbaarlijk moment met de Heer. Dit was waar Elia en Mozes verschenen en met Jezus spraken over Zijn kruisiging die snel zou komen. En de discipelen zagen dit allemaal. 
En er staat in Matteüs 17:14 dat toen zij weer naar beneden kwamen naar de menigten: ‘En toen zij bij de schare gekomen waren, kwam iemand tot Hem, knielde voor Hem neder, en zei: 15 Here, heb medelijden met mijn zoon, want hij is maanziek en hij is er slecht aan toe; want dikwijls valt hij in het vuur en dikwijls in het water. 16 En ik heb hem naar uw discipelen gebracht en zij hebben hem niet kunnen genezen.’
Terwijl Jezus dus met die drie discipelen op de berg was, waren de andere discipelen beneden gebleven. En daar was een man die een zoon had, en die was wat de Bijbel hier maanziek noemt. Ik heb dit bestudeerd en de meeste mensen denken dat dit een soort toeval was. Dat wordt beschreven in Markus’ verslag van ditzelfde voorval, Markus 9, waar staat dat hij vaak in het vuur of in het water geworpen werd. Het beschrijft dus iets als een toeval, zoals epilepsie. 

De vader van deze jongen bracht hem dus naar de discipelen van Jezus om die demon uit te drijven. En het lukt hen niet. En kijk eens naar de reactie van Jezus hierop in Matteüs 17:17. ‘Jezus antwoordde en zei: O, ongelovig en verkeerd geslacht, hoelang zal Ik nog bij u zijn? Hoelang zal Ik u nog verdragen? Breng hem Mij hier.’ Ik wil graag dat je ziet dat Jezus niet blij was met het onvermogen van Zijn discipelen om deze genezing te bewerken. Met andere woorden, het toont nogmaals aan dat als Jezus er was geweest, Hij deze jongen zou hebben genezen. En even later deed Hij dat ook. En Hij was helemaal niet tevreden met het onvermogen van de discipelen om deze situatie af te handelen. 

Dat is een totaal andere houding dan de meeste mensen van tegenwoordig hebben. De meeste mensen zullen kritiek hebben op mijn onderwijs in deze tape, omdat ik leer dat het Gods wil is om ieder individueel persoon te genezen. En in de poging om uit te leggen waarom we mensen tegenwoordig niet zien genezen, is één van de overduidelijke redenen dat mensen tegenwoordig God hier niet voor geloven. Wij functioneren in ongeloof. En in plaats van dit te aanvaarden zijn er mensen die mij bekritiseren en beweren dat ik niet bewogen zou zijn: ‘Jij bekritiseerd mensen en jij zou een meer bewogen houding moeten hebben. Je zou mensen moeten zeggen: ‘Oh, je doet het zo goed als je kunt, dat is prima.’

Maar hoe reageerde Jezus? Toen Jezus merkte dat de discipelen dit niet af konden handelen, zei Hij: ‘O, ongelovig en verkeerd geslacht, hoelang zal Ik nog bij u zijn? Hoelang zal Ik u nog verdragen? Breng hem Mij hier.’ Denk je werkelijk dat Jezus op ons tegenwoordig met meer begrip zou reageren? Denk je dat Jezus nu veranderd is en nu niet meer wil dat wij genezing aan mensen bedienen? Absoluut niet. 

Ik verzeker je. De Heer houdt van ons. Daar ben ik van overtuigd. Maar ik schiet tekort en zie ik niet iedereen genezen worden. Ik heb mensen zien sterven die mij heel nabij stonden, mensen die ik met mijn hele hart heb liefgehad. Daar heb ik gedeeltelijke verantwoordelijkheid voor moeten aanvaarden. Het is een gecompliceerde zaak en ik zeg niet dat het allemaal míjn schuld is, of dat het allemaal hún schuld is, of wie zijn schuld dan ook maar. We zijn nog steeds aan het leren, maar ik wéét dat het Gods wil voor deze mensen was dat ze zouden genezen. 

Ik heb mijn vader zien sterven toen ik 12 jaar oud was. Ik zag een meisje waar ik onofficieel mee verloofd was, ik bedoel dat ik nog niet écht met haar verloofd was, maar ik was in Vietnam en de mensen zeiden dat ik met haar verloofd was, maar we hadden er wel over gesproken. Ik zag haar sterven toen ik bij haar was. Ze stikte in haar eigen bloed. En we zijn daar uren aan het bidden geweest en geloofden dat zij uit de dood zou worden opgewekt. 
Ik begrijp dat mensen de verantwoordelijkheid willen ontlopen, omdat ze het gewoon niet aankunnen. Want als zij denken dat er iets was geweest dat zij hadden kunnen doen om dit tegen te houden, dan zouden ze zich zó schuldig gaan voelen: ‘Ik heb gefaald.’ Nou, ik geloof dat ik gefaald heb. Ik geloof dat niet alleen ik, maar ook dit meisje, haar vader en anderen níet hebben toegepast wat Jezus voor ons had verkregen, en jazeker, wij zaten verkeerd. Maar word ik daardoor veroordeeld? Nee, ik ben totaal niet veroordeeld. Ik geloof dat God van mij houdt, God heeft me getroost. Maar het heeft me gemotiveerd om echt te gaan uitzoeken wat het Woord van God zegt en het niet nog een keer laten gebeuren. En ik bén gemotiveerd. Ik besef dat het niet God is, die mensen laat sterven. Dat zijn wíj en het komt door ons ongeloof. 

En Jezus zei dus: ‘O, ongelovig en verkeerd geslacht, - tegenwoordig, als mensen naar de kerk komen en ze hebben een financieel probleem dan stuurt de kerk ze naar de bank van lening. Ben je naar de bank geweest? Naar de sociale dienst? Als ze ziek zijn vragen ze: ‘Ben je wel naar de doctor geweest? Wat heb je gedaan, heb je wel medicijnen genomen of je laten opereren?’ Als je depressief of ontmoedigd bent: ‘Heb je daar wel een pilletje voor genomen? Ben je naar de psychiater geweest? Je hebt een psycholoog nodig, en therapie’.

Met andere woorden, de kerk heeft in feite onze autoriteit en onze verantwoordelijkheid om de noden van mensen op te lossen afgezworen. Tegenwoordig vinden mensen dat je ongevoelig bent en niet in mededogen functioneert als je tegen mensen zegt: ‘Hé, wij hebben een verantwoordelijkheid om de zieken te helpen en deze dingen te doen.’ 
Maar ik verzeker je dat ik hierin precies dezelfde instelling heb als waar Jezus hier over sprak. Jezus was helemaal niet tevreden dat de discipelen deze genezing niet tot stand konden brengen. De Heer is ook vandaag helemaal niet tevreden dat Zijn discipelen niet alle zieken zien genezen. Het is Gods wil dat ieder individueel persoon geneest, iedere keer. En de reden dat het niet gebeurt is niet omdat God in gebreke blijft, maar dat Zijn vertegenwoordigers niet functioneren in de volheid van wat Hij heeft verworven. 

Dat is hard, maar het is waar. Het legt de verantwoordelijkheid bij mij. Jazeker, het betekent dat ik gefaald heb. Jazeker, het betekent dat andere mensen hebben gefaald. Maar ik vertrouw liever op Góds integriteit dan op mijn integriteit. Ik zeg je dat God een goede God is, en het is níet God die mensen laat sterven. God is niet degene die hen kanker geeft. God is niet degene die AIDS veroorzaakt. Zo is het gewoon helemaal niet. 

Ik ga hier even kort een zijpad in en dan kom ik zo weer terug op dit verhaal van de discipelen die vroegen waarom zij deze demon niet konden uitdrijven. Laat ik zeggen dat er drie hoofdredenen zijn. Je kunt het in meer redenen onderverdelen, maar er zijn drie hoofdredenen waarom mensen ziek worden. 

Eén daarvan is zonde. Jezus zei in Johannes 5:14, nadat Hij de man bij het bad Betesda had genezen: ‘Zie, gij zijt gezond geworden; zondig niet meer, opdat u niet iets ergers overkome.’ Hij maakte het hier dus heel duidelijk dat deze ziekte en het terugkeren van deze ziekte of zelfs iets nog ergers dan de verlamming die deze man had, hem kon overkomen als hij zondigde. Jezus verbond hier dus ziekte aan zonde. Dat is niet de énige reden dat mensen ziek worden, maar het is één reden. 
Als iemand bijvoorbeeld alcoholist is en hij drinkt zich een leverziekte, dan heeft Hij zichzelf dat aangedaan. Ik bedoel dat satan zijn handelingen gebruikte om zich toegang tot hem te verschaffen. Hij heeft een leverziekte, niet omdat God hem dat heeft aangedaan, of doordat de duivel dat rechtstreeks deed, maar het is gewoon zonde. Hij oogst de vruchten van zijn zonde, want druggebruikers lopen hersenbeschadigingen op, en ziekten die door gedeelde naalden worden overgebracht. Seksueel actieve personen krijgen seksueel overdraagbare ziekten. Dat komt niet doordat satan hen oordeelt of aanvalt. Zij doen het zichzelf aan. Zij zetten de deur open door zonde. 

De tweede hoofdreden dat mensen ziek worden, komt doordat wij in een oorlog zijn met de duivel. Sommige mensen zijn zich dat niet bewust, maar niet alles wat er gebeurt is maar fysiek. Er woedt een geestelijke oorlog. Er zijn goddelijke engelen die Gods wil uitvoeren en er zijn demonische geesten die satans wil uitvoeren. Er is een veldslag gaande en ik geloof dat satan soms gewoon tegen ons strijdt maar dat het niet gebaseerd is op een individuele zonde die wij begaan. Je kunt op een bepaalde manier wel stellen dat het op zonde is gebaseerd, omdat satan door zonde op deze aarde is losgelaten, maar dat is niet per se jouw individuele zonde. 
Dit is waar Jezus het over had in het 9e hoofdstuk van Johannes toen er een man aan de poort van de tempel zat. Hij was blind vanaf zijn moeders schoot. En de discipelen vroegen: ‘Wie heeft gezondigd, deze man of zijn ouders dat hij blind geboren is.’ En Jezus zei: ‘Geen van beide.’ Je weet heus wel dat Hij niet zegt dat deze man of zijn ouders niet gezondigd hadden. Want de Schrift zegt in Romeinen 3:23: ‘Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods.’ Er was dus wel degelijk zonde in hun leven, maar hier zegt Hij dat het niet hun zonde was die de oorzaak was dat deze jongen blind werd geboren. Dat gebeurde gewoon. Er is een geestelijke oorlog gaande en satan gaat rond, zoekende wie hij kan verslinden.

Zonde is dus één reden dat mensen ziek worden. En een andere reden is dat het niet een zonde is, maar dat je gewoon leeft in een gevallen wereld, dat er geestelijke veldslagen zijn en satan je soms gewoon met dingen aanvalt. 

De derde hoofdoorzaak dat mensen ziek worden, is de gewoon natuurlijke dingen. Dat is iets waar veel geestvervulde christenen geen rekening mee houden. Zij erkennen wel dat zonde een toegang is van satan in ons leven, en dat dit hem in staat stelt dingen aan te richten. Ze erkennen ook dat we in een geestelijke oorlog zijn en dat satan ons aanvalt. Maar soms vergeestelijken geestvervulde christenen alles zozeer dat ze niet beseffen dat er ook dingen zijn die gewoon natuurlijk gebeuren. 
Bijvoorbeeld, als jij gewoon niet oplet en van de trap afloopt en struikelt en valt, kun je een been breken. Je kunt je sleutelbeen breken, je kunt je nek breken. Allerlei dingen kunnen je overkomen en het is niet de duivel, het is niet zonde, het is gewoon een natuurproces, je hebt jezelf bezeerd. Je kunt ook bepaalde ziekten oplopen, een infectie, een zwelling en allerlei dingen. Ik denk dat als mensen van een klip in een waterplas zijn gedoken en een rotsblok hebben geraakt en hun rug hebben gebroken en nu verlamd zijn, het helemaal niet noodzakelijk de duivel was die hen dat aandeed. De duivel heeft hen misschien verleid om iets te doen wat niet verstandig was. Of ze hebben iets tegen beter weten in gedaan, maar het is een natuurlijk verschijnsel. 
Als je bij een auto-ongeluk betrokken raakt en je arm wordt eraf gerukt, dan kun je niet zeggen dat het per se de duivel is. Het is gewoon iets natuurlijks. Vanaf de zondeval zijn er allerlei dingen, bacteriën, virussen, schimmels, dingen die nu verdorven zijn, maar die van oorsprong niet verdorven waren. En die vallen het menselijke lichaam aan. En sommige dingen zijn gewoon natuurlijk. 

Ik had eens een man die bij me kwam, die op een spijker had geslagen. Hij was een dak op een huis aan het bouwen en sloeg op een spijker, die brak af, stuiterde terug van het dak en sprong in zijn oog. Je kunt wel gaan beweren ‘het is de duivel die deze dingen deed’, maar het is gewoon natuurlijk. Als je zulke dingen doet, gebeuren er soms ongelukken. Mensen zijn niet volmaakt en maken fouten. 

Dit zijn dus drie hoofdgebieden. Je kunt een ingang voor ziekte geven door zonde. En je kunt door satan aangevallen worden, dat kan een geestelijke aanval zijn die niet jouw schuld is. Vaak is het feit dat satan je aanvalt en je dingen aandoet het bewijs dat je met iets goeds bezig bent. Omdat satan mensen die gevoelig voor God zijn, probeert te belemmeren, evenals mensen die hem bestrijden. Je weet pas dat je in het beloofde land loopt als je de reuzen tegenkomt. Als er reuzen zijn, als je tegen problemen aanloopt, is dat vaak een indicatie dat je de dingen goed doet in plaats van verkeerd. En ten derde gebeuren er soms dingen die natuurlijk zijn. Als je van het dak valt, kun je jezelf bezeren, je kunt iets breken of beschadigen. Maar dat is niet noodzakelijk demonisch, dat is geen zonde, dat is gewoon iets natuurlijks dat plaatsvindt. 

Dus in ieder geval, even teruggaande, zijn dit enkele van de redenen dat ziekte komt. Het is dus niet altijd vanwege zonde. Maar ook al is het niet jouw individuele zonde, het kan een natuurlijke oorzaak zijn. Maar er is áltijd iets wat wij eraan kunnen doen. Omdat wij zijn verlost van ziekte en gebrek, dáárom kunnen wij onze autoriteit nemen en ons geloof gebruiken en een genezing bewerken of het nu een demonische aanval is, of iets wat gewoon natuurlijk is gebeurd. En zelfs als het onze eigen zonde is die het heeft veroorzaakt, kunnen wij ons daarvan bekeren, ons ervan afkeren en de vergeving van God in ons leven vrijzetten. Ongeacht hoe deze ziekten en gebreken zijn veroorzaakt, er is áltijd iets dat wij er aan kunnen doen. 

Jezus ging dus verder, nadat Hij in vers 17 zijn discipelen had bestraft. Vers 18: ‘En Jezus bestrafte hem en de boze geest ging van hem uit, en de knaap was genezen van dat ogenblik af. 19 Toen kwamen de discipelen bij Jezus en zeiden, toen zij met Hem alleen waren: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitdrijven?’
Dit is de vraag waar wij ons nu mee bezig houden. Als het Gods wil was om hem te genezen en Jezus genas deze jongen, waarom konden de discipelen deze jongen dan niet genezen? Als wij geloven dat het Gods wil is dat iedereen geneest, hoe komt het dat wij niet altijd iedereen zien genezen? Wat zijn de oorzaken waarom iemand niet geneest? 

Voordat ik dat beantwoord in het volgende vers, wil ik eerst het volgende uitleggen. Je moet begrijpen dat deze discipelen die deze vraag stelden, ‘waarom konden wij hem niet uitdrijven’, geloofden dat het Gods wil was, én geloofden dat zij de macht van God in hun leven hadden ontvangen om deze demonen uit te drijven. Zij hadden al macht en autoriteit ontvangen om demonen uit te drijven. In het tiende hoofdstuk van Matteüs, en ook in Lukas 9 en andere plaatsen, staat dat Jezus hen macht gaf over álle onreine geesten, over álle ziekte en gebreken. En zij gingen er op uit en ze kwamen terug en verheugden zich dat de demonen zich aan hen onderwierpen in de naam van Jezus. 
Ze hadden toen geen enkele vraag. Jezus had hen gezag geven over álle onreine geesten over álle ziekten en over álle kwaal. Er is geen enkele vraag opgetekend. Dit betekent dat nu de discipelen die deze vraag stelden, ‘waarom konden wij hem niet uitdrijven?’ dit niet deden omdat ze niet geloofden. Zij geloofden wel degelijk en ze hadden die macht al uitgeoefend. En ze hadden ook resultaten geboekt. Maar dát was juist de reden waarom ze in de war waren. Als deze discipelen hadden gezegd: ‘Nou, wij geloven niet dat je een maanzieke jongen, iemand met toevallen, kunt genezen,’ dan hadden zij deze vraag nooit gesteld. Het feit alleen al dat zij deze vraag stelden, toont aan dat zij wel degelijk geloofden, maar toch niet de resultaten verkregen die zij verlangden. 

Dit is heel belangrijk. Mensen die niet geloven dat God wil dat wij gezond zijn, besteden nauwelijks tijd om zich af te vragen waarom niet iedereen geneest, want ze geloven niet dat het Gods wil is om iedereen te genezen. De mensen die echt verbijsterd zijn, zijn de mensen die wél geloven dat het Gods wil is, maar toch niet zien dat ieder persoon wordt genezen, of ze zien zichzelf niet genezen. Hoe komt het dat dit gebeurt?

Kijk eens wat Jezus zei. Dit is zó onthullend. In Matteüs 17:20 staat: ‘En Jezus zei tot hen: Om uws ongeloofs wil.’ Dit is heel eenvoudig en toch zó diepgaand. Laat me eerst zeggen dat dit heel wat anders is dan wat de meeste mensen zouden zeggen. Als ik dit niet had ingeleid en als ik dit vers niet aan je had voorgelezen, en ik zou persoonlijk met je praten en vragen: ‘Waarom denk jij dat mensen niet genezen’, dan zou waarschijnlijk het meest voorkomende antwoord zijn: ‘Omdat ze niet genoeg geloof hadden.’ Natuurlijk is het waar dat als iemand geen geloof heeft, het ontvangen van genezing daardoor wordt aangetast. In ieder voorval waar Jezus genezing aan iemand bediende, was een bepaalde mate van geloof betrokken. 

Sommige mensen storen zich aan wat ik net heb gezegd, want zij denken: ‘Nee, dat is niet waar.’ Zij halen dan een voorbeeld aan zoals in Lukas 7, waar Jezus bij de stad Naïn een jongen uit de dood opwekte. Ik heb nu geen tijd om hier allemaal op in te gaan, maar laat ik even zeggen dat ook hier sprake was van een stap in geloof. Ik heb daar onderwijs over. Ik weet niet of ik tijd heb daar op terug te komen. Misschien gaan we in de laatste tape hier dieper op in. Maar ik zou hierop in kunnen gaan en je aantonen dat in íedere gebeurtenis dat Jezus iemand met genezing bediende er een mate van geloof moest zijn. 

Soms kwam er iemand naar Jezus, zoals de vrouw in Markus 5, die zei: ‘Als ik maar de zoom van Zijn kleed aanraak zal ik genezen zijn.’ En zij raakte Zijn kleed aan. Het geloof van God was er en de kracht van God stroomde en deze vrouw werd genezen. En de Heer sprak tot deze vrouw: ‘Uw geloof heeft u genezen’. Dát is een sterk geloof. Dat is een geloof dat zich uitstrekt, en grijpt wat God beschikbaar heeft gemaakt. 

Niet iedereen vertoonde dát soort geloof. Maar er moest in ieder geval iets zijn wat ik dan maar een ‘passief’ geloof noem. Je hebt misschien niet het geloof dat zich uitstrekt en het neemt, maar als jij wilt genezen op basis van míjn geloof, of op basis van míjn gebed, dan moet je minstens het passieve geloof hebben dat het ontvangt als ik het naar je toe breng. Dat moet nog veel meer worden uitgelegd, en ik ga daar in de laatste tape van deze serie op in. 

Ik zeg dit allemaal omdat, als je de doorsnee persoon vraagt waarom niet iedereen geneest, de meesten zullen zeggen: ‘Nou, omdat ze niet genoeg geloof hebben.’ Ik denk dat het één van de redenen is. Als iemand niet in geloof functioneert, zal hem dat belemmeren om te ontvangen. Maar dat is niet wat Jezus zei. Jezus zei niet dat het kwam omdat zij weinig geloof hadden. Hij zei dat het kwam omdat ze óngeloof hadden. Als sommigen van jullie dit vers lezen in de NIV-versie staat daar inderdaad ‘omdat jullie zo weinig geloof hebben’. En ik weet niet wat ik daar meer over moet zeggen dan alleen dat het een heel slechte vertaling is. Dat is gewoon niet wat er staat. In de meerderheid van de vertalingen staat niet ‘klein geloof’, er staat vanwege jullie ongeloof. 

Sommige mensen denken, wat is het verschil? Als je ongeloof hebt, betekent het dat je weinig geloof hebt. En als jij een sterk of veel geloof zou hebben, zou je geen ongeloof hebben. Nee, ik denk niet dat dit zo is. De meeste mensen hebben dit denkbeeld, dat als jij God gelooft, het automatisch betekent dat je geen ongeloof hebt. En als je ongeloof hebt, dat het automatisch betekent dat je geen geloof hebt. Dus als jij echt in geloof zou staan, zou er helemaal geen ongeloof zijn. Maar dat is niet wat het Woord onderwijst. In Markus 11:23 staat: ‘Want voorwaar zeg Ik u, dat, zo wie tot dezen berg zal zeggen: Word opgeheven en in de zee geworpen; en niet zal twijfelen in zijn hart, maar zal geloven, dat hetgeen hij zegt, geschieden zal, het zal hem geworden, zo wat hij zegt.’
Jezus zegt hier dat je tegen deze berg moet spreken. Er wordt van uitgegaan dat je in geloof spreekt. Het is hier: ‘Spreek in geloof én niet twijfelen in je hart.’ Nu, als het zou betekenen dat als jij in geloof was, je automatisch geen ongeloof zou hebben, waarom zou Hij het hier zelfs maar vermelden: ‘en twijfel niet in je hart.’ Zie je, dit is het punt wat ik duidelijk wil maken. Je kunt tegelijkertijd geloven én ongeloven.

Laat ik terugkeren naar het voorbeeld dat we hier aan het bestuderen zijn in het verslag van Markus. In Markus 9:20 ‘En zij brachten deze [dat is de maanzieke jongen] tot Hem; en als hij Hem zag, scheurde hem terstond de geest; en hij vallende op de aarde, wentelde zich al schuimende. 21 En Hij vraagde zijn vader: Hoe langen tijd is het, dat hem dit overkomen is? En hij zei: Van zijn kindsheid af. 22 En menigmaal heeft hij hem ook in het vuur en in het water geworpen, om hem te verderven; maar zo Gij iets kunt, wees met innerlijke ontferming over ons bewogen, en help ons. 23 En Jezus zei tot hem: Zo gij kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk degene, die gelooft.’ 

Met andere woorden, de vader zag de manifestatie bij deze jongen die een toeval had en hij voelde zich wanhopig, gefrustreerd, en hij riep uit: ‘Als U iéts kunt doen. Help ons.’ Hij begon te twijfelen, hij begon te wanhopen. Hij keek naar de situatie en zei: ‘God, ik weet niet zeker of U dit wel aankunt.’ En Jezus keerde zich tot hem en in plaats van dat Hij álle verantwoordelijkheid voor de genezing op zichzelf nam, keerde Hij zich tot die vader en zei: ‘Als jíj kunt geloven, zijn álle dingen mogelijk voor degene die gelooft.’ En kijk hoe vervolgens de vader van deze jongen reageert: ‘En terstond de vader des kinds, roepende met tranen, zei: Ik geloof, Heere! kom mijn ongelovigheid te hulp.’ 

Jezus zei niet: Dat is een domme opmerking; als je gelooft, kun je geen ongeloof hebben. Als jij enig ongeloof hebt, dan geloof je niet echt. Jezus corrigeerde hem niet en zei niet zoiets. Hij draaide zich om en genas de jongen. En ik geloof dat dit een correcte uitspraak is, dat je tegelijkertijd geloof én ongeloof kunt hebben. Het is net alsof je een kar zou hebben en je spant er een stel paarden voor en je laat ze die kar trekken. Onder normale omstandigheden zouden die paarden de kar in beweging krijgen. Ze hebben genoeg kracht om die kar te trekken. Maar als je een span paarden ook aan de andere kant van de kar zou spannen en óók laat trekken op het zelfde moment, dus in de tegenovergestelde richting, dan kun je ál die paarden met al hun kracht laten trekken, maar is het netto effect op de kar helemaal niets. Omdat het krachten zijn die elkaar in evenwicht houden. Ze zullen elkaar ongedaan maken. 
En ik geloof dat dit is wat Jezus hier zegt. Hij zei helemaal niet tegen Zijn discipelen dat het kwam omdat ze niet genoeg geloof hadden. Hij zei dat het kwam omdat ze ongeloof hadden. En het ongeloof maakt het geloof dat je hebt ongedaan. Deze kerels hádden eerder geloof. Ze hadden eerder demonen uitgedreven, ze hadden gezien hoe ze mensen vrij zetten, en deze keer deden ze precies hetzelfde maar toch kregen ze niet hetzelfde resultaat. En ze waren verbijsterd omdat ze wísten dat ze God geloofden. Dáárom waren ze in de war. En dus vroegen ze: ‘Waarom konden wij hem niet uitdrijven?’ En Hij zei niet: ‘Omdat jullie zo weinig geloof hebben.’ Hij zei: ‘Vanwege jullie ongeloof.’ 

Voor degenen die denken dat het nog steeds vertaald moet worden als: ‘Vanwege jullie kleingeloof of weinig geloof.’ Kijk dan eens naar de rest van deze passage. Jezus gaat verder in zijn onderricht en zegt (Matteüs 17:20): ‘Om uws ongeloofs wil; want voorwaar zeg Ik u: Zo gij een geloof hadt als een mosterdzaad, gij zoudt tot dezen berg zeggen: Ga heen van hier derwaarts, en hij zal heengaan; en niets zal u onmogelijk zijn.’ Jezus zegt: al is je geloof maar zo klein als een mosterdzaadje. Ik weet niet of je ooit een mosterdzaadje hebt gezien, maar het is klein. Het is echt piepklein. Hij zegt in feite: als jouw geloof maar pietepeuterig klein is, dan is het nog genoeg om een berg in de zee te werpen. 

Zie je, dat wat Hij duidelijk wil maken, is dat je helemaal geen groot geloof nodig hebt. Je hebt gewoon een geloof nodig dat niet wordt uitgevlakt, tegengewerkt door ongeloof, dat in de tegengestelde richting werkt. En om dat te onderstrepen zegt Hij dat als je geloof maar zo klein is als een mosterdzaad, dan is het al genoeg om een berg te verplaatsen, zonder hem maar fysiek aan te raken, alleen maar door er tegen te spreken. Dat is genoeg om die berg in de zee te werpen. Als Hij werkelijk zou zeggen: het is vanwege jullie kleingeloof of weinig geloof, dan zou dat in tegenspraak zijn met wat Hij begint te spreken over als je geloof maar zo klein is als een mosterdzaad. Begrijp je dat? Dat past gewoon niet, dat is niet logisch. Maar wel als Hij zegt: ‘Jongens, het is niet het punt dat je geen geloof hebt, maar dat je ongeloof hebt dat je geloof uitvlakt.’

Laat me je hier een voorbeeld van geven. Niet lang nadat ik voor het eerst iemand uit de dood zag opgewekt worden, dus de eerste keer dat iemand voor wie ik bad uit de dood opstond, was ik zó enthousiast. Ik was helemaal opgepompt. Ik bedoel, als je al iemand uit de dood kunt zien opstaan, kun je ook blinde ogen zien opengaan, dove oren open gaan, mensen uit rolstoelen zien stappen en wat dan ook. En ik was in Ohama, Nebraska en had een samenkomst daar. En links vooraan voor mij zat een man die in een rolstoel zat. En ik was zó enthousiast en ik dacht: ‘God, ik heb U mensen uit de dood zien opwekken, ik wéét dat deze man zal genezen.’ Ik kon bijna niet wachten tot ik klaar was met de prediking om naar die man toe te lopen en hem te bedienen. 

Ik liep dus naar hem toe, en ik pakte zijn hand en zei: ‘In de naam van Jezus Christus van Nazaret, sta op en wandel.’ En ik pakte deze man bij de hand en trok hem uit de rolstoel, en hij kwam recht overeind, helde over en viel plat op zijn gezicht. Hij was verlamd, hij kon niet staan en kon zichzelf niet eens opvangen. En toen dat gebeurde, kon je het gehijg, de kreunen, het ongeloof en de shock van de mensen horen. En ik was zelf ook geshockeerd. En ik was beschaamd, ik voelde me vernederd. Het was: ‘Kijk eens wat ik deze man heb aangedaan, ik heb hem vernederd, beschaamd. Het was gewoon een vreselijke toestand. En ik ging op mijn knieën, hees deze man overeind, sleepte hem weer terug in de rolstoel, en ik zei hem: ‘Gaat henen in vrede, wordt warm, en wordt verzadigd .’ Maar ik gaf hem niet wat hij nodig had. Die man ging weg nog steeds in de rolstoel. 

En toen ik terugging naar mijn hotelkamer, weet ik nog dat ik zei: ‘God, waarom is dit gebeurd?’ Wat me verbijsterde was, dat ik geloof had. Sommigen van jullie denken: ‘Oh nee, jij had geen geloof, anders zou hij wel genezen zijn.’ Nee, ik had geloof. Voor zover ik weet, heb ik mijn geloof gebruikt. Precies hetzelfde als ik deed bij die man die ik uit de dood opwekte. Ik had nét zoveel geloof. Het was niet het feit dat ik God niet geloofde. Want je loopt niet naar iemand toe en trekt hem uit een rolstoel, tenzij je echt gelooft dat hij zal lopen. En je ziet hem plat op zijn gezicht vallen. Ik verwachtte helemaal niet dat die man zou vallen. Ik verwachtte dat hij zou lopen. Er was gewoon geloof aanwezig. En omdat ik wel geloof had, was ik verbijsterd. Ik dacht: ‘God, ik wéét dat ik geloof had, ik zou dat nóóit hebben gedaan als er geen geloof was.’ Maar ik zag toch niet de juiste resultaten. 

En ik begon God te vragen: ‘God waarom gebeurde het niet’ En het kostte me drie jaar, mij met mijn bliksemsnelle verstand, voordat ik dit had uitgepuzzeld. Maar ten slotte liet de Heer me zien: ‘Andrew, je had wel geloof, maar je had óók ongeloof.’ Weet je, toen de mensen met ongeloof reageerden, er was shock, paniek, was dat ongeloof. En ik was meer bezorgd om wat andere mensen ervan zouden zeggen, dan om wat God erover had te zeggen.

Kijk ook eens naar dit gedeelte uit Johannes 5:44 ‘Hoe kunt gij geloven, gij, die eer van elkander neemt, en de eer, die van God alleen is, niet zoekt?’ Nou, dat is een krachtig vers. Hoe kun je geloven als je eer zoekt van anderen en niet de eer zoekt die uitsluitend van God komt. Weet je, als je een mensenbehager bent, als je het nodig hebt dat andere mensen je waarderen om je goed over jezelf te voelen, en als je bezorgd bent over de mening van andere mensen, dan is dat vrees voor mensen. En vrees is het tegenovergestelde van geloof. Vrees is in feite geloof in een negatieve richting. En ik was bevreesd voor wat mensen wel van mij zouden denken. Ik was beschaamd, vernederd, en dat was in feite ongeloof, vrees, die mijn geloof uitvlakte. Jazeker, ik hád geloof, maar ik had ook ongeloof omdat ik nog steeds gevoelig was voor wat mensen van mij zouden denken en dat vlakte mijn geloof uit. 

De manier waarop ik daarachter kwam, was dat ik een boek las over Smith Wigglesworth. Dat boek was door zijn schoonzoon geschreven. En hij vertelde hoe Smith Wigglesworth gewoon was om iedere samenkomst te beginnen met op het podium te verklaren: ‘Wie het allereerst hier op het podium weet te komen zal genezen worden van wat voor ziekte hij ook heeft’. En hij bediende hen, de persoon werd genezen en dan trok dat ieders aandacht, zodat hij kon onderwijzen over hoe het mogelijk was, en daarna werden er gebedsrijen gevormd en bad hij voor vele mensen. Er waren dus mensen die wisten wat hij ging doen. En toen hij dit had gezegd: ‘Wie het eerst hier boven is zal genezen van welke ziekte die je ook maar hebt,’ waren daar twee dames op de eerste rij, die een vriendin hadden. Dat was een oudere dame en ze was zó fragiel, zo zwak dat ze niet eens zelf rechtop kon zitten. Ze moesten ieder aan een kant van haar zitten en haar overeind houden. 
Ze zag eruit alsof ze negen maanden zwanger was. Ze had een tumor in haar buik en was er echt heel slecht aan toe. Ze pakten haar ogenblikkelijk beet en hesen haar op het podium. En daar stonden dus die drie vrouwen. Twee aan iedere zijde, die deze vrouw met de enorme tumor overeind hielden. En Smith Wigglesworth keek naar haar en zei: ‘Laat haar los.’ Maar die twee vrouwen zeiden: ‘We kunnen haar niet loslaten, ze is te zwak, ze kan niet zelf staan.’ En ze begonnen uitleg te geven. Maar Smith schreeuwde naar ze: ‘Ik zei, laat haar los’. En ze lieten de vrouw los en deze viel voorover, plat op haar gezicht, en bovenop die tumor. En ze slaakte die kreun van pijn. De mensen in zaal hapten naar adem en er was ongeloof en shock. 

Precies dezelfde ervaringen en reacties die ik had toen ik die man uit de rolstoel trok. Het was een gelijksoortige situatie. Weet je hoe ik reageerde? Ik voelde me schuldig, pijnlijk, vrees voor wat andere mensen wel zouden denken. Ik dacht al aan rechtszaken en al die verschrikkelijke dingen. Weet je hoe Smith Wigglesworth reageerde? Hij zei: ‘Raap haar op’. Ze raapten de vrouw dus op en hielden haar weer tussen zich in. En Smith zei: ‘Laat haar los’. Het interesseerde hem echt geen zier. Hij was totaal onbewogen. En ze zeiden: ‘We kunnen haar niet loslaten, ze zal vallen.’ En hij schreeuwde tegen hen: ‘Laat haar lós!’ Dus ze lieten haar los en voor de tweede keer viel die vrouw op haar gezicht boven op die tumor. En de mensen in de zaal waren geshockeerd. Er klonken kreten en kreunen door het hele publiek. En Smith zei: ‘Raap haar op’. Ze raapten haar op, stonden voor Smith Wigglesworth, en die zei weer: ‘Laat haar los!’ En deze vrouwen zeiden: ‘We laten haar niet meer los’. En Smith zei: ‘Je laat haar lós!’ En een man uit het publiek ging staan en riep: ‘Jij smeerlap, laat die arme vrouw met rust’. En Smith Wigglesworth zei: ‘Ik weet waar ik mee bezig ben, bemoei je met je eigen zaken.’ En hij keerde zich weer tot die vrouwen en zei: ‘Laat haar lós!’ Hij schreeuwde tegen ze. Ze lieten haar los en ze begon weer te vallen, maar ze kon zich overeind houden en die tumor viel onder haar jurk uit op het podium en ze wandelde volkomen genezen van het podium. 

Nou, laat ik deze suggestie aan je doen. Dit is wat de Heer mij liet zien. Dat Smith Wigglesworth helemaal niets meer geloof had dan ik had. Hij had de eerste keer dat hij die vrouw bediende niets meer resultaat dan ik had toen ik die man uit de rolstoel trok. Hij viel op zijn gezicht, deze vrouw viel op haar gezicht. Maar weet je wat het verschil was? Smith Wigglesworth had helemaal niet meer geloof. Hij had minder ongeloof. Het interesseerde hem geen zier wat mensen van hem vonden. In feite werd in dit boek zelfs verteld dat Smith vaak werd bekritiseerd omdat hij zo hardvochtig was, zo ruw. En weet je wat het woord ‘hard’ betekent als het op je emoties betrekking heeft? Het betekent koud, ongevoelig, of niet toegeven aan wat andere mensen ervan vinden. Het verschil tussen Smith en mij was niet dat hij meer geloof had dan ik, maar dat hij minder gevoeligheid had. Hij was verhard tegenover wat andere mensen ervan vonden. Hij reageerde helemaal niet op wie dan ook, behalve op wat God hem had gezegd. 

Ik werd nog steeds te zeer gedomineerd door wat ik kon zien, horen, proeven, ruiken en voelen. Door de aandacht van mensen, dus door mijn fysieke gebied. Het verschil was dus niet dat hij meer geloof had dan ik, het was dat hij minder ongeloof had. En dit is een gedachte die de meeste mensen niet kennen. Als mensen bidden om de genezing van iemand en ze zien niet de genezing manifesteren dan denken ze: ‘Ik heb gewoon niet genoeg geloof’, en dan proberen ze hun geloof op te bouwen en te vermeerderen. Ze hebben het denkbeeld dat ze een enorm geloof moeten hebben. Maar in werkelijkheid is dat in strijd met wat Jezus hier onderwijst in Matteüs 17. Hij zegt dat als je geloof maar de grootte heeft van een mosterdzaadje, héél klein dus, dat is genoeg om een berg in de zee te werpen. 

Met andere woorden zegt Hij: ‘Jongens, jullie hebben helemaal niet groot geloof nodig. Wat je nodig hebt is een puur geloof, dat niets heeft dat het tegenspreekt of tegenwerkt, wat het uitvlakt, en in de tegenovergestelde richting werkt.’ En zie je, de meeste christenen rekenen niet af met ongeloof in hun leven. In plaats daarvan proberen ze geloof op te bouwen. Ongeloof komt op dezelfde wijze als dat geloof komt. Romeinen 10:17 zegt: ‘Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods.’ Met andere woorden, geloof komt als we onze aandacht richten op God en op Zijn woorden. Ongeloof komt op gelijke wijze maar in de tegenovergestelde richting, ongeloof komt als we onze aandacht richten op wat ménsen te zeggen hebben, op wat de dokter heeft te zeggen, op al het negatieve. Als wij al die negatieve dingen in overweging nemen, dan ontkracht dat ons geloof. 

De sleutel voor het christenleven is dus niet: hoe ontwikkelen wij dit enorme sterke geloof, maar het is leren hoe we het ongeloof in ons leven kunnen verminderen. En heel weinig christenen hebben dit denkbeeld. De meeste christenen proberen. Ze spenderen een extra uur per dag in het Woord in een poging hun geloof op te bouwen, maar de rest van de dag ontkrachten ze dat weer door een uur of twee maar raak te kijken voor de televisie, waar ze maar zin in hebben. Ze lezen al het slechte nieuws in de krant. Ze staan toe dat het afvalwater van de wereld door hen heen stroomt, gedachten, mentaliteiten, denkbeelden die tegenovergesteld zijn aan het Woord van God. En dan vragen ze zich af waarom hun geloof niet werkt. 
Je hebt helemaal niet een enorm geloof nodig. Je hebt alleen een puur geloof nodig, dat niet door alle andere dingen wordt tegengewerkt. In Romeinen 4 wordt gesproken over Abraham, hoe Abraham God geloofde en in vers 18 staat: ‘Welke tegen hoop op hoop geloofd heeft, dat hij zou worden een vader van vele volken; volgens hetgeen gezegd was: Alzo zal uw zaad wezen. 19 En niet verzwakt zijnde in het geloof, heeft hij zijn eigen lichaam niet aangemerkt, dat reeds verstorven was, alzo hij omtrent honderd jaren oud was, noch ook dat de moeder in Sara verstorven was. 20 En hij heeft aan de beloftenis Gods niet getwijfeld door ongeloof; maar is gesterkt geweest in het geloof, gevende God de eer; 21 En ten volle verzekerd zijnde, dat hetgeen beloofd was, Hij ook machtig was te doen.’ 

Dit zegt dus dat Abraham zijn geloof niet heeft verzwakt door ongeloof, door aandacht te schenken aan zijn eigen lichaam dat al dood was. Abraham had niet een enorm geloof, of een groot geloof, maar hij had een geloof dat niet werd tegengewerkt en verzwakt door ongeloof. Hij overwoog helemaal niets wat in tegenstelling was met wat God had gezegd. In Hebreeën 11:15 wordt verder gezegd: ‘En indien zij aan dat vaderland gedacht hadden, van hetwelk zij uitgegaan waren, zij zouden tijd gehad hebben, om weder te keren.’
Dat gaat over Abraham en Sarah en het zegt dat als zij zouden hebben gedacht aan het vaderland dat zij hadden verlaten, Chaldea, dat zij in de verleiding zouden zijn geweest om terug te keren. Dat zegt dus dat jouw verleiding is gekoppeld met waar je aan denkt.

Hier komt een radicale stelling. Je moet zorgen dat je dit begrijpt, want als je dit kunt begrijpen en toepassen zal het je hele leven veranderen: Je kunt niet verzocht worden met waar je niet aan denkt. Je moet ergens aan denken vóór je ermee verzocht kunt worden. In de context van waar wij het nu over hebben: je kunt niet met ongeloof verzocht worden, tenzij je gedachten van ongeloof denkt. Als wij zouden stoppen met naar ieder ander te luisteren en naar al hún ongeloof en de negativiteit van deze wereld, het cynisme van deze wereld, het anti-goddelijke, het anti-Christus gevoel van deze wereld, als wij nooit naar die gedachten zouden luísteren, zouden wij niet verzocht worden om God niet te geloven. 

Weet je welke mensen ik het moeilijkst heb gevonden om te kunnen genezen? Uit alle beroepen zijn dat artsen en verpleegsters. Mensen met een medische opleiding. En weet je waarom ik denk dat het zo is? Omdat hen bepaalde dingen zijn geleerd. En dat is niet per se boosaardig. Alle dingen die artsen leren zijn niet noodzakelijk boosaardig in die zin. Maar het wordt nóóit alsvolgt voorgesteld, want dit is wat er gaat gebeuren als iemand een tumor krijgt en het komt tot dit stadium dan gaan ze sterven, dan wordt er nóóit bij verteld: áls God ze niet geneest. Natuurlijk zouden wij zeggen: ze gaan sterven áls ze niet God vertrouwen en geloven. Maar het wordt hen nóóit in een geestelijke context geleerd en het wordt nooit getoond dat God in staat is om álles te overwinnen. Nee, ze leren deze gedachten: als een tumor in dít stadium is, dan gaan ze sterven. Ze hebben zes weken te leven en dat is het dan. Ze gaan sterven. Dit is ongeneeslijk. En dit soort dingen horen ze steeds weer en steeds opnieuw. Jaren achter elkaar. 

Ik heb enkele medische mensen gehad en die probeerden hun genezing te ontvangen. En ze vroegen zich af waarom het voor hen zo moeilijk was om hun genezing te ontvangen? Dat komt omdat hen zó veel ongeloof is geleerd in de zin van: dit kun je niet overwinnen, dit is ongeneeslijk, hier is geen enkele manier voor. En dat ongeloof schakelt hun kleine mosterdzaadje hoeveelheid geloof uit. Ik zeg je, dit is een krachtige, krachtige waarheid. Jezus zei: ‘Jongens, jullie hebben geen geloof probleem, jullie hebben een ongeloof probleem.’ 

Weet je wat de oorzaak was van hun ongeloof? Dit is mijn eigen inschatting hiervan. Het wordt niet duidelijk verteld. Maar in Markus 9:20, toen ze de demonisch bezeten jongen bij Jezus brachten en de demon Hem zag, staat: ‘En zij brachten hem tot Hem. En toen de geest Hem zag, deed hij hem terstond stuiptrekken en, op de grond gevallen, wentelde hij zich, al schuimende.’ Ik weet niet of iemand van jullie wel eens iemand heeft gezien bij een epileptische aanval. Ik verzeker je dat het een angstaanjagend ding is. Vooral als ze op hun tong bijten, of hun tong inslikken of dat soort verschijnselen. Het is afschuwelijk. Ik heb het gezien. En het doet je de haren ten berge rijzen. 

Weet je wat ik persoonlijk denk dat is gebeurd? Deze discipelen hadden geloof. Ze hadden demonen uit zien gaan van andere mensen op basis van hun geloof. Maar déze keer, zodra ze voor deze jongen gingen bidden, was er een fysieke manifestatie van deze demonen. Dat gebeurde hier ook bij Jezus. Maar het verschil was, dat Jezus helemaal geen ongeloof had om Zijn geloof uit te vlakken. Daarom was Hij in staat om genezing te bewerken. Maar deze discipelen reageerden met ongeloof. En dat vlakte hun geloof uit. En toen vroegen ze: ‘Waarom konden wij hem niet uitdrijven. Ik wist dat ik geloof had. Ik heb het eerder gedaan, ik heb gezien dat het gebeurde. Hoe komt het toch dat het deze keer niet werkte.’ 
En de Heer vertelde: ‘Dat komt door jullie ongeloof.’ Mensen, dit is een krachtige waarheid. En het volgende vers, dat is Matteüs 17:21 ‘Maar dit geslacht vaart niet uit, dan door bidden en vasten.’ Dit is weer een enorme openbaring hier. Ik heb vele mensen vanuit dit vers horen leren dat er bepaalde demonen zijn die sterker zijn dan anderen. En bij sommige demonen moet je bidden en vasten om ze eruit te krijgen. Er zijn allerlei varianten hiervan in omloop. Maar dat is helemaal niet waar het hier over gaat. Het onderwerp van de voorgaande zin was niet demonen, maar ongeloof. Ongeloof was wat hen verhinderde de demon uit te werpen en dat zegt in feite: dit soort van ongeloof gaat er alleen uit door veel bidden en vasten. 

Er is dus blijkbaar sprake van verschillende soorten (geslachten) van ongeloof. Nogmaals, dit is maar ‘Andyologie’, dit is gewoon mijn eigen begrip hiervan. Omwille van de tijd ga ik het heel snel behandelen. Je kunt zelf de Schrift bestuderen om dit te controleren. Maar ik geloof dat er drie categorieën ongeloof bestaan. 

Er is ongeloof dat uit onwetendheid voortkomt. Soms weerspreken mensen wat God zegt niet om een speciale reden, ze weten gewoon niet beter. Er zijn mensen die helemaal niet weten dat God je gezond wil hebben. Ze hebben er nooit van gehoord. Het is onwetendheid, maar desalniettemin is het ongeloof. De manier waarop je dat soort ongeloof overwint is iemand gewoon de waarheid vertellen. Je laat ze de waarheid van het Woord van God zien. En als ze daar gevoelig voor zijn en ze met respect voor het Woord van God reageren, kun je dat ongeloof dat door onwetendheid komt, overwinnen door ze het Woord van God te laten zien. 

Het tweede soort ongeloof is het ongeloof dat wordt veroorzaakt door verkeerd onderwijs, verkeerde doctrine. Sommige mensen is geleerd dat God tegenwoordig geen wonderen doet. Genezing is niet meer voor ons. Die dingen zijn verdwenen met de apostelen. Dat is niet waar, dat is niet wat het Woord van God onderwijst. Maar toch is het hen geleerd. Het is veel moeilijker om ongeloof te overwinnen dat voortkomt uit verkeerde doctrine dan ongeloof dat voortkomt uit onwetendheid. Want je moet éérst de verkeerde doctrine weerleggen en dan de Waarheid onderwijzen. Maar het tegengif is in principe precies hetzelfde. Het antwoord op beide is de waarheid van Gods Woord. Als je gelegenheid hebt samen met iemand het Woord van God door te nemen en al hun tegenwerpingen te ontzenuwen aan de hand van het Woord van God, kun je met dit ongeloof uit verkeerde doctrine afrekenen door hen de waarheid te laten zien. 

Maar vervolgens is er een derde soort ongeloof, en dat is wat ik natuurlijk ongeloof noem. Met andere woorden, als jij gewoon voor iemand bidt om genezing, en ze vallen dood neer, dan zullen je ogen, je oren, al je zintuigen jou zeggen dat het niet heeft gewerkt. En dat is niet per se onwetendheid, en niet per se verkeerd onderwijs, het is gewoon dat jij hebt geleerd te vertrouwen op wat je ziet, proeft, hoort, ruikt en voelt. Als jij voor je lichaam bidt om te stoppen met pijn doen. Maar je lichaam voelt nog steeds pijn, dan vertelt je lichaam je gedachten van natuurlijk ongeloof. Het is niet demonisch en het is niet verkeerd. Je vijf zintuigen zijn niet van de duivel. 
Als ik ergens heen wilde en jij zou mij een lift geven, dan zou ik niet willen dat jij op geloof zou rijden. Ik zou willen dat jij je ogen open houdt en kíjkt of er een auto aankomt voordat je de kruising over gaat. Dat is geen ongeloof en dat is niet verkeerd. Maar als God je iets zou zeggen om te doen, en je fysieke zintuigen zeggen je dat het niet gaat werken, dan moet je in staat zijn verder te gaan dan die vijf zintuigen. Als God wil dat je iets doet dat ingaat tegen wat jij kunt zien, proeven, horen, ruiken en voelen, dán kunnen je natuurlijke vijf zintuigen jou natuurlijke gedachten van ongeloof geven, die je geloof uit kunnen vlakken. En ik denk dat dit is wat er hier met de discipelen gebeurde. Ze zágen een fysieke manifestatie van deze demon en dat veroorzaakte vrees. Het veroorzaakte gedachten van ongeloof. En dat ongeloof vlakte hun geloof uit. 

Weet je, de man die ik uit de dood opwekte, de eerste, dat was gewoon wonderbaarlijk hoe het gebeurde. Het is een lang verhaal, maar in ieder geval, ik ging er gewoon heen, ik wist niet wat er aan de hand was. Ik liep naar binnen en stond voor de man, vóór ik besefte dat hij dood was. En ik hoorde zijn vrouw zeggen: ‘Oh God, breng Everett terug van de dood’. En toen ze dat zei had ik pas de eerste gedachte dat hij dood was. En toen ik dat hoorde keek ik hem aan en zei: ‘Everett, in de naam van Jezus, kom terug in je lichaam’. En hij ging gewoon recht overeind zitten. Zó eenvoudig was het. Als ik dertig minuten had gekregen om na te denken dat deze man dood was, of als iemand me had verteld waarom en waarvoor ik had moeten gaan bidden, denk ik dat mijn denken waarschijnlijk met genoeg gedachten van ongeloof was komen aanzetten om mijn geloof uit te vlakken of tegen te werken. Maar één van de redenen dat ik deze man uit de dood kon opwekken, was dat ik gewoon niet de tijd had om er zelfs maar over na te denken dat deze man dood was. Het was gewoon heel eenvoudig. 

En ik denk dat deze discipelen eerder demonen uit hadden zien drijven en dat er niet die fysieke manifestaties waren geweest. En dus waren ze niet in dezelfde verzoeking van ongeloof gekomen. Maar in dit geval was er sprake van een fysieke manifestatie die tegenovergesteld was aan waar ze voor baden. En daarom veroorzaakte het gedachten van ongeloof. En Jezus zei dat de enige manier waarop je van dít soort ongeloof af kon komen, is door vasten en gebed. 

Het is niet een kwestie van gewoon maar meer het Woord bestuderen. Maar je moet in de aanwezigheid van God binnengaan, en jezelf in een dergelijke mate vernieuwen, dat je een zesde zintuig ontwikkelt. Dit is heel belangrijk. Je hebt vijf zintuigen, zien, proeven, horen, ruiken en voelen. En als één van die zintuigen beschadigd zou zijn, bijvoorbeeld als je blind werd, dan zou je nog steeds kunnen rondlopen. Maar je zou dan meer op je gehoor moeten gaan vertrouwen. Je zou meer gaan aanraken. Je zou langs de muur tasten en een stok vasthouden om te voelen of er een verandering is in de bodem voor je. Je zou op de andere zintuigen gaan vertrouwen. Je zou nog steeds rond kunnen wandelen. Er zijn blinde mensen die onthouden hoe hun woning eruit ziet en waar alles staat. Ze kunnen zelfs in het donker rondlopen omdat ze hun ogen niet gebruiken. Ze gebruiken hun oren, hun tast en hun gevoelens. Je kunt dat dus compenseren door de andere zintuigen te gebruiken. 

Als jij nu iets tegenkomt, waar God je heeft gezegd om in genezing te geloven, en ál je vijf zintuigen vertellen je dat het niet heeft gewerkt. Ik voel nog steeds pijn, ik zie er nog steeds ziek uit, ik héb dit nog steeds. En ik proef nog steeds iets in mijn mond dat mij zegt dat ik nog niet genezen ben. Als ál jouw zintuigen je zeggen dat het niet heeft gewerkt, ben je in staat een zesde zintuig te ontwikkelen dat je zegt dat het wél heeft gewerkt. En dat zesde zintuig is geloof. 

Je kunt zover komen dat je feitelijk gelooft, dat je geloof hebt, en dat dit geloof net zo werkelijk voor je wordt als wat je ziet, hoort, ruikt, proeft en voelt. Hoe doe je dat? Dat doe je door tijd door te brengen in het geestelijke gebied en dat is waar bidden en vasten over gaan. 
Dit is de logica achter vasten. Vasten verandert niets aan God. Vasten zet God niet in beweging. Vasten en bidden laten ook geen demon weggaan. Er bestaat geen demon die je ooit zult tegenkomen, waar vasten en bidden voor nodig zou zijn als toevoeging aan wat Jezus heeft gedaan om hem uit te drijven. Dat is niet waar. Als jij een demon tegenkomt die niet gehoorzaamt aan de naam van Jezus en het geloof in Zijn naam, dan zal jouw vasten en bidden hem net zomin eruit krijgen. Nee, gebed, de naam van Jezus uitspreken in geloof is in staat met welke demon dan ook af te rekenen. 

Je vasten en bidden brengt God dus niet in beweging en ook de duivel niet. Weet je wat het wel doet? Het beweegt jóu, het heeft invloed op jóu. Als jij je vlees, je lust, je trek negeert, dat zijn enkele van de sterkste lusten die mensen hebben, als je dat negeert komt je vlees in opstand en rebelleert, want het eist gevoerd te worden, het eist verzorgd te worden. En als jij het zegt: ‘Nee, de mens leeft niet bij brood alleen, maar door ieder Woord dat van de mond van God uitgaat’, kan ik je verzekeren dat je vlees in opstand komt. Het zal je het gevoel geven dat je om 12 uur de volgende dag dood gaat. En dat is niet waar. Maar als jij volhoudt, zal je lichaam het na een poosje beginnen te leren. Je zintuigen zullen merken: hé, ik ben niet doodgegaan om 12 uur. En in feite, als je drie dagen door gaat met vasten, kom je op een punt waar je in feite helemaal geen honger meer hebt. 

Sommigen hebben dat misschien nooit ervaren, maar het is waar. Je kunt letterlijk je vijf zintuigen onder controle krijgen en ze laten beseffen: hé, ik ga niet dood, het is best lekker, dit geloofgedoe is echt. Weet je dat je werkelijk door God onderhouden kunt worden zonder voedsel nodig te hebben. God alleen voedt je. En je kunt je vlees dat leren. En als je dán tegen je vlees zegt: ‘Je bent genezen in de naam van Jezus, zal je lichaam zeggen: ‘Maar ik voel nog steeds pijn’, en jij: ‘Ja, maar dat zesde zintuig zegt dat je genezen bent en ik geloof’, en dan zegt het: ‘Ok, dat heb ik eerder meegemaakt’. Maar als je geen tijd hebt besteed aan vasten en bidden, als je niet in de aanwezigheid van God bent geweest, als dan je lichaam zegt: ‘Nee, ik voel nog steeds pijn.’ En je zegt dan tegen je lichaam: ‘Nee lichaam, gehoorzaam’. Dan zegt je lichaam: ‘Wie denk jij wel dat je bent om mij te zeggen wat ik moet doen. Ik zeg je wanneer je moet eten, wat je moet eten, hoeveel je moet eten,’ en het is net als een verwend kind. 

Maar je kunt je zintuigen trainen, je kunt ze oefenen om zowel goed als kwaad te onderscheiden, dat staat in Hebreeën 5:14 . En naarmate je dit doet kun je zover komen als Smith Wigglesworth, dat je meer luistert naar wat geloof te zeggen heeft dan wat je denken te zeggen heeft. Meer dan wat je emoties te zeggen hebben, meer dan wat je kunt zien, proeven, smaken, ruiken en voelen. En door dat te doen, verminder je het ongeloof. 

Het is zoals wordt gezegd in Romeinen 4 waar over Abraham wordt gesproken, dat hij niet zwak in geloof was. Hoe kwam het dat hij sterk in geloof was? Dat kwam omdat hij geen acht sloeg op zijn eigen lichaam dat al dood was, noch op het dood zijn van Sara’s moederschoot. Romeinen 4:19 En niet verzwakt zijnde in het geloof, heeft hij zijn eigen lichaam niet opgemerkt, dat reeds verstorven was, alzo hij omtrent honderd jaren oud was, noch ook dat de moeder in Sara verstorven was. 20 En hij heeft aan de beloftenis Gods niet getwijfeld door ongeloof; maar is gesterkt geweest in het geloof, gevende God de eer;

Het gaat niet per se om hoe sterk je bent in geloof. Ik denk dat je het beter zo kunt stellen dat je sterk of zwak bent in geloof, afhankelijk van in hoeverre je het met ongeloof hebt vermengd. Als je veel ongeloof hebt, ben je zwak in geloof, als je weinig ongeloof hebt, ben je sterk in geloof. Dat is een meer correcte beschrijving, terwijl klein geloof en groot geloof niet helemaal passend zijn. 

De waarheid is dat aan een ieder van ons hét geloof van de Zoon van God is gegeven. Ik heb daar een tape over, een enkele tape, getiteld: ‘Het geloof van God.’ Als je die niet hebt, moet je zorgen dat je hem te pakken krijgt. Het staat ook in de vierdelige tapeserie die ik heb over ‘Geest, Ziel en Lichaam’. Iedere wedergeboren christen heeft precies dezelfde hoeveelheid en kwaliteit van geloof die Jezus had. 

Je hebt helemaal geen ‘geloof’ probleem, wat wij hebben is een ongeloof probleem. Dus in plaats van te proberen geloof op te bouwen en groter en groter geloof te krijgen, is wat we móeten doen, het ongeloof een halt toe te roepen. Schakel de oorzaken van ongeloof in ons leven uit. Honger ons ongeloof dood. Kom tot het punt waarop we zoveel tijd doorbrengen in de geestelijke wereld, denkend aan de dingen van God, dat we niet eens de gedachten van ongeloof hébben. 
Dat we net als Abraham niet eens dénken aan het feit dat hij 100 jaar oud was en zijn vrouw 90 jaar oud. God had beloofd dat ze een kind zouden krijgen. Er staat dat hij niet eens aan zijn eigen lichaam dat verstorven was gedácht heeft. Dat is een krachtige waarheid. 

En als het gaat om het bedienen van genezing, is het niet het probleem dat de meeste mensen geen geloof hebben. Er zijn enkele mensen van wie dat waar is. Maar bij de meeste mensen is het niet dat zij geen geloof hebben, maar het feit dat hun geloof ontkracht wordt door ongeloof. En dat komt omdat zij niet zoveel tijd in de aanwezigheid van God hebben doorgebracht, en dat ze zó gewend zijn aan de wereld, dat ze gedachten van ongeloof denken. Ze denken dat het het griepseizoen is. Iedereen heeft het. Mijn vader is aan hetzelfde overleden waar ik last van heb. En ze denken aan al dít soort dingen, en dat ongeloof ontkracht hun geloof. 

De sleutel tot de overwinning in het christenleven is niet per se om dit enorme geloof te hebben, maar veeleer een eenvoudig kinderlijk geloof, een geloof van de omvang van een mosterdzaadje dat niet wordt ontkracht door ongeloof. Je moet het ongeloof dat in de tegenovergestelde richting trekt, los koppelen, en dan is dat kleine mosterdzaadjegeloof van je genoeg om je naar de overwinning te trekken. 

Dit is echt heel belangrijk. Sommige mensen denken: ‘Nou, het komt omdat mensen geen geloof hebben.’ Als je dat gebruikt als de enige verklaring dat mensen niet genezen, kwetst dat vele mensen, omdat ze zeggen: ‘Nee, deze persoon had God werkelijk lief, ze waren geweldige Godsmensen, mensen van geloof.’ En ze zullen daarom jouw verklaring afwijzen en komen tot de conclusie: ‘Het moet wel niet Gods wil geweest zijn om deze persoon te genezen.’ Maar weet je, dat is gewoon niet het enige probleem. Je kunt geloof hebben en een geweldig mens zijn. Je kunt God liefhebben en geweldig geloof hebben. Maar toch heb je tegelijkertijd ongeloof dat je in de andere richting trekt. 

Er kan hier echt veel meer over gezegd worden, maar mijn tijd op deze tape raakt op. En ik moedig je aan om hierover te gaan bidden. Om je ongeloof uit te hongeren. Om zover te gaan dat je eenduidig denkt aan de dingen van God. Dat de hoeveelheid van jouw kleine mosterdzaadjegeloof genoeg is om alles te bewerken wat je maar nodig hebt. 

En het is helemaal niet zo moeilijk om te doen. Ongeloof moet gevoed worden. Het is als een bloedzuiger of een schimmel. Het moet gevoed en onderhouden worden. En als jij jezelf afsluit, zelfs al is het maar voor een week, een week vasten en gebed, en je aandacht gericht houdt op de Heer, kan dat grote schade aan jouw ongeloof aanrichten. 

En het is niet zo dat je daardoor van God meer kracht ontvangt, het veroorzaakt dat het geloof dat je hebt zoveel beter gaat werken, omdat je het ongeloof vermindert dat in de tegenover gestelde richting trekt. En dat is goed nieuws. 

God wil dat je gezond bent. En als jij dat gelooft, is het enige wat je hoeft te doen, het ongeloof uithongeren tot jouw geloof de resultaten die je verlangt begint voort te brengen. 



Deel 4. De wetten van geloof.


 

www.vergadering.nu