www.vergadering.nu De Leermap www.vergadering.nu
Bode des heils /
www.medema.nl Een brief van Willem J. Ouweneel
aan J.N. Darby Beste broeder Darby, Sorry dat ik niet goed weet hoe ik u moet aanspreken. Uw meest
behoudende volgelingen in Angelsaksische landen noemen u altijd 'Mr. Darby', terwijl Ik weet niet of u het weet, maar ik heb me talloze malen
ingebeeld dat u naast mij in de auto zat en heb u honderduit verteld over de wereld waarin wij
leven, en vooral over de 'Vergaderingen', zoals zij er vandaag uitzien. En terwijl ik u
informeerde over mijn wereld, probeerde ik al die jaren mij in te leven in úw wereld. Als ik
in Westminster rondloop, probeer ik mij u voor te stellen als jongetje dat van en naar school
gaat, als ik Trinity College in Dublin bezoek, zie ik u daar rondlopen als hoogbegaafde maar
in zichzelf gekeerde student. Ik zie de classicus en de advocaat voor me, die het in de
rechtswereld niet vinden kan. (Een jurist die prediker werd - dat hebt u in elk geval gemeen
met Johannes Calvijn… én Henk Medema.) Ik zie de jonge dorpsdominee, die tussen de doodarme
mensen van het Ierse platteland in z'n element lijkt, en tegelijk met duisternis in zijn eigen
ziel ronddoolt. Ik zie u als 27-jarige man ziek op bed liggen in het huis van uw zuster en
zwager in Dublin, ik zie u in die periode kennismaken met die 'Broeders' van het eerste uur,
wier namen zo diep in de ziel van veel 'Vergaderings'-mensen gegrift zijn: Lord Congleton, de
arts Edward Cronin, de jurist John Bellett, de tandarts Norris Groves. Ik zie u samen met hen
iets ondernemen dat toen zo revolutionair was: gewoon avondmaal vieren in een huiskamer,
zonder kerkelijk kader, zonder kerkelijke ambten, zonder kerkelijke liturgie. We proberen ons
voor te stellen hoe dat idee kon opkomen in uw hart en in dat van uw vrienden, maar het lukt
ons eigenlijk niet meer. Het is net als met de Reformatie: die is ons zo vertrouwd dat we er
nauwelijks nog in kunnen komen hoe revolutionair de stappen van Luther waren. We snappen niet
dat uw informele en onkerkse bijeenkomsten met avondmaalsviering zo aansloegen dat de beweging
zo snel om zich heen greep - net zomin als we snappen waarom Luthers 95 stellingen zo'n storm
ontketenden in Duitsland. Weet u, broeder Darby, soms heb ik het gevoel dat wij vandaag
zo'n beetje het einde van de 'Broederbeweging' meemaken - althans in de traditionele zin van
het woord - terwijl u nog zo heerlijk aan het begin stond. Wat moet er door u heen zijn gegaan
toen de dagen van het Boek Handelingen leken te herleven! Vele gelovigen uit de 'betere'
standen verkochten hun juwelen met het oog op de armen en ontdeden zich van wereldse boeken,
kleding en meubels, zonder dat iemand hen daartoe aanspoorde. U schreef dat u zelf beduusd was
van alles wat er was ontketend, eerst in het Ierse Dublin, later vooral in het Engelse
Plymouth. U moet zelf niet geweten hebben wat u overkwam, toen de 'Vergaderingen' als
paddestoelen uit de grond rezen, eerst in Ierland, Engeland en Schotland, later ook op het
Europese vasteland: Zwitserland, Duitsland, Frankrijk, Nederland, later ook in Noord-Amerika,
Australie en Nieuw-Zeeland. En vandaag zijn er nog steeds 'Vergaderingen' over de hele wereld,
behalve voorzover ik weet, op Antarctica. Mag ik u eens bekendmaken met een uitdrukking die vandaag in
Nederland nogal opgeld doet onder bijbelgetrouwe christenen? Het is de uitdrukking 'oecumene
van het hart'. Het fenomeen lijkt voor ons heel nieuw, maar eigenlijk is dat precies wat u en
anderen in die vroege 'Broederbeweging' tot stand brachten: Jammer dat u al op de helft van uw jaren was gekomen toen u
kennis maakte met het Nederlandse Réveil. In gedachten zie ik u logeren bij ds. H.P. Scholte,
die eigenaardige Afgescheiden dominee op de Nieuwegracht in Utrecht. Jammer dat de
Afgescheidenen wat al te vlot beslag op u legden; ik had juist zo graag gezien dat u eens
kennis had gemaakt met twee Nederlanders die ongeveer even oud als u waren: Isaak da Costa en
Guillaume Groen van Prinsterer. Grappig genoeg waren het allebei van huis uit ook al weer
juristen, net als u. Om eerlijk te zijn moet ik u zeggen dat zij allebei niet veel op hadden
met uw gemeentelijke opvattingen; daarvoor waren zij 'te' hervormd. Maar wie weet, als u eens
met hen kennis had kunnen maken, zou de geschiedenis misschien anders gelopen zijn. Wat mij
betreft had u best wat vaker naar Nederland mogen komen. Misschien zou u dat wel gedaan hebben
als u geweten had dat de toestand van de 'Vergaderingen' in Nederland er eerlijk gezegd minder
armzalig uitziet dan in menig ander land ter wereld - maar dat is natuurlijk puur mijn eigen
subjectieve beoordeling. Trouwens, over Nederland gesproken: er is iets dat mij allang van
het hart moet. Waarom hebt u, bij uw bezoek aan ons land in het cruciale jaar 1854, niet wat
harder uw best gedaan om uw inzichten aan de Nederlandse christenen te 'verkopen'? Op
donderdag 30 augustus van dat jaar had u bij de goede vrienden die u al uit het Zuid-Franse
Pau kende, Gerrit Willink en zijn vrouw te Haarlem, een informele bijeenkomst. En op vrijdag
31 augustus sprak u tijdens een bijeenkomst in Amsterdam voor zo'n twintig personen in een
bovenkamer ten huize van een of ander lid van de high society. Was dat wellicht Gregory
Pierson met zijn vrouw Ida Pierson-Oyens? Prachtige Réveil-mensen van het eerste uur; de
allereerste Réveil-bijeenkomst was in datzelfde huis op het Singel bij de Rosmarijnsteeg. Dat
had al negen jaar voordat u Amsterdam bezocht, plaatsgevonden. Ik heb wel eens voor het huis
op het Singel gestaan en zag u daar in gedachten zitten op die bovenverdieping. Op mevrouw Pierson moet u wel een goede indruk gemaakt hebben,
want zij schreef aan haar dochter Bet dat zij u 'waarlijk een lief mensch' vond en dat zij
'jaloers' was op uw 'innige Christendom'. Voor de rest moest zij trouwens niet veel van uw
gemeentelijke opvattingen hebben. Ze schreef aan mevrouw Willink: Weet u, broeder Darby, dat er achteraf gezien veel waarheid stak
in die beoordeling van Ida Pierson? U werd de pionier van een Broederbeweging, maar de eerste
Nederlandse zuster die over die beweging schreef, droeg een gezond stuk Hollandse intuďtie
met zich mee. Als kind van uw tijd zult u misschien niet veel met het geestelijk inzicht van
zusters op gehad hebben; maar Ida Pierson heeft u volgens mij haarscherp ingeschat. Bij die bijeenkomst was ook ds. Jan de Liefde aanwezig. Is het
wel tot u doorgedrongen, broeder Darby, wat een bijzondere Réveil-figuur dat was? Jammer, dat
het tussen jullie blijkbaar niet zo boterde; misschien waren jullie twee pioniersfiguren die
een beetje te veel met hetzelfde sop overgoten waren. Ds. De Liefde heeft trouwens van uw
geschriften genóten, al lang voordat u in Amsterdam aankwam. Maar er was een enorm verschil
tussen u beiden. U had echt wel een hart voor het evangelie, maar u was toch wel erg
introvert. U wilde de gelovigen in kleine gemeenschappen bij elkaar brengen, maar Jan de
Liefde interesseerde zich voor de ongelovige massa's. Wist u dat De Liefde zeer naar uw komst
naar Amsterdam had uitgekeken? Eerlijk gezegd was hij over uw optreden daar op die bovenkamer
nogal teleurgesteld. U sprak niet over uw gemeentelijke opvattingen - waarom eigenlijk niet? -
maar u hield een (in zijn ogen overigens voortreffelijke) meditatie over Johannes 13. Na afloop was Jan de Liefde u zo welgezind, dat hij voorstelde
een bijeenkomst te organiseren waar veel mensen voor uitgenodigd zouden kunnen worden, en hij
bood u daarvoor zijn kerkgebouw aan. Waarom hebt u dat aanbod niet aangenomen? Was uw vriend
Willink bang dat de sterke persoonlijkheid van Jan de Liefde de nieuwe beweging voor eigen
doeleinden zou annexeren? Jammer, jammer. Bovendien sprak u in het Frans, en er was blijkbaar
geen vertaler beschikbaar, zodat u alleen voor de high society zou kunnen spreken, d.w.z. voor
de mensen die Frans verstonden. Jammer, jammer. Wat zou er gebeurd zijn als u op die
voorgestelde avond in De Liefde's kerkgebouw voor honderden mensen een toespraak had kunnen
houden die vertaald werd voor het volk? U wilde zelfs niet eens dat er een advertentie
geplaatst zou worden om belangstellenden te trekken! Nú hebt u alleen maar de indruk
bevestigd dat althans in het Westen des lands, de 'Broederbeweging' vooral een zaak voor de
hogere standen was. Jammer, jammer. Wat er gebeurde, was dat er op maandag 3 september een
bijeenkomst werd gehouden in het hotel 'Het Wapen van Amsterdam' op het Rusland. In plaats van
dat er daar honderden mensen waren, waren er slechts enkele tientallen personen uit de elite
komen opdagen. Weer hield u geen toespraak over uw gemeentelijke opvattingen, maar een
'gewone' meditatie over 2 Korinthe 1. Met andere woorden: u lijkt niet erg uw best gedaan te
hebben. Maar wat ik wel heel mooi van u vindt is dat u zich er zelf goed
van bewust was dat u geen figuur voor de massa's was, zoals Jan de Liefde. U schreef over
broeder Boissier, die kort ná u in Amsterdam was (ik citeer): 'hij heeft veel meer
meeslependheid uiteraard, en hij is tegemoetkomender, maar God verwaardigt Zich, Zich van
allen te bedienen.' Helaas vond ook ds. De Liefde dat u geen erg groot spreker was. Hij
schreef althans over (ik citeer) 'de zonderlinge wijze, waarop de heer Darby zijne hoorders
aansprak. Het gebed, waarmede hij zijne rede begon en sloot, werd staande met de hand voor den
mond uitgesproken, zoodat ik, die vrij nabij hem stond, slechts eenige klanken, op eenen
zuchtenden toon half binnensmonds uitgeboezemd, opvangen kon.' Jan de Liefde, die van uw
toespraak al eveneens nauwelijks de helft verstaan had, concludeerde dat u, 'naar 't scheen,
meer voor zich zelven dan voor anderen gesproken had. Een en ander heeft mij op nieuw
overtuigd van de onuitvoerbaarheid der Darbistische gevoelens.' Tot zover ds. De Liefde. Kijk, broeder Darby, nu ga ik weer helemaal naast u staan! Het
ideé alleen al dat men de uitvoerbaarheid van bepaalde leerstellige opvattingen zou kunnen
afmeten aan de spreektalenten van haar vertegenwoordigers! Uiteindelijk kan het u nagegeven
worden dat u door uw onvermoeide bediening een wereldomspannende beweging hebt op gang
gebracht die het werk van Jan de Liefde vele malen in omvang heeft overtroffen. Toen u in 1882
overleed, liet u een erfenis van 1500 gemeenten over de hele wereld na. Ik weet wel dat dat
niet álles zegt maar u hebt daarmee de woorden van ds. De Liefde wel gelogenstraft. Ongewild
heeft De Liefde aangetoond dat de Broederbeweging in Nederland geen opgang heeft gemaakt als
gevolg van meeslepende welsprekendheid en massale acties, maar alleen als gevolg van
geestelijke overtuiging bij diegenen die in hun hart daarvoor toebereid waren. Trouwens, ik wou dat ds. De Liefde met u had kunnen meereizen
toen u na uw bezoek aan Amsterdam doorreisde naar het Oosten van ons land. U hebt toen een
bezoek gebracht aan de piepkleine 'Vergadering' die kort voordien in Winterswijk was ontstaan.
Wat een contrast met Amsterdam! Geen high society, maar gewone 'kleyne luyden': de smid Henk
Kappers, de kruidenier Jan Hendrik Lindeman en de landbouwer Jan Derk Hilbelink. Hoe zou ds.
De Liefde het gevonden hebben, dat dezelfde man - u dus - die bij de steenrijke Willinks in
een groot landhuis verbleef, in Winterswijk gewoon bij de dorpskruidenier logeerde? En het was
niet de enige keer dat u bij gewone mensen onderdak vond; u leek er zelfs een voorkeur voor te
hebben. Gelukkig was er niet alleen Amsterdam, maar ook Winterswijk, om ons te bewijzen
hoezeer uw hart ook uitging naar de brede massa, al was u dan geen meeslepende evangelist. In
ieder geval wil de familieoverlevering dat mijn eigen overgrootvader, Johannes Versteeg, die
maar een gewone diender was, door bijbellezingen die u in Arnhem gehouden hebt, met de
'Vergaderingen' in aanraking is gekomen. In uw laatste levensjaren, broeder Darby, moet u zich vaak
afgevraagd hebben hoe het na uw overlijden met de 'Broederbeweging' verder zou gaan. Dat
vragen álle grote mannen zich af die een beweging op gang gebracht hebben die zij, als zij
oud geworden zijn, aan anderen hebben over te laten. Tegen het einde van uw leven klaagde een
oude vriend van u, George Wigram, dat de 'Broeders' alleen nog maar bezig waren met 'bellen
blazen'. In de jaren zeventig van de 19e eeuw ontstond in Groot-Brittannië, vooral door de
toeloop van veel personen die in de 'revivals' tot geloof waren gekomen, bij vele 'Broeders'
uit de begintijd een onbehaaglijk gevoel. De nieuwkomers waren 'gewone christenen', ze kenden
de 'hoge waarheden' van de 'Broeders' niet of nauwelijks, ze bezaten niet de typische nestgeur
van de 'Broederbeweging'. In uw laatste jaren (of decennia?) verbreidde deze gemeentelijke
arrogantie zich sterk. Sommige broeders begonnen een nieuwe leer te verkondigen: de 'Broeders'
moesten een 'nieuw deeg' (new lump) vormen (vgl. 1Ko5:7), d.w.z. zich wegreinigen van alle
niet-typische Broeders'. Het moet met dankbaarheid worden gezegd dat u zich verontwaardigd
tegen deze oersektarische, wettische stroming keerde. Geestelijk was u ver boven zulke
tendenzen verheven; maar leerstellig had u - ik neem graag aan ongewild - deze ontwikkeling
mede voorbereid. Dat zie ik als de tragiek van uw leven, die o.a. ertoe leidde dat u in uw
laatste jaren in deze stroming meegesleurd werd. Wat u naliet, broeder Darby, was een in mijn ogen ongelooflijke
diepte en breedte aan bijbelse inzichten. Vooral op eschatologisch gebied denken nog steeds
miljoenen evangelicale christenen langs lijnen die ú als eerste duidelijk hebt uitgezet. Maar
terwijl uzelf op gemeentelijk gebied boven de partijen verheven bleef, hebt u ongewild een
ontwikkeling helpen bevorderen waarvan wij vandaag nog altijd de vruchten plukken. U moest
eens weten hoe juist de meest exclusieve 'Gesloten Broeders' zich bij voorkeur op u beroepen
om hun sektarisme en bigotterie te verdedigen. In feite verdedigen zij een standpunt dat
precies het omgekeerde inhoudt van wat u oorspronkelijk voor ogen stond; voor u immers stonden
per definitie alle ware gelovigen op de grondslag van de eenheid van het lichaam van Christus.
Wanneer ik echter uw hele leven overzie, vraag ik mij steeds weer in alle ernst af in hoeverre
u voor deze ontwikkeling mede verantwoordelijk bent geweest. U zou vandaag eens moeten zien in
wat voor deplorabele toestand de 'Gesloten Broeders', verdeeld in vele fragmenten, zijn
terechtgekomen, terwijl de eigenlijke bloei en de missionaire activiteiten hoofdzakelijk bij
de 'Open Broeders' zijn te vinden. Soms vraag ik mij af: zou u, achteraf gezien, met de
wijsheid die u nu hebt, bij de scheuring tussen de 'Open' en 'Gesloten Broeders' in 1848 weer
net zo handelen...? En nu we het dan ook over het heden hebben: wat zou uw opvatting
over de Broederbeweging zijn als u daar vandaag eens kon rondkijken? Eigenlijk is dat een
onmogelijke vraag. Het is even dwaas als wanneer een man zegt: 'Als ik een vrouw was, dan zou
ik...', enzovoort. Die man kán helemaal niet zeggen wat hij dan zou doen, want hij oordeelt
daar nu juist over vanuit het enige gezichtspunt dat hij kent: het mannelijke gezichtspunt. Zo
mag ik u ook geen onmogelijke vragen stellen. Ik weet niet hoeveel u in de hemel bijgeleerd
hebt, maar ik weet wel dat men aan een negentiende-eeuwer niet kan vragen een oordeel te geven
over gemeenten in het jaar 2000. Wat ons immers vandaag juist een beetje aan u stoort, is dat
u inderdaad nogal negentiende-eeuws bent. Dat kunt u natuurlijk ook niet helpen, maar wij
zitten ermee. Wij hebben namelijk nog heel wat broeders en zusters onder ons die echt denken
dat alles wat u gezegd en geschreven hebt, teruggaat op tijdloze beginselen van de Schrift -
terwijl ik nu juist denk dat zoveel van wat u gezegd en geschreven hebt, bepaald werd door de
tijd waarin u leefde. Ook wijzelf zijn kinderen van onze tijd, en het nageslacht zal ook
haarfijn bij óns kunnen aanwijzen waarin dat tijdgebondene bestaat. Zo verbeelden wij ons dat
ook als het om u gaat. U bent een kind van de na-Napoleontische Romantiek, zoals trouwens ook
ds. Jan de Liefde dat was. Dat betekent dat wij sommige van uw liederen, en ook sommige van
Jan de Liefde's liederen, vandaag echt niet meer kunnen zingen. Ook kunnen wij vandaag echt
geen Broederbeweging meer zijn; onze zusters zijn niet langer meer tweederangs christenen. Ik
weet niet of ú dat uitgevonden hebt, maar in mijn jeugd zaten de broeders rondom de
avondmaalstafel, en zij stonden op bij de gebeden, terwijl de zusters op de tweede rang zaten
en bij de gebeden bleven zitten. Sorry, broeder Darby, maar die tijd komt nooit meer terug.
Als er in de eenentwintigste eeuw nog iets van de 'Vergaderingen' zal overblijven, zal het in
elk geval geen 'Broeder'-beweging meer zijn, maar een Broeder- en Zusterbeweging. Ik word hier
geacht over u en de broederschap te spreken, maar het zal toch echt over de broeder- en
zusterschap moeten gaan. --------- Veel van de typische kenmerken van de negentiendeeeuwse
'Broederbeweging' gaan er in de eenentwintigste eeuw dus echt niet meer in. Toch zijn we u
niet vergeten; integendeel: ik geloof dat u ons nog heel wat te zeggen heeft. Mag ik u eens
zeggen wat mij in uw geestelijke erfenis zo aanspreekt? Ik durf het rustig te doen, want ik
weet dat u er niet meer hoogmoedig van kunt worden. Daar gaat-ie: Ten eerste uw nadruk op de trouw aan de Bijbel als het
geďnspireerde Woord van God, uw voorliefde voor een altijd praktische en toch diepgaande
bijbelse leer, zonder dat u bij mijn weten ooit in een dode orthodoxie verviel. Ten tweede uw nadruk op een diep besef van onze vaste positie in
Christus, van persoonlijke geloofsbeleving met Hem en volkomen toewijding aan de Heer, zonder
dat u in een subjectief, mensgericht piëtisme verviel. Ten derde uw sterke afzondering van de wereld en het
naamchristendom, zonder dat u in ascese en isolationisme verviel. Ten vierde uw sterk profetisch besef, dat zich vooral uitte in de
herleefde verwachting van de spoedige komst van de Heer, zonder dat u daardoor ooit
christelijke arbeid verwaarloosde. Ten vijfde uw deelname aan christelijke werkzaamheid:
evangelisatie, zielzorg (huisbezoeken), armenzorg, zonder dat u in een louter sociale
weldadigheid verviel. Ten zesde uw nadruk op de boven de confessies uitstekende,
tegenover tradities kritisch staande, bijbelgetrouwe, spontane, niet-clericale gemeente,
zonder dat u in de leerstellige en liturgische teugelloosheid en het sektarisme verviel. Mochten er nog velen zijn die in uw positieve voetsporen verder
willen gaan. Niet het zwakke in uw denken en werken moet in de herinnering achterblijven, maar
het grootse, dat boven alle versplintering van de 'Broederbeweging' en boven allerlei
modeverschijnselen op christelijk gebied uitsteekt. Broeder Darby, ik zou zeggen: tot spoedig! Met hartelijke groet, Willem J. Ouweneel |
Brief aan Darby (Bode) | Darbydag (ND) | Darbydag (RD) | Darby en de 'Vergadering' (RD) | Graf van Darby