www.vergadering.nu Recensie-index www.vergadering.nu
5 RECENSIES
De Christus van God
Ontwerp van een christologie
Dr. Willem J. Ouweneel
Uitgeverij Medema, Vaassen, 2007
576 blz. geb. € 44,95
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)... of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl
Alleen al in de laatste eeuw zijn er duizenden boeken over Jezus verschenen. Dit boek bevat een nieuw, evangelisch ontwerp van een
christologie, een leer over de Heer Jezus Christus. Het is niet allereerst bedoeld voor de postmoderne en postchristelijke mens, maar
voor christenen die proberen die mens te bereiken. Of breder: voor geïnteresseerde christenen die, in een houding van gebed en
aanbidding, de moeite en de tijd willen nemen zich te bezinnen op de grondslagen van hun christelijk geloof.
De opzet van het boek is niet in de eerste plaats de zonnestralen van Christus’ heerlijkheid te laten doordringen in de harten van hen
die Hem nog niet kennen, maar de klare en heldere glans van zijn persoon voor te stellen aan christenen met een nadenkende geest.
Vanzelf worden dan onze harten brandende in ons, zoals bij de discipelen op weg naar Emmaüs.
Dit is het tweede deel van een geplande dogmatische reeks. Lees meer recensies:
1. De Geest van God...
2. De Christus van God...
3. Het schepping van God...
4. Het plan van God...
5. Het zoenoffer van God...
6. Het heil van God...
7. De Kerk van God, deel 1...
8. De Kerk van God, deel 2...
9. Het verbond en het koninkrijk van God
10. De toekomst van God
11. Het woord van God
12. De glorie van God
5. Biblion -
2012 - www.deboekensalon.nl
Boekrecensie door Biblion
Het tweede deel van een geplande dogmatische reeks, die zoals het zich nu laat aanzien uit maar liefst
acht delen zal bestaan. (Eerder verscheen 'De Geest van God', 2007.)
Ouweneel bespreekt uitvoerig de persoon van Christus, met geleerde hoofdstukken over de ontwikkeling van de christologie, de
Messiasverwachting in het Oude Testament, en de pre-incarnate Christus. Voor wie dit allemaal te veel is, geeft Ouweneel zelf aan te
beginnen bij hoofdstuk acht (over de godheid van Christus) en vervolgens te lezen over persoon, leven dood en opstanding, en de leer van
Christus.
Een apart hoofdstuk is gewijd aan de triniteit en de ontwikkeling van het trinitarisme (‘de leer van de drie-ene God is het meest
essentiële van alle christelijke leerstukken').
Ouweneel schreef dit boek voor geïnteresseerde christenen die ‘in een houding van gebed en aanbidding, de moeite en de tijd willen
nemen zich te bezinnen op de grondslagen van hun christelijk geloof’. Het is een veelomvattend, erudiet (niet altijd even gemakkelijk)
geheel, dat tot overdenking oproept en elke meelevende christen veel heeft te bieden.
4. Kerkblad van het Noorden - 9
februari 2008 - www.kerkbladvoorhetnoorden.nl
De Christus van God
Recensie door D. Visser
Van W.J. Ouweneel verscheen in 2007 niet alleen De Geest van God, het eerste deel van zijn evangelisch-dogmatische reeks, maar ook het
tweede deel De Christus van God, Ontwerp van een christologie. Het is uitgegeven bij Medema in Vaassen, ISBN 9789063535193, prijs €
44,95. Dat is een formidabele prestatie, te meer daar dit deel 575 bladzijden telt, 125 meer dan het eerste deel. Graag geef ik mijn
indruk van dit nieuwe boek.
Oorspronkelijk had Ouweneel alleen een boek over de Geest willen schrijven. Dit boek werd daardoor het eerste deel van de serie die in
tweede instantie gepland werd. Daarmee verklaart Ouweneel de on(theo)logische volgorde.
Eerste verkenning
Opmerkelijk is dat in dit nieuwe deel de leer van de Drie-eenheid aan de orde komt. Verder gaat het vooral over de persoon van Christus.
Een volgend deel zal over het werk van Christus gaan. De hoofdstukken 10-14 zijn een uitvoerige bijbels-theologische verkenning
betreffende Christus' geboorte, leven, dood en opstanding en zijn leer.
Deze punten overziende is de prestatie niet zo formidabel als de omvang en de korte verschijning na het eerste deel doet vermoeden.
Ouweneel heeft niet de tijd genomen om een dunner boek te schrijven. Evenmin is het ervan gekomen om in dit deel een complete
christologie te geven over Christus' persoon en werk. Dat had gekund als de Drie-eenheid niet in dit deel behandeld was. Verder hadden
de hoofdstukken 10-14 veel beknopter gekund en in een studie als deze dogmatischer gemoeten.
Kenmerkend
Ouweneel typeert zelf zijn studie als een 'evangelicaal' Jezusbeeld. In het Nederlandse taalgebied zijn naar zijn overtuiging nog niet
zoveel evangelische christologieën van enige theologische diepgang verschenen.
Theologische reflectie acht Ouweneel van groot belang. Als resultaat daarvan geeft hij als christen informatie over Christus. Hij tekent
daarbij terecht aan dat die informatie gebrekkig en steeds veranderend is. Uiteindelijk gaat het er (hem) om Christus te kennen, Hem te
belijden en te aanbidden.
In zijn theologische doordenking sluit Ouweneel zich nauw aan bij de orthodoxe overtuigingen betreffende Christus' persoon. Hij uit ook
kritiek op orthodoxe opvattingen, bijvoorbeeld op de belijdenis van Athanasius. Het is zijn overtuiging dat de theologie niet behoort te
heersen over het geloof van de gewone christen. Hij heeft trouwens ook kritiek op Darby, zijn 'eigen' kerkvader.
De openheid waarmee Ouweneel omgaat met de grote verscheidenheid aan opvattingen, terwijl hij buigt voor het Woord, en in aanbidding
buigt voor de Here Jezus Christus doet weldadig aan. Ze levert boeiende bladzijden op, onder andere in de excurs over vraag en antwoord
47 van de Heidelberger Catechismus over de hemelvaart. Ook boeiend is wat hij schrijft over Jezus als mens en Middelaar na de
hemelvaart.
Doordraven
Ouweneel wijst terecht op verschillen in het NT, onder andere als het gaat over de instellingswoorden bij het avondmaal, in de
zaligsprekingen én in de tekst van het Onze Vader in Matteüs en Lucas. Bij het Onze Vader merkt hij op dat de twee versies duidelijk
maken dat het niet om een soort formuliergebed voor alle tijden gaat. Dat noem ik doordraven. Hij draaft ook door als hij uit Johannes
8:57 de conclusie trekt dat de Joden schatten dat Jezus, die misschien slechts 33 jaar was, tegen de 50 was, omdat de moeiten van het
leven Hem misschien wel een ouder uiterlijk hadden gegeven. Ouweneel noemt zelf deze misschientjes speculatieve overwegingen. Terecht,
want de Joden zeiden met: "U bent nog geen 50", U komt net kijken.
Ouweneel draaft ook door als hij stelt dat reformatorische christenen, vooral die de vervangingstheologie nog sterk aanhangen, de
goddelijkheid van Jezus eenzijdig en overmatig benadrukken.
En hij draaft door in zijn aanval op dr. Loonstra die volgens hem zowel het OT als het NT in diskrediet brengt. Hij ziet Loonstra, met
zijn bezwaar tegen allegorische exegese, staan in de lijn van Calvijn. Op dit punt zet Ouweneel zich sterk af tegen (veel) gereformeerde
exegese. Hij doet dat helaas op een manier waarin fijngevoeligheid en zorgvuldigheid ontbreken. De manier waarop hij Loonstra wegzet,
past niet in een christologie waarin het er uiteindelijk om gaat Christus te kennen en te aanbidden.
Ouweneel heeft in deze studie de gewoonte aangenomen om van de auteurs die hij citeert de eerste keer ook de voornaam te noemen. Zo kwam
ik Jan van Genderen, Gerrit Berkouwer en Arnold A. van Ruler tegen. Overigens gebeurt het niet consequent, bij Lewis worden alleen zijn
voorletters C.S. geciteerd. WJO, van mij hoeft dit niet. Maar als het per se moet, doe het dan steeds.
Evaluatie
Deze christologie is de moeite van het bestuderen waard. Het tweede gedeelte is interessant, maar zou beter passen in een
bijbels-theologische serie. In dit deel heb ik pijnlijk elke verwijzing naar het werk van prof. dr. J.P. Versteeg gemist, vooral zijn
'Evangelie in viervoud'. Uit het bovenstaande mag duidelijk zijn dat de opzet van dit deel niet sterk is. Maar het biedt een goed en
helder overzicht van (de leer van de Drie-eenheid en) de christologie. De waarde ligt in een actuele verdediging van Jezus als de
Christus, de Zoon van God en de Zoon des mensen. Dat gebeurt vanuit het verlangen Jezus als Heiland en Here groot te maken.
3. Reformatorisch
Dagblad - 3 september 2008 - www.refdag.nl
Ontwerp van een christologie
Recensie door Ds. J.M.D. de Heer
Aan de zee van boeken over de persoon en het werk van de Middelaar heeft prof. dr. W. J. Ouweneel er een toegevoegd. In zijn dogmatische
reeks heeft hij in een kleine 500 bladzijden een ontwerp van een christologie geschreven. Ouweneel verstaat de kunst om verrassend licht
te werpen op bekende vraagstukken. Dat maakt zijn boek boeiend. Zijn manier van werken en schrijven maakt het echter ook wel eens
vermoeiend. Het hoofdstuk over de ”centrale leer van Jezus” roept op zijn beurt forse tegenspraak op.
Christelijk Nederland is er aan gewend dat nieuwe boeken van dr. W.J. Ouweneel, onder meer hoogleraar in
Leuven, elkaar in rap tempo opvolgen. Dat het tweede deel van zijn dogmatische reeks nog geen jaar na het eerste over de Heilige Geest
het licht ziet, is een hele prestatie. Het tekent de enorme werkkracht van de evangelische voorman. Daarvan krijgen we ook een indruk
als we de literatuurlijst zien die Ouweneel kennelijk verwerkt heeft. Het aantal verwijzingen naar schriftplaatsen is eveneens enorm
groot; de auteur lijkt de Bijbel zowat uit het hoofd te kennen. We mogen blij zijn dat we de vruchten van zijn studie kunnen plukken in
een dogmatische reeks, waarin, zo is de bedoeling, alle hoofdzaken van het christelijk geloof zullen worden doordacht.
Dogmatieken zijn er meerdere. Ouweneel voegt er de zijne aan toe, omdat hij het als een opdracht ziet het christelijk geloof telkens
opnieuw te doordenken in confrontatie met nieuwe vraagstukken. De confrontatie met de moderne theologie en de islam wordt niet vermeden.
Juist rond de persoon van Jezus Christus vallen hier onoverkomelijke scheidingen. Kernachtig schrijft Ouweneel: „Hoe minder de godheid
van Christus in het denken van modernistische christenen een plek heeft, des te gemakkelijker zullen zij de ’dialoog’ met de islam
aangaan.” In Ouweneels christologie valt tevens de nadrukkelijke aandacht voor de opvattingen van Messiasbelijdende Joden op. Dat is
mooi. Hun inbreng wordt wel eens vergeten, terwijl deze toch waardevol kan zijn.
Het is onmogelijk om in kort bestek een dogmatisch handboek van behoorlijke omvang te bespreken. We geven daarom een korte impressie van
de verschillende hoofdstukken, noemen een aantal verrassende inzichten en eindigen met enkele kanttekeningen.
Neutraliteit
Het eerste hoofdstuk geeft een eerste verkenning van de christologie. De eerste bladzijde is al de moeite waard om ons in te prenten
bij al onze dogmatische bezinning. Uiteindelijk is elk mens óf een aanbidder óf een tegenstander van Jezus, zo lezen we. Neutraliteit,
hoezeer ook gezocht, is er niet. En: „De Gemeente van Christus bestaat niet in de eerste plaats uit rechtzinnigen, maar uit belijders
en aanbidders.”
Klik hier...
2. CV-Koers - 10 februari 2008
De Christus van God
Recensie door Willem Henri den Hartog
De Christus van God is binnen een jaar tijd alweer het tweede deel van de evangelisch dogmatische reeks van dr. Willem J. Ouweneel.
Handelde het eerste deel over de Geest van God, nu staat de tweede persoon in de Drie-eenheid centraal: Jezus Christus. Ouweneel onder
meer hoogleraar aan de Evangelische Theologische Faculteit te Leuven/Heverlee begint met een inleiding over de grote rol die Jezus in
onze westerse cultuur inneemt. Hij laat allerlei boeken, musicals en films de revue passeren waarin Jezus een (hoofd)rol speelt, waarbij
Ouweneel blijk geeft van een brede kennis van kunst en cultuur. Voor een evangelisch dogmatisch werk is zo'n insteek natuurlijk
opmerkelijk.
Een ander punt waar Ouweneel van het traditionele evangelische spoor afwijkt, is de verwerking van de moderne Bijbelwetenschappen. Deze
enigszins gewaagde stap is prijzenswaardig. Hij geeft een werkelijk subliem overzicht van wat zich de afgelopen eeuwen op het gebied van
het Jezus onderzoek heeft afgespeeld. Naast de verwerking van de actuele wetenschappelijke inzichten geeft Ouweneel ook een compleet
overzicht van de klassieke ontwikkeling van de leerstukken over Jezus. Wie alles over het besluit van het Concilie van Chalcedon (leer
over Jezus' twee naturen) en het extra calvinisticum (primaat van de goddelijke natuur van Jezus) wil weten, vindt in dit boek een goede
gids.
Opmerkelijk voor een evangelische christen is dat Ouweneel veel aandacht besteedt aan de reformatorische belijdenis, zoals de
Heidelbergse Catechismus. Een uitermate waardevol element in dit christologische ontwerp is ook de ruime aandacht die de auteur besteedt
aan de verhouding van Jezus tot het Jodendom. Terecht stelt hij: "Niet het Jodendom verklaart Jezus, maar Jezus legt de diepste
zin, wortel en doelstelling van het Jodendom bloot" (151).
Ouweneel schrijft in zijn inleiding dat deze studie geschreven is voor geïnteresseerde christenen die, in een houding van gebed en
aanbidding, zich willen bezinnen op het fundament van hun geloof in Jezus. Dit boek zou hen moeten helpen om Jezus in de 21ste eeuw uit
te dragen. Maar waarschijnlijk is dit boek voor de meeste lezers te hoog gegrepen. De gedegen studie is compact geschreven en zit
boordevol (wetenschappelijke) informatie.
Een kritische noot is dat de studie wel wat meer directe Bijbeluitleg had mogen bieden: exegetische vondsten zijn spaarzaam. Ook kun je
je afvragen wat nu precies het typisch evangelische is aan deze dogmatiek. Maar misschien is dat laatste geen kritiek: hoe gedegener het
evangelische gedachtegoed wordt doordacht, des te sterker blijkt het aan te leunen tegen de reformatorische dogmatiek.
1. Nederlands Dagblad - 25 januari 2008 - www.nd.nl
Gedegen onderricht aangaande Christus
Recensie door JAN HOEK
Prof. dr. Willem Ouweneel is haast spreekwoordelijk als een uitermate productief auteur. Weinig mensen kunnen zo snel lezen als hij
schrijft. Toch is hij niet een nonchalante veelschrijver. Over het algemeen is zijn werk goed gedocumenteerd. Dat geldt zeker van de
nieuwe 'evangelisch dogmatische reeks' waarvan nu binnen één jaar twee delen verschenen zijn: na De Geest van God ontwerp van een
pneumatologie - nu De Christus van God ontwerp van een christologie. Als hij in dit tempo doorgaat, is de zevendelige reeks binnen zeven
jaar voltooid!
Ik heb dit deel met veel instemming en waardering gelezen. Had ik bij deel 1 nog een aantal kritische bedenkingen, bij dit tweede deel
zijn deze opgeschoven naar de marge.
Ouweneel behandelt onder meer de ontwikkeling van het trinitarisme en van de christologie in de Vroege Kerk, twintigste eeuwse
christologie (Barth, Bultmann, de Queesten, Berkhof, Van Bruggen, Van de Beek), Messiasverwachting in het Oude Testament, Christus en de
historische bronnen, de pre incarnate Christus, de godheid en de mensheid van Christus, de maagdelijke verwekking en de zondeloosheid
van Christus, het leven, de dood en de opstanding van Jezus, de centrale leer van Jezus en het viervoudig getuigenis van de evangelisten
daarover.
Karakteristieken
Het voert te ver een globale weergave te bieden van het vele dat dit boek bevat. Ik geef slechts enkele karakteristieken en stel een
paar vragen. De auteur zegt in het 'Voorwoord' (beter: Woord vooraf) dat hij best zo over Jezus zou willen schrijven zoals Henri Nouwen,
Anselm Grün, Wilhelm Busch of Philip Yancey dat hebben gedaan in hun praktisch opbouwende geschriften, die vooral een doordacht
getuigenis aangaande de Zaligmaker zijn. Maar hij wil in deze reeks wat afstandelijker schrijven, het gaat om kritische bezinning en
grondige theologische reflectie. Dat brengt met zich dat het boek zich er minder voor leent in één ruk uitgelezen te worden. De
veelheid van opvattingen en argumenten maakt dat bezwaarlijk en vermoeiend. De kracht van het boek is echter dat het een goed naslagwerk
is en dat men het bijvoorbeeld bij de voorbereiding op de prediking of bij persoonlijke Bijbelstudie steeds opnieuw met vrucht kan
raadplegen. Ook is het geschikt als leerboek aan theologische hogescholen en faculteiten.
Ouweneel neemt een uitgesproken schriftgelovig standpunt in. De uitleg van Bijbelteksten en pericopen heeft in dit boek een grote
plaats. Daarbij worden schriftkritische opvattingen voortdurend bestreden, zonder van de weeromstuit in biblicisme en fundamentalisme te
vervallen. Zo waarschuwt de schrijver er terecht voor om alles wat oneffen lijkt kloppend te willen maken vanuit een a prioristische
theorie. Dan kan de heilige Schrift niet meer voor zichzelf spreken in bijvoorbeeld de eigen composities en theologische accentueringen
van de evangelisten. Anderzijds legt hij voortdurend de vinger bij de antisupranaturalistische vooroordelen van liberale theologen die
bij voorbaat het wonder onmogelijk achten en het daarom weg verklaren.
Ik heb grote waardering voor de zorgvuldige wijze waarop de Messiaanse profetieën en aanwijzingen in het Oude Testament worden
behandeld. Hierbij komt de rabbijnse interpretatie nadrukkelijk aan de orde, terwijl de christologische uitleg van de psalmen en
profeten in het Nieuwe Testament het volle pond krijgt. Terecht verzet Ouweneel zich tegen een minimaliserende benadering zoals die ook
wel in orthodoxe kringen tegenwoordig wordt voorgestaan.
Theologie wordt in dit boek gelovig bedreven. Herhaaldelijk onderstreepte ik kernachtige en getuigende zinnen zoals bijvoorbeeld op p.
280: 'Hij openbaarde het hart van de Vader als degene die van eeuwigheid ervaren had hoe dit hart voor Hem klopte'.
Enkele vragen
Moeite heb ik met de opvatting dat er niet a priori een dwingende theologische reden zou zijn om de maagdelijke verwekking van Jezus
gelovig te aanvaarden. Ouweneel aanvaardt deze zeker en wel omdat deze nu eenmaal duidelijk betuigd wordt in het Nieuwe Testament. Maar
God had Jezus ook geboren kunnen doen worden uit Jozef en Maria samen. Het is altijd riskant te filosoferen over wat gekund had, maar ik
vraag mij toch af of Jezus dan niet een compleet menselijk individu zou zijn geweest los van de persoon van God de Zoon (in strijd met
de gedachte van de enhypostasie, het begrip dat de gelijktijdigheid van goddelijke en menselijke natuur uitdrukt). Drukt de
uitschakeling van Jozef en de volle nadruk op het receptieve bij Maria bovendien niet uit dat het heil nooit van beneden, maar geheel
van boven komt?
Mijns inziens stelt Ouweneel verder ten onrechte dat H.F. Kohlbrugge de zondeloosheid van Jezus' vlees heeft ontkend. Hij verwijst hier
naar de Beknopte Gereformeerde Dogmatiek van Van Genderen en Velema, maar die zeggen juist: 'Men mag er Kohlbrugge niet van verdenken,
dat hij de zondeloosheid van Christus ontkende. Christus nam ons zondige bestaan aan, maar bleef een heilig persoon'. Kohlbrugge
gebruikte te sterke uitdrukkingen, maar aan zijn goede intentie kan niet worden getwijfeld.
De auteur opponeert enkele malen tegen Grieks dualisme (scheiding tussen lichaam en ziel), anderzijds ontkent hij de zielenslaap. Ik mis
de nodige duidelijkheid inzake de directe bewust ervaren zaligheid voor de gelovigen na hun sterven. Maar wellicht wordt dit helderder
in het deel over de eschatologie.
Typisch evangelisch?
Wat is nu het typisch 'evangelische' in deze christologie in onderscheiding van het gereformeerde? Ik acht dit slechts beperkt
aanwezig, bijvoorbeeld wanneer iets doorschemert van de prechiliastische opvattingen van Ouweneel of ook van zijn pertinente ontkenning
van het bestaan van de kerk voor Pinksteren (p. 458: geen kerk van Adam af!) en daarmee dus van de eenheid van het genadeverbond onder
de oude en de nieuwe bedeling. Maar in de grote lijn is dit een evangelicaal, Bijbelgetrouw ontwerp dat door veel reformatorische lezers
met instemming zal worden gelezen. De auteur oriënteert zich breed en is niet eenkennig. Dikwijls en meestal met instemming citeert hij
gereformeerde bronnen als de Heidelbergse Catechismus, H. Bavinck, A. Kuyper, K. Schilder, J. van Bruggen, Van Genderen en Velema en A.
van de Beek. Daarnaast verwijst hij ook vaak naar Joseph Ratzinger, alias Benedictus XVI. De confrontatie met liberale theologen blijft
wat summier.
Dat Ouweneel herhaaldelijk waarschuwt voor overwaardering van theologische concepten ('slechts menselijke termen om te proberen te
benaderen wat menselijke begripsvorming te boven gaat') ten opzichte van het geloof zelf, neem ik als reformatorisch christen graag ter
harte, ook al is mijn waardering voor de naar scholastiek neigende orthodoxie zeker genuanceerder dan bij Ouweneel het geval is.
Al met al ontvangen we dit boek dankbaar als een gedegen getuigenis aangaande de Christus der Schriften.
|