www.vergadering.nu Recensie-index www.vergadering.nu
6 RECENSIES
Het Woord van God
Ontwerp van van een openbarings- en schriftleer
Dr. Willem J. Ouweneel
Uitg. Medema, Heerenveen 2011
590 pagina's
9789063536565
Prijs: € 44,95
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)... of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl
Deel 11 van de Evangelisch-dogmatische reeks gaat over de goddelijke openbaring, het Woord van God. De vele visies op dit thema worden
in perspectief gezet, met als oriëntatiepunt het Woord zelf.
Prof. dr. Willem J. Ouweneel doceert theologie aan de Evangelische Theologische Universiteit (Leuven/Heverlee, B.) en is oud-docent van
de Evangelische Theologische Academie (Zwijndrecht) en de Evangelische Hogeschool te Amersfoort.
Dit is het elfde deel van een geplande dogmatische reeks. Lees meer recensies:
1. De Geest van God...
2. De Christus van God...
3. Het schepping van God...
4. Het plan van God...
5. Het zoenoffer van God...
6. Het heil van God...
7. De Kerk van God, deel 1...
8. De Kerk van God, deel 2...
9. Het verbond en het koninkrijk van God
10. De toekomst van God
11. Het woord van God
6 RECENSIES
6. -
25 juli 2013 - www.digibron.nl...
Meer vragen dan antwoorden
Boekrecensie door Ds. J.M.D. de Heer
In een hoog tempo werkt de evangelische theoloog W.J. Ouweneel aan de afronding van zijn dogmatische reeks. Het elfde deel van de serie van twaalf delen gaat over de Bijbel. Naar dit deel waren we erg benieuwd. Immers, als het gaat over de leer over Gods Woord heeft dr. Ouweneel een forse ontwikkeling doorgemaakt.
Dat bleek vooral in 1997 tijdens een congres van de Evangelische Omroep. Daar onthulde Ouweneel dat ook hij beïnvloed is door de geest van het postmodernisme. Volgens Ouweneel ging hij lange tijd teveel uit van oude vastigheden en werd hij daarvan ‘genezen’. Hij pleitte daarom voor een herbezinning op het Schriftgezag. Zelf zette hij daarvoor in de jaren 2001 en 2002 een eerste stap in enkele artikelen in het blad ”Bijbel en wetenschap”. Ook daaruit bleek dat hij afscheid wilde nemen van de manier waarop hij lange tijd het gezag van de Bijbel verdedigde. Dat deed hij veel te verstandelijk, zo oordeelde Ouweneel.
Inmiddels vond hij de Gereformeerde Kerken maar ‘fundamentalistisch’ toen deze in 1926 tegenover ds. J.G. Geelkerken uitspraken dat de slang in het paradijs werkelijk heeft gesproken. In een interview gaf hij aan, niet meer te weten of de scheppingsdagen inderdaad dagen van 24 uur waren.
‘Laten we het lef hebben om de vragen rond het schriftgezag te stellen’, zo sprak Ouweneel uit. Opvallend was het grote aantal vragen dat de evangelische theoloog stelde. Antwoorden had hij niet veel meer, maar daar leek hij niet mee te zitten.
In zijn dogmatische boek “Het Woord van God” gaat Ouweneel in hetzelfde spoor dat hij zelf uitzette. Opvallend is dat hij zijn manier van Bijbeluitleg (hermeneutiek) nogal scherp afzet tegen de traditionele hermeneutiek die hij ‘scholatisch’ en ‘rationalistisch’ noemt. Volgens Ouweneel is dit al bij Calvijns opvolger Theodorus Beza begonnen.......
Lees
verder...
5 . www.boekhandelwesterhof.nl
- juni 2013
Het Woord van God
Recensie door ds. Jenno Sijtsma
"De claim dat God zich aan mensen ‘openbaart', wordt in de Schrift uitgedrukt door een verscheidenheid aan termen. God spreekt
tot hen, onderwijst hen, kondigt hun aan, verschijnt aan hen, maakt zichzelf bekend, enzovoort. God is niet direct toegankelijk voor de
mens; Hij is in eerste instantie verborgen (Jesaja 45:15; 1Timótheüs 6:16). De mens kan God alleen kennen als Deze zich, op basis van
een beslissing van zijn eigen vrije wil, onthult aan de mens, uit zijn verborgenheid naar buiten treedt, naar de mens toe. Niet de mens
onthult God, maar God onthult zichzelf aan de mens."
Dit citaat is mij uit het hart gegrepen, en ik zal u vertellen waarom. De laatste jaren verschijnen steeds meer theologische boeken, en
dan met name uit evangelische kringen, die beklemtonen dat de mens uit eigen vrije wil voor God kiest, moet kiezen. Voor mij is dat,
gezien in het licht van wat (of beter gezegd Wie) de Bijbel ons openbaart, volstrekt onbegrijpelijk. Want stel dat het waar was en de
mens voor God zou kúnnen kiezen, dan zou dat dus zijn eigen verdienste zijn. En als dat waar was, dan behoefde Christus ons niet te
verlossen, sterker nog, dan zou Christus ons niet kunnen verlossen, want dan was Hij totaal overbodig. Maar ook: als de mens uit eigen
vrije wil voor God zou kunnen kiezen, dan zou God in wezen en ten diepste van de mens afhankelijk zijn. De Bijbel maakt duidelijk, en
daarom is dat citaat uit Ouweneels Het Woord van God zo belangrijk, dat God in zijn eigen vrije wilsbesluit voor de mens kiest. Hij
kiest, en dat alleen omdat God van mensen houdt, niettegenstaande het feitelijke gebeuren dat die mens niet voor God kiest, integendeel,
tegen God kiest en eigen wegen gaat. Niemand zal, noch kan ontkennen dat de mens in tal van zaken en personen bewust een eigen keuze
maakt, voortdurend, elke dag beslissingen neemt en moet nemen. Gelukkig wel, en in dat zelfstandig een keuze maken, is de mens ook zelf
verantwoordelijk voor die keuze. Maar helaas kan de mens uit eigen vrije wil niet meer voor God kiezen, omdat hij, zou Paulus zeggen,
‘verduisterd is in zijn verstand`; zijn hart is verhard, hij wil het niet alleen niet (meer), hij kan het ook niet meer. De Schrift
vertelt het ons en de Geest laat het als het ware landen in ons hart, dat niet wij God liefhebben, maar God ons eerst heeft liefgehad en
lief heeft. En die liefde heeft God optimaal en finaal laten zien in de komst en het werk van Christus op aarde. Die Zelfopenbaring van
God in Christus is het hart, het centrum van de Schrift. In Christus is ons heil, onze heling, ons geloof eerst mogelijk en gegeven.
Buiten Christus is ieder schepsel en iedere macht gedesintegreerd, zegt Ouweneel. Maar als de mens door Gods Woord en Geest in het hart
geraakt wordt en door genade daarmee instemt, wordt die mens een nieuwe schepping. Dat wil zeggen, er verandert iets wezenlijks in de
mens, er treedt een radicale vernieuwing van de gerichtheid van het menselijk hart op, waar de mens, zegt Ouweneel, niet meer ‘zonde-gericht
maar Christus-gericht leeft'. Daar kun je met je verstand niet bij, dat geldt voor de gelovige en de ongelovige, maar die genade wordt
een mens geschonken, de mens die niet in de eerste plaats een redelijk wezen is, maar een religieus wezen. Het geloof, zo zegt Ouweneel,
is bovenrationeel.
De Schrift is openbaring van God
Dat eerst nu, in het elfde deel, Ouweneel zijn ontwerp van een openbarings- en schriftleer presenteert, heeft te maken met zijn
mening, dat het beter is eerst een tijdlang de verschillende bijbelse leerstukken te behandelen, waar dan uiteraard ‘de visie van de
auteur op de Bijbel daar alleen maar doorheen schemert. Daarna kan dan het moment aanbreken waarop men, en hier is dat dus Ouweneel
zelf, expliciet verantwoording aflegt over de gehanteerde schriftvisie'. Dadelijk, al in het Voorwoord, legt hij verantwoording af van
wat hij bedoelt: ”Wat wij van God menen te kunnen zeggen, is vooral ontleend aan de Bijbel, maar dan vanuit de vooronderstelling dat
de Schrift niet alleen over God spreekt, maar dit betrouwbaar kan doen doordat zij openbaring van God is, en wel primair openbaring
aangaande Hemzelf”. Later kan hij zelfs zeggen dat het eeuwige Woord van God geopenbaard is in het ‘vlees' van de Schrift, gestalte
heeft aangenomen in menselijke taal, in immanente materie van letters en papier, ‘verwekt' is door de Heilige Geest. Dat verwekt zijn
betekent inspiratie, een gedreven voortbewogen worden door de Heilige Geest. En waar de mens door dat Woord en die Geest in het hart
geraakt wordt, onderworpen raakt aan dat eeuwige, transcendente Woord, verwoordt Ouweneel het kernachtig zo: ”De Openbaring is de
goddelijke manifestatie van de waarheid, de inspiratie is de goddelijke registratie van de waarheid”. Dat wil tegelijk ook zeggen, dat
de schrijvers van de Bijbel, in dienst genomen en geïnspireerd door de Heilige Geest, wel hun eigen eigenheid en beperktheid in het
schrijven hebben behouden. En het is dan ook geen wonder dat die menselijke persoonlijkheid in de Schrift helemaal aan het licht komen,
al of niet door bijvoorbeeld persoonlijke ervaringen en herinneringen, of door een zorgvuldige voorbereiding en grondig onderzoek dat
aan het eigenlijke schrijven vooraf ging. Ouweneel concludeert dan ook:” Geen enkele van de gewone immanent-menselijke processen die
normaliter tijdens het schrijven van een boek plaatsvinden, was afwezig bij het schrijven van de bijbelboeken, zonder dat dit het
voortdurende transcendente toezicht van de Geest over het schrijfwerk uitsloot”. En dat betekent ook dat er in de tekst hier en daar
fouten kunnen staan, en dat we dus (!) naar een woord van Herman Bavinck, te maken hebben ‘met de Schrift in een gebrekkige en
feilbare vertaling'. En tevens, dat als we zeggen dat de Schrift volkomen betrouwbaar is, dat een geloofsvooronderstelling is, die ‘niet
wetenschappelijk geverifieerd en trouwens ook niet gefalsificeerd kan worden'.
Geleerd, veelzijdig en bewogen
Ik kan u verzekeren dat er oneindig veel meer in dit kostelijke deel aan de orde komt. Hoofdstukken over de algemene openbaring
worden onder meer gevolgd door bijdragen over de canon van de Schrift, de fundamentalistische schriftbeschouwing, het bijbels
wereldbeeld, de modernistische OT en NT beschouwingen en de bijbelkritiek, en de Bijbel en de mythologie. En dat alles natuurlijk, zoals
we van Ouweneel gewend zijn, met vele honderden citaten en verwijzingen, heldere exegese.
Voorwaar, het is niet altijd eenvoudige stof die hier geboden wordt, dat moet gezegd, en er
zijn pagina’s dat ik me afvraag voor wie deze hooggeleerde heer het allemaal heeft bedacht en bedoeld. Maar in en door al die
geleerdheid en veelzijdigheid van de auteur spreekt hier in en door alle woorden heen een bewogen christen, die ernst maakt met het
geloven en het kennen van God en zijn Woord. Een man die ervan overtuigd is dat het God ernst is met de mens, dat Hij de ellende van de
mensheid, ontstaan door de zonde, heeft weggenomen in Christus en in Hem vrede en gerechtigheid heeft gebracht en eenmaal totaal zal
aanbrengen.‘ Het christendom is de beschrijving van de vervulling van dit verlangen. Het is dus niet de zoveelste mythe, naast de
andere, maar de vervulling van alle mythen. Het is, om zo te zeggen de waar geworden mythe’.
Om deze aankondiging met een kernachtig maar tevens overduidelijk en zeer persoonlijk citaat
te mogen eindigen: ”De scopus van de Bijbel is het heil dat God bereid heeft voor de gevallen mens, dat Hij de eeuwen door volbrengt
via belofte en vervulling, verlossing en voleinding, die uitmonden in het Koninkrijk Gods. Dat heil wordt verwerkelijkt in en door onze
grote God en Heiland, Jezus Christus, door wie de mens op grond van geloof eeuwig verheven wordt in de gemeenschap met, en de dienst aan
God. Van dit heilsplan van God is de Schrift ‘woord voor woord' doordrenkt. Daarom belijden wij door Gods Geest nog steeds de
onfeilbaarheid en betrouwbaarheid van de hele Bijbel."
4 . Leren leven - 2012 - http://jmzwart.wordpress.com...
(24) Het Woord van God. Ontwerp van een openbarings- en
schriftleer
Boekrecensie door Mark-Jan Zwart
Misschien is dit wel het meest gecompliceerde deel uit de evangelisch-dogmatische reeks van Ouweneel. Hij waarschuwt zelf al dat de
eerste vier hoofdstukken nogal ‘technisch’ zijn. Deze hoofdstukken zijn inderdaad zo filosofisch-theoretisch dat ik mij soms tijdens
het lezen afvroeg waar ik mee bezig was.
Ouweneel werkt een fascinerende filosofie uit, die – in mijn gebrekkige kennis en bewoordingen – op het volgende neerkomt: Gods
openbaring overstijgt (transcendeert) ons begrip (is bovenrationeel, wat iets anders is dan irrationeel), maar drukt zich wel uit in de
kenbare werkelijkheid (in immanent-historische, modale aspecten) en kan alleen werkelijk gekend worden door het geloof. Daarom verwerpt
Ouweneel zowel de fundamentalistische als de modernistische benadering van de Schrift.
Beide bezien volgens Ouweneel de Schrift door een sciëntistische bril, waarin de wetenschap gaat heersen over de Schrift. Modernisten
concluderen hieruit dat de Bijbel (historisch) onbetrouwbaar is. Fundamentalisten lezen op hun beurt allerlei wetenschap in de Bijbel
in. Beide benaderingen zijn volgens Ouweneel niet eigen aan de aard van de Schrift. Hij stelt daar de ‘credibilistische’ benadering
tegenover.
Ouweneel legt het (antisupra)naturalistische vooroordeel van het modernisme bloot en gaat ver in het afwijzen van verschillende
fundamentalistische opvattingen (bijvoorbeeld m.b.t. het creationistische model, het al dan niet antieke wereldbeeld in de Bijbel en de
aanwezigheid van mythologie in de Bijbel).
Ik denk niet dat ik Ouweneel op alle vlakken kan en wil volgen, maar ik deel zijn gelovige onderwerping aan het gezag van de Schrift.
3 . Biblion - 2012 - www.deboekensalon.nl
Boekrecensie door Biblion
Elfde deel van de evangelisch-dogmatische reeks, waarin de auteur een ontwerp biedt van een openbarings- en schriftleer.
De inhoud gaat terug op de tweede helft van zijn dissertatie 'A critical Analysis of the External and International Prolegomena of
Systematic Theology'.
In dit geleerde deel staat centraal dat de Bijbel de openbaring van God is, de goddelijke manifestatie van de waarheid, geïnspireerd,
'verwekt' door de Heilige Geest. Het centrum van de Schrift is Gods Zelfopenbaring in Christus. Het hart wordt aangesproken, want 'de
rede is slechts een immanente functie van het menselijk hart'.
Een veelheid van onderwerpen, zoals bijdragen over de canon, het Bijbels wereldbeeld, de modernistische beschouwingen van het Oude en
Nieuwe Testament, de Bijbelkritiek en Bijbel en mythologie komen uitgebreid aan de orde. Een veelzijdig geheel, bedoeld voor theologen
en meelevende gemeenteleden.
2. Nederlands
Dagblad - 7 december 2012 - www.nd.nl
De Bijbel volgens Ouweneel
Recensie door Piet Houtman
Het nieuwe, elfde deel van de dogmatiek van Willem Ouweneel gaat over de openbaring en de Schrift. De meeste theologen zetten die thema’s
juist voorop.
Het nieuwste deel van Ouweneels dogmatiek is ‘katholieker’, algemener, dan een aantal voorgaande delen waarin typisch evangelicale
opvattingen naar voren kwam. Het is rechtuit rechtzinnig. En tegelijkertijd gematigd, open in zijn benadering en evenwichtig in zijn
stellingnames. Nadat de schrijver zijn eigen Schriftgelovige overtuiging heeft uiteengezet, neemt hij het op een vertrouwenwekkende
manier op voor de zogenaamde Schriftkritiek.
Volgens hem is dat niets anders dan bestudering van de Schrift, waarbij historische en literaire vragen die de Bijbeltekst zelf oproept,
mogen en moeten worden uitgespit. Vervolgens stelt hij wel de filosofische overtuigingen aan de kaak die in de loop van de tijd deze
bestudering hebben dwarsgezeten. De prijzenswaardige neiging van de Schriftkritiek om ook zichzelf kritisch te bestuderen biedt het
Schriftgeloof een welkome hulp.
verbindendverklaring
Ouweneel wijdt afzonderlijke hoofdstukken aan de Schriftkritiek van het Oude en Nieuwe Testament. Recente archeologische inzichten
ondersteunen de historiciteit van het Oude Testament. De verbluffende belezenheid van de auteur bewijst goede diensten. Datzelfde geldt
van zijn filosofische scholing.
Uitvoerig en herhaaldelijk bestrijdt Ouweneel de fundamentalistische benadering van de Bijbel –
overigens niet zonder de betekenis van het begrip ‘fundamentalistisch’ zorgvuldig te bespreken. Hij legt een overeenkomst bloot
tussen de kritische Schriftbeschouwing van de Verlichting en die van het fundamentalisme. Beide lezen de Bijbel door een ‘sciëntistische’
bril: alsof wat de Bijbel zegt als wetenschappelijke taal moet worden opgevat – waarna bij de Verlichting verwerping volgt, bij het
fundamentalisme verbindendverklaring.
conclusie........
Lees verder...
1. Reformatorisch Dagblad - 17 september 2012 - www.refdag.nl
De Bijbel is onfeilbaar, een theorie niet
Boekrecensie door Klaas van der Zwaag
UTRECHT – De Heilige Schrift is volkomen betrouwbaar, goddelijk gezaghebbend, maar niet per se foutloos in wetenschappelijke zin. Al
is de Bijbel onfeilbaar, een inspiratietheoríé is dat nooit. „Het is levensgevaarlijk om het geloof in de inspiratie afhankelijk te
maken van welke inspiratietheorie dan ook.”
Dat betoogt dr. W. J. Ouweneel in het nieuwste deel van zijn evangelisch-dogmatische reeks, getiteld ”Het Woord van God. Ontwerp van
een openbarings- en schriftleer” (uitg. Medema, Heerenveen, 586 blz.), dat zaterdag in Utrecht werd gepresenteerd.
Ouweneel gaat in het boek in op de aard van de openbaring, de relatie Woord en Schrift, de canonvorming, de inspiratie en de
verschillende Schriftbeschouwingen. Hij keert zich tegen het scholastisch ”dualisme” van natuur en genade, algemene en bijzondere
openbaring, schepping en herschepping, rede en geloof. Vanuit het reformatorisch wijsgerig denken maakt hij onderscheid tussen de
boventheoretische en bovenrationele geloofsovertuiging van het hart en allerlei theologische, wetenschappelijke formuleringen, die
menselijk-gebrekkig zijn en altijd openstaan voor (wetenschappelijke) discussie.
De overtuiging dat de Bijbel Gods Woord is, is volgens Ouweneel het gevolg van het religieus inzicht van het wedergeboren hart, gewerkt
door Gods Woord door de kracht van de Heilige Geest. Er is geen neutrale uitleg van de Bijbel (hermeneutiek), maar slechts een aan het
Woord gehoorzame óf ongehoorzame hermeneutiek. Dat we weten dat Gods Woord onfeilbaar is, is geïnspireerd op grond van dit Woord zelf.
Dat is geen cirkelredenering, maar „een hermeneutische cirkel” die onontkoombaar is.
De schrijver ziet de Bijbel als de schriftelijke neerslag van Gods eeuwige Woord..........
Lees
verder...
|