Bijbelgetrouw, krachtig en praktisch
onderwijs van Andrew Wommack
Overzicht van de vertaalde bijbelstudies van Andrew Wommack, klik hier...
Je hebt het al - 5
(dus stop proberen het te krijgen)
Andrew Wommack
Deel 1 - We zijn al gezegend...
Deel 2 - Genade en geloof...
Deel 3 - Het is in het geestelijke gebied...
Deel 4 - De triomftocht...
Deel 5 - Heb je meer geloof nodig?...
Deel 6 - Het probleem is ons ongeloof...
Onderwijs vertaald van MP3 bestanden. Gedownload van TV)
Oorspronkelijke titel van deze serie: ‘You've Already Got It’
Deel 5: Heb je meer geloof nodig?
Dit is de vijfde tape in een zesdelige serie, getiteld: ‘Je hebt het al’. We hebben al onderwezen uit Efeziërs hoofdstuk 1
dat wij al gezegend zijn met alle geestelijke zegeningen. En dat dezelfde kracht in je woont, de kracht is die Jezus Christus
uit de dood heeft opgewekt, en dat we alles al ontvangen hebben. En waarom zou je dan blijven vragen om dingen die je al hebt?
Ik heb een fundament neergelegd: dat we in feite moeten stoppen met God om dingen te vragen, en dat we moeten beginnen te
geloven, en te ontvangen wat Hij ons reeds heeft gegeven. En vervolgens in Efeziërs 2:8 hebben we het erover gehad dat je uit
genade behouden bent, door geloof. Daar hebben we het gehad over de relatie tussen genade en geloof. Dat geloof alleen maar
toe-eigent wat God uit genade al heeft voorzien. En dat is een krachtige uitspraak. Het lijkt zo gemakkelijk om dit te zeggen,
maar er is zóveel informatie, zoveel openbaring vastgelegd in die ene uitspraak, dat je de Heilige Geest nodig hebt om dit aan
je te laten uitleggen en duidelijk te maken.
We hebben het er ook over gehad, in de derde tape, hoe God alles al gedaan heeft, maar dat het in het geestelijk gebied is. En
dat het ónze verantwoordelijkheid is om het van de geestelijke wereld over te brengen naar de fysieke wereld. Het is en blijft
Gods kracht, het is Zijn vermogen, maar het werkt in en door ons. En wij moeten God daarvoor geloven.
Er is ook sprake van weerstand van de duivel. Satan is degene die verhindert dat tot fysieke manifestatie komt wat God al voor
ons heeft voorzien. Op de vorige tape (nr. 4) hebben we het gehad over geestelijke oorlogvoering. Omdat satan een rol speelt.
Welke rol speelt hij precies? Ik heb wat dingen uitgelegd waarom ik geloof dat geestelijke oorlogvoering één van de meest
misbruikte onderwerpen is die er tegenwoordig te vinden zijn in het lichaam van Christus. Het heeft een bepaald nut gehad, door
aan te tonen dat er sprake is van een geestelijke oorlogvoering, maar ze hebben in feite gesteld dat het bijna een fysieke
confrontatie zou zijn, waarin wij fysiek slag zouden moeten voeren met de duivel. Dat wij vechten tegen zijn krachten en tegen
zijn autoriteit. Dat is niet waar. De enige macht van de duivel is bedrog. Dat is de reden waarom de waarheid, als je die kent
en begrijpt, jou zal vrijmaken. Omdat de enige macht van satan ligt in een gebrek aan waarheid, oftewel misleiding.
Dat hebben we dus behandeld. Maar nu wil ik verder gaan en spreken over de vraag of we meer geloof nodig hebben. Dat is een van
de meest algemene uitspraken in het lichaam van Christus. Als ik over geloof spreek en wat er allemaal kan gebeuren als je God
gelooft, dan ontmoet ik voortdurend mensen die naar me toekomen en zeggen: ‘Ik geloof God, ik weet dat dit werkt, maar kunt u
alstublieft voor mij bidden dat ik meer geloof krijg.’ Of vaak hoor ik ook de gebeden van mensen, waarin ze in feite uitroepen
naar God om meer geloof.
En ik denk dat dit niet juist is. Dit past volledig in deze hele serie die gaat over ‘Je hebt het al - dus stop met proberen
het te krijgen’. Je hébt al geloof. Het is geen kwestie van geen geloof hebben, maar van het niet weten wat we al hebben. En
niet leren hoe we dat moeten gebruiken. En niet samenwerken met de wetten die deze dingen bepalen.
Laten we enkele Schriftplaatsen nemen uit Lukas 17. Hier is Jezus zijn discipelen aan het onderwijzen. En Hij heeft al een
aantal verschillende dingen onderwezen, maar in Lukas 17 vers 3 staat: ‘3 Ziet toe op uzelf! Indien uw broeder zondigt,
bestraf hem, en indien hij berouw heeft, vergeef hem. 4 En zelfs indien hij zevenmaal per dag tegen u zondigt en zevenmaal tot u
terugkomt en zegt: Ik heb berouw, zult gij het hem vergeven. 5 En de apostelen zeiden tot de Here: Geef ons meer geloof.
Wat hier interessant is, is dat Jezus mensen uit de dood had opgewekt, blinde ogen geopend, dove oren geopend, en diverse dingen
had gedaan die niemand ooit tevoren gedaan had. Maar toen al deze wonderen gebeurden, zeiden de discipelen nooit: ‘Geef ons
meer geloof’. Zij vroegen pas om meer geloof toen de Heer hen onderwees dat zij iemand wel zeven keer per dag moesten
vergeven, als die iets verkeerds tegen je deed en weer om vergeving kwam vragen. En dan werd je geacht die persoon te vergeven.
Dat was de aanleiding dat de discipelen zeiden: ‘Geef ons meer geloof’. Een van de dingen die ik daaruit naar voren wil
brengen, is dat geloof niet alleen nodig is om grote genezingen te zien, of voor als je in een financiële crisis zit, of
zoiets, maar ook voor persoonlijke relaties. Om in staat te zijn de andere wang toe te keren, mensen lief te hebben, hen te
vergeven, waar Hij het hier over heeft. Dat hoort bij de grootste uitdagingen voor je geloof die je ooit zult hebben.
Mensen denken dat ‘geloof’ alleen nodig is voor die echt onmogelijke situaties die je overkomen, wanneer de doktor je zegt
dat je gaat sterven, of als je faillissement wordt uitgesproken. Dat hebben we vaak volledig over het hoofd gezien. Ja, het is
in die situaties van toepassing, maar je hebt geloof ook nodig voor de relaties van iedere dag. Voor de mensen met wie je werkt,
voor je gezinsleden, kinderen, ouders, echtgenoten. Dat was de aanleiding voor de discipelen. Ze waren zo verbijsterd door wat
Hij zei: dat je moest omkeren en zeven keer per dag vergeven als daar om gevraagd werd. En ze zeiden: ‘Heer, geef ons meer
geloof.’
En kijk dan eens naar het antwoord dat de Heer hen gaf in Lukas 17 vers 6: De Here zei: Indien gij een geloof hadt als een
mosterdzaad, gij zoudt tot deze moerbeiboom zeggen: Word ontworteld en in de zee geplant, en hij zou u gehoorzamen.
Op een bepaalde manier lijkt het alsof Hij hun vraag niet beantwoordde. Zei vroegen: ‘Geef ons meer geloof’, en Hij zegt:
‘Als je geloof had als een mosterdzaad dan kun je dit doen’. Wat Hij in feite tegen hen zegt is: ‘Jongens, jullie hebben
helemaal niet meer geloof nodig. Jullie probleem is niet geloof, je gebruikt gewoon niet het geloof dat je al hebt.’
Hij maakt een vergelijking met: ‘Als je geloof had als een mosterdzaad’. De meesten van jullie hebben waarschijnlijk nooit
een mosterdzaadje gezien, maar ik wel. En het is zó klein, dat als je het tussen je duim en wijsvinger houdt, het gewoon
moeilijk is om te zien of je wel iets vast hebt. Het is zó klein. Het is één van de kleinste zaden die er bestaan.
En Hij zegt: ‘Al is je geloof zó klein, dat het de grootte heeft van een mosterdzaadje, dan kun je tot deze boom zeggen,
plant jezelf in de zee, en ze zou je gehoorzamen.’ Met andere woorden: je hebt helemaal geen groot geloof nodig. Je hebt
helemaal niet meer geloof nodig. Je moet gewoon gaan gebruiken wat je hebt. En dat is een gedachtegang die de meeste christenen
van tegenwoordig niet hebben.
De meeste christenen geloven dat geloof werkt. Ze denken alleen dat zij een tekort aan geloof hebben. En dit gaat ook terug op
wat ik in de vorige tape heb onderwezen, een misleiding van de duivel. Satan heeft ons verblind om te zien wat we reeds hebben.
Op deze tape wil ik je laten zien dat wij dezelfde hoeveelheid en kwaliteit geloof bezitten, die Jezus had, toen Hij hier op
deze fysieke aarde rondliep. Dat is reeds in het binnenste van iedere wedergeboren gelovige aanwezig.
Satan heeft mensen voorgelogen, zodat ze dat niet geloven. Zij geloven dat geloof werkt, ze zijn er alleen niet van overtuigd
dat zij het hebben. Ze denken dat geloof iets is, dat komt en gaat, soms is het sterk, soms is het zwak, alsof je er geen grip
op kunt krijgen. Je kunt het niet vastpakken, vasthouden, niet onder controle krijgen. Het is iets ongrijpbaars. En dat is een
volkomen verkeerde houding tegenover geloof. We zullen enkele dingen onderwijzen uit Gods Woord, die tegen deze misleiding van
de duivel in geweer komen. Ze vallen deze leugens van de duivel aan en tonen dat je meer dan genoeg geloof hebt, maar omdat je
dat niet beseft, ben je niet in staat het te gebruiken.
Dat is dus wat Jezus hen vertelde in vers 6. Als je maar geloof had als een mosterdzaadje, dan zou je tegen die moerbeiboom
kunnen zeggen ‘wordt ontworteld en plant jezelf in de zee’ en ze zou je gehoorzamen. Vervolgens vertelt Jezus een
gelijkenis. En als je begrijpt wat ik net over vers 6 heb gezegd, namelijk dat je het al hebt, en alleen moet gaan gebruiken wat
je hebt, dán zal deze gelijkenis zinvol voor je worden.
Als jij deze gelijkenis op een andere manier probeert toe te passen, slaat het gewoon nergens op. De context bepaalt de
betekenis van deze gelijkenis. In vers 7 vertelt Hij: ‘7 Wie van u zal tot zijn slaaf, die voor hem ploegt of het vee hoedt,
als hij van het land thuiskomt, zeggen: Kom terstond hier aan tafel? 8 Zal hij niet veeleer tot hem zeggen: Maak mijn maaltijd
gereed, schort uw kleren op en bedien mij, tot ik klaar ben met eten en drinken, en daarna kunt gij eten en drinken? 9 Zal hij
de slaaf soms danken, omdat hij deed wat hem bevolen was? 10 Zo moet ook gij, nadat gij alles gedaan hebt wat u bevolen is,
zeggen: Wij zijn onnutte slaven; wij hebben slechts gedaan, wat wij moesten doen.’
Wat hij hier in deze gelijkenis vertelt is: ‘Je hebt genoeg geloof. Als je geloof maar zo klein is als een mosterdzaadje, dan
is dat genoeg om een boom in de zee te gooien. Het is niet een probleem van geloof. Je moet gebruiken wat je hebt.’
Net als iemand die een slaaf (dienaar) had. Dus als jij een slaaf zou hebben, en als je binnenkomt zou je alles zelf gaan doen
en voor jezelf zorgen, en je vroeg het niet aan je slaaf omdat je hem niet tot last wilt zijn. Hij heeft tenslotte de hele dag
gewerkt en hij had rust nodig. Maar dat is niet de houding die je hebt tegenover een slaaf. In onze snelgeraakte, overgevoelige,
politiek correcte maatschappij van tegenwoordig, zullen de meeste mensen ook nog zeggen: ‘Dat is geen manier om een slaaf of
bediende te behandelen’. Maar in de dagen dat de Bijbel werd geschreven, de tijd waarin Jezus sprak, was slavernij een
doodnormale zaak en hoorde gewoon bij de feiten van het leven. En als je een slaaf had, dan gebruikte je hem ook. Je liet hem
echt niet de hele dag nutteloos rondhangen en niets doen. Je hield je niet bezig met de vraag of je hem niet te veel lastig
viel, en of je wel aardig en vriendelijk genoeg was. Nee, je gebruikte hem als dienaar. En zelfs al had hij de hele dag buiten
gewerkt en kwam binnen, dan moest hij nog steeds jou dienen en eerst in jouw behoeften voorzien, voordat hij in zijn eigen
behoeften kon voorzien.
Niemand zou erover piekeren om een slaaf ook maar een uur per dag niet te gebruiken om hem niet tot last te zijn. Hem vragen:
‘Zou je alsjeblieft dit of dat willen doen?’ Nee, zo sprak je niet tot een slaaf. Je hoefde niet per se gemeen of wreed te
zijn, maar je zou wel bevelen geven. Jíj was de baas van die slaaf en Jezus gebruikt dit in feite als een voorbeeld over
geloof.
Dat geloof moet gebruikt worden. Maar je verwent het. En dat is net als een slaaf op de bank laten zitten niksen, de hele dag
naar de TV laten kijken en een nietsnut laten worden. En dan wordt hij moe en zwakjes, en zijn spieren verschrompelen en dan
vragen we ons af waarom hij niets doet. Omdat we hem niet aan het werk gezet hebben. Hij wordt niet gebruikt. Wij moeten geloof
gaan gebruiken zoals een meester zijn slaaf zou gebruiken. Het is geen kwestie dat je geen slaaf zou hebben, maar een kwestie
van dat je niet gebruikt wat je hebt.
Wij hébben geloof. Het probleem is dat het lichaam van Christus niet beseft dat ze geloof heeft. Als ik naar de meeste mensen
die naar deze tape luisteren toe zou gaan en als ik persoonlijk met hen zou kunnen praten, en als ik enkele getuigenissen zou
geven, wat geloof allemaal voor elkaar heeft gebracht, hoe de doden werden opgewekt, blinden weer konden zien, grote wonderen,
dan zouden heel veel van jullie zeggen: ‘Ja, ik geloof dat die dingen gebeuren’.
Maar wat als ik dan zou zeggen: ‘Ok, dan ga jij nu voor hen bidden’? Het is niet zo dat je betwijfelt of God het kan doen.
Je twijfelt niet aan mijn woord, dat ik het heb zien gebeuren. Maar jij gaat aan jezelf twijfelen, omdat je betwijfelt of jij
het geloof er wel voor hebt. Je twijfelt er niet aan of geloof werkt, maar jij voelt jezelf niet voldoende toegerust. En ik kan
net zolang kletsen tot de meeste mensen die naar deze tape luisteren zouden reageren met zoiets als: ‘Oh, God, ik heb meer
geloof nodig’, en ze gaan God om meer geloof gaan vragen.
En dat zou álles weerspreken wat ik in deze serie bezig geweest ben te onderrichten. Je hébt al geloof, je hébt al deze
zelfde kracht die Jezus Christus deed opstaan uit de dood, binnenin je leven. Je hebt helemaal geen geloofsprobleem, je hebt een
kennisprobleem. Je weet niet wat je hebt, en je kent de wetten niet die de werking van geloof beheersen.
Laat me je nog meer schriftgedeelten hierover geven en ik wil proberen dit aan je te bewijzen. Efeziërs 2:8 heb ik al eerder
gebruikt op de tweede tape in deze serie, maar ik wil nu een ander punt daaruit naar voren halen: ‘8 Want uit genade zijt gij
behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God;’ 9 niet uit werken, opdat niemand roeme.’
Je kunt dit vers op minstens 2 manieren interpreteren. Als er staat ‘en dat niet uit uzelf’, kan dat slaan op je behoudenis;
je behoudenis is niet uit jezelf, maar uit de genade van God. En dat is helemaal waar. Maar het kan ook spreken over het geloof
dat je ervoor gebruikt hebt. Het gelóóf tot behoudenis is uit genade van God, en niet van jezelf.
En dat is ook een vaststaand principe uit de Schrift. Dat is net zo helder. In Romeinen 10:14, de meeste mensen zijn er heel
vertrouwd mee, staat: ‘Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in wie zij niet geloofd hebben? Hoe geloven in Hem, van wie zij niet
gehoord hebben? Hoe horen zonder prediker? 15 En hoe zal men prediken zonder gezonden te zijn? Gelijk geschreven staat: Hoe
liefelijk zijn de voeten van hen, die een goede boodschap brengen.
En in vers 16: ‘Maar niet allen hebben aan het evangelie gehoor gegeven. Want Jesaja zegt: Here, wie heeft geloofd wat hij van
ons hoorde? 17 Zo is dan het geloof uit het horen, en het horen door het woord van Christus.
Dit schriftgedeelte maakt heel duidelijk dat geloof voortkomt uit het horen, en dat je niet kunt geloven tenzij je het Woord van
God hoort. En dit stelt dus dat het geloof dat je nodig hebt om behoudenis te ontvangen, komt uit het horen van Gods
Woord.
Ik probeer het graag zó voor te stellen: als je jouw verbeelding zou willen gebruiken, dan kun je je voorstellen dat ieder
woord dat uit mijn mond, of uit jouw mond, of uit iemands mond dan ook uitgaat, net als een container is. Ik kan mijn woorden
gebruiken om jou op te bouwen en zo dat ze jou bemoedigen. Ik kan je tranen van vreugde bezorgen, door gewoon fijne dingen tegen
je te zeggen, en je te waarderen en op te hemelen. Óf ik kan dingen zeggen die je aan het janken maken, uit woede,
gekwetstheid, pijn. Je woorden bevatten kracht. Een andere manier om dat te zeggen is, dat jouw woorden óf geloof, óf ongeloof
bevatten.
En dit geldt al helemaal voor God. God kan veroordeling over iemand brengen, maar de meeste van Zijn woorden zijn gevuld met
geloof. En die woorden die uit Zijn mond voortkomen zijn net kleine containers waarin geloof zit. En het is niet mogelijk voor
jou om geloof voor behoudenis te ontwikkelen zónder dat Gods Woord jou geloof brengt. Je hebt een bovennatuurlijk geloof nodig
om wedergeboren te worden.
Toen ik opgroeide binnen de kerk, werd ik wedergeboren toen ik acht jaar oud was. Ik groeide dus echt binnen de kerk op. En
één van de voorbeelden die zij gebruikten in een poging om geloof te illustreren was, dat ze een stoel namen, en dan zeiden
ze: ‘Er is geloof nodig, om op deze stoel te zitten.’ Ze spraken er dan over dat iedereen geloof had. We gebruiken altijd
geloof. Ze zeiden: ‘Er is geloof nodig om op deze stoel te gaan zitten. Hoe weet je dat deze stoel jou overeind zal houden?’
En ze gebruikten dat als een voorbeeld van geloof, hoe je geloof gebruikt.
Ze zeiden: ’Er is geloof nodig om een kruispunt over te steken als het licht op groen springt. Je kunt niet zeker weten of de
mensen in de andere straat gaan stoppen voor het rode licht.’ Ze zeiden: ‘Er is geloof nodig om in een vliegtuig te zitten
en ergens heen te vliegen. Je weet niet precies hoe een vliegtuig werkt. Je kent de piloot niet. Hoe kun je deze dingen weten?
Je doet voortdurend dingen waarvoor geloof nodig is.’
Ik wil toegeven dat dit inderdaad een zekere mate van geloof is, maar het is een ménselijk geloof. Ik geloof dat wij zijn
geschapen naar de gelijkenis van God. En dat God ons heeft geschapen als gelóófswezens. En daarom heeft iedereen, gered of
niet gered, geloof in zijn binnenste, omdat dit een onderdeel van God is, en daarom ook een onderdeel van ons.
Maar ik zeg dat dat soort geloof, geloof om in een stoel te zitten, om in een vliegtuig te vliegen, om een kruispunt over te
steken, een menselijk geloof is, gebaseerd op wat je kunt zien, horen, tasten, proeven en ruiken. Als jij in een vliegtuig zou
stappen en allerlei akelige geluiden zou horen in de motoren, en je zag hoe een motor in brand vloog, en dat vliegtuig zou naar
de startbaan taxiën, en beginnen op te stijgen, dan zou je er iets van zeggen. Omdat jouw zintuiglijke kennis zou zeggen: ‘Nee,
dit gaat niet goed.’ Je zou er iets van zeggen en alles doen wat je kon om dit vliegtuig te laten stoppen.
Als jij optrekt bij een kruispunt, dan kijk je altijd even snel of de andere mensen wel gestopt zijn. En als jij zag dat iemand
aan kwam scheuren en het zag er naar uit dat ze door zouden rijden, dan zou je stoppen. Ik wel in elk geval, ook al staat het
licht op groen.
En wat betreft het zitten op een stoel; als jij die stoel zou zien, en die zou vier poten moeten hebben, maar jij ziet er maar
drie, en hij ziet eruit alsof hij op elk moment uit elkaar kan vallen, dan zou je niet op die stoel gaan zitten. Vanwege jouw
zintuiglijke kennis. Al die voorbeelden die ik gaf zijn gebaseerd op menselijk geloof, omdat ze gebaseerd zijn op iets wat
fysiek is, iets tastbaars dat je kunt zien, horen, voelen, ruiken en proeven.
Maar als het gaat om het geloven van God om de vergeving van je zonden, dan moet je gaan geloven in dingen die je niet kunt
zien. God heb je nooit gezien. De duivel heb je ook nooit gezien. Je hebt ook nooit de hemel gezien. Je hebt de hel nooit
gezien, je hebt ook nooit ‘zonde’ gezien. Je hebt wel mensen een zonde zien begaan, maar hoe ziet een zonde zelf eruit? In
welk lichaamsdeel zit het? Je kunt dus ‘zonde’ helemaal niet zien en je kunt dus ook niet ‘zien’ of zonde is
uitgewist.
En toch moet je in al die dingen geloven. Je moet in God geloven, én de duivel, hemel, hel, zonde, en in de vergeving van
zonde. Je moet geloven in dingen die je niet kunt zien. En de enige manier waarop je dat kunt doen is door middel van een
bovennatuurlijk geloof. Een goddelijk soort geloof.
Kijk eens naar dit schriftgedeelte uit Romeinen 4:17: ‘gelijk geschreven staat: Tot een vader van vele volken heb Ik u gesteld
– voor het aangezicht van die God, in wie hij geloofde, die de doden levend maakt en het niet zijnde tot aanzijn roept.
Dit spreekt over God en zijn geloof, waar staat dat God de doden levend maakt en de dingen die niet zijn (=niet bestaan) roept
(spreekt) tot ze er wel zijn.
Met andere woorden, Gods soort van geloof is niet afhankelijk van een of ander fysiek bewijs. Hij noemt dingen vóórdat er enig
fysiek bewijs van hun bestaan is. En in dit specifieke geval hier in Romeinen 4 gaat het over Abraham en hoe zijn naam veranderd
werd van Abram, dat “verheven vader” betekent, tot Abraham, dat ‘vader van vele volken’ betekent. En God noemde hem ‘vader
van vele volken’ vóórdat hij ook maar enig volk hád.
Met andere woorden, dit is een voorbeeld hoe God dingen benoemt, spreekt, vóórdat er sprake is van enig fysiek bewijs. Dat is
Góds soort geloof.
In het boek Genesis, in hoofdstuk 1, schiep God de hemel en de aarde en Hij sprak: ‘Laat er licht zijn.’ En toen was er
licht. En daarna, dagen later, schiep Hij de zon en de maan en de sterren. Hij schiep dus licht, vóórdat er maar een bron
bestond waar dat licht vandaan kon komen. Ik weet niet hoe dat allemaal werkt, sommige mensen hebben daar allerlei theorieën
over, maar waar het mij om gaat, is dat God niet beperkt is. Gods geloof is niet beperkt op de manier zoals wij dat zijn. Ga
bijvoorbeeld terug naar dat voorbeeld van het zitten in een stoel. Redding is dan vergelijkbaar met iemand laten zitten in een
stoel die ze niet kunnen zien. Met een menselijk geloof zou iemand zoiets gewoon niet doen. Je zult jezelf niet in een positie
brengen waarin je kunt vallen en je bezeren omdat je niets kunt zien of voelen.
Maar als het eropaan komt om God te geloven voor de vergeving van onze zonden, móet je geloven in dingen die je niet kunt zien.
En hoe kun je dat doen? Dat kún je gewoon niet met alleen maar een menselijk geloof. Je bent niet alleen niet in staat jezelf
te redden, omdat redding van God komt, maar óók het geloof dat nodig is om tot redding en behoud te gelóven, komt van God. En
waar komt dat dan vandaan? Zoals er geschreven staat in Romeinen 10:17: geloof komt door het horen, en het horen door het Woord
van God.
Daarom zegt de Schrift ook in 1 Petrus hoofdstuk 1: 23 als wedergeborenen niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad,
door het levende en blijvende woord van God.
Je moet dus worden wedergeboren door het woord van God. Waarom? Omdat Gods woord Zíjn geloof bevat. Het geloof dat nodig is om
te gelóven dat je zonden zijn vergeven; te gelóven dat God in het vlees is gekomen en werkelijk leed en stierf en onze straf
droeg. Dat kun je gewoon niet geloven met alleen maar menselijk geloof. Je zult dat geloof van God moeten ontvangen.
Gods Woord brengt dus Zijn geloof met zich mee. En toen jij wedergeboren werd, was het geloof dat jij gebruikte tot jouw redding
en behoud, niet jóuw geloof. Het was geen gewoon menselijke geloof, het was Gods bóvennatuurlijke geloof, dat jou gegeven
werd. Dít is het allerbelangrijkste punt dat ik duidelijk wil maken. Jij bent niet wedergeboren door geloof te stellen ín God,
maar je bent wedergeboren door het geloof ván God. En dat is echt een krachtige stelling. Wij waren zó volledig verloren, dat
wij niet alleen niet in staat waren onszelf te redden, maar ook niet eens zelf konden gelóven dat onze zonden vergeven zijn.
Wij hadden nodig dat dit goede nieuws aan ons gepredikt werd en moesten het geloof dat daar ín opgesloten zat, gebruiken voor
onze redding. En dat is krachtig.
Kijk eens naar dit schriftgedeelte, hier in Galaten 2 vers 16: ‘Doch wetende, dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit de
werken der wet, maar door het geloof van Jezus Christus, zo hebben wij ook in Christus Jezus geloofd, opdat wij zouden
gerechtvaardigd worden uit het geloof van Christus, en niet uit de werken der wet; daarom dat uit de werken der wet geen vlees
zal gerechtvaardigd worden. (Statenvertaling)
Let op dat in vers 16 twéé keer staat dat we niet gerechtvaardigd worden door werken der wet, maar door het geloof ván Jezus
Christus. Niet gewoon geloof ín Jezus Christus. Ja, natuurlijk stellen wij geloof ín wat Jezus Christus voor ons gedaan heeft,
maar we moeten óók het geloof ván Jezus Christus gebruiken om gerechtvaardigd te worden. En in vers 16 gaat het verder: dat
we gerechtvaardigd worden uit het geloof ván Christus. Niet dus gewoon geloof ín Christus, maar wij gebruiken Zijn geloof om
geloof te kunnen stellen ín wat Hij deed. Dat zijn krasse uitspraken.
En dan verder in vers 20 schrijft Paulus: ’Ik ben met Christus gekruisigd; en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft
in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons van God, Die mij liefgehad heeft, en Zich
zelven voor mij overgegeven heeft.
Merk dus nogmaals op dat niet wordt gesproken van het geloof ín de Zoon van God. Ik zeg niet dat dat verkeerd is. Er zijn
momenten dat je spreekt over het geloof stellen ín God, maar hij zegt hier dat hij leeft door het geloof ván de Zoon van
God.
Ik ben ervan op de hoogte dat sommige andere vertalingen dit anders brengen. Maar ik ben ervan overtuigd dat dit de enige juiste
interpretatie is. En zowel in vers 16 als in vers 20 op drie verschillende momenten spreekt Paulus over het geloof ván
Christus, niet over het geloof ín Christus. Dit is echt heel belangrijk.
Laten we weer terugkeren naar de originele vraag: ‘Hebben wij meer geloof nodig’. Jezus zei in principe, dat je gewoon moet
gebruiken wat je hebt. Wat je hebt is genoeg om een moerbeiboom te ontwortelen en in de zee te laten planten. Je moet het gewoon
gebruiken. Gebruik wat je nodig hebt.
En wat voor geloof heb je dan wel? Nou, je moest wedergeboren worden uit genade, door geloof. En dat geloof was niet eens jouw
geloof, het was geen menselijke geloof, het was het bovennatuurlijke geloof van God. Omdat het Zijn geloof is, is het in staat
om álles te bewerken, wat Jezus heeft gedaan. En daarom zegt de Bijbel in Johannes 14 vers 12: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u,
wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze, want Ik ga tot de Vader.’
Hoe kunnen wij de werken doen die Jezus deed? Laten we nog niet eens spreken over grotere werken. Hoe doe je gewoon de werken
die Jezus deed? Kijk eens naar al die wonderen, en die woorden van kennis en wijsheid, en bewogenheid, het vergeven, de andere
wang toekeren. Hoe kun je diezelfde dingen doen?
Dat kan omdat jij hetzelfde geloof hebt dat Jezus had om die dingen te volbrengen. Omdat het niet jouw geloof is, maar Zijn
geloof, is het in staat om alles te doen wat Hij in staat is te doen. Als je alleen maar dit ene punt zou begrijpen dat ik híer
neerzet, kan dit jouw leven totaal veranderen. Het zou onmiddellijk beginnen al je hoop en je verwachtingen te veranderen.
Gewoon omdat je meer gaat verwachten. Als je hetzelfde geloof hebt dat Jezus had, prijs de Heer, kun je dezelfde werken doen die
Jezus deed!
De meeste mensen kunnen dit niet bevatten. De meeste mensen zullen zeggen: ‘Ach, ik ben maar een mens’. Maar dat is corrupt
denken. Dat is verkeerd. Ik ben niet alleen maar een mens. Ik wás alleen maar een mens, maar ik ben wedergeboren. Er is nu een
deel van mij dat over de volle breedte Heilige Geest is. Er is een deel van mij dat hét geloof van de Zoon van God bevat. En
als ik dan ga zeggen ‘ik ben maar een mens’, dan is dat verkeerd. Ik ben niet alleen maar een mens. Er is inderdaad een deel
van mij dat alleen maar een mens is, dat in staat is om te falen, net als iedereen. Maar er is een deel van mij dat wedergeboren
is, dat hét geloof van de Zoon van God in zich heeft. En als ik me daarvan bewust blijf, en daarop mijn focus houd, zal dat
onmiddellijk en onvermijdelijk afdwingen dat er een verschil is in waar ik geloof voor heb.
Als ik werkelijk geloof dat ik dit vermogen in mij heb, dan neem ik geen genoegen met een nederlaag en het falen en de
ontmoediging en het wereldgelijkvormige leven waar de meeste mensen mee leven. Er is gewoon een heel verschil van binnen. Je
moet gewoon begrijpen dat je het geloof ván de Zoon van God binnenin je hebt.
In Romeinen 12:3 staat: ‘Want krachtens de genade, die mij geschonken is, zeg ik een ieder onder u: koestert geen gedachten,
hoger dan u voegen, maar gedachten tot bedachtzaamheid, naar dé mate van het geloof, dat God elkeen in het bijzonder heeft
toebedeeld.
Let op dat er niet staat dat God iedereen ‘een’ mate van geloof heeft gegeven, maar aan iedereen dé mate van geloof. Hier
volgt een voorbeeld, een beeld dat je zal helpen dit te begrijpen.
Stel bijvoorbeeld dat we in een gaarkeuken staan en iedereen staat in de rij voor soep. En ik ben bezig de soep uit te delen.
Alle mensen komen langs. En jij hebt een kom. En iedereen heeft een kom. En ik zou één lepel gebruiken. Ik zou dezelfde lepel
gebruiken voor iedereen, dan zou dat dé maat zijn. En als ik die lepel in de pan doop en uitgiet, dan krijgt iedereen dé maat.
Dat zijn niet verschillenden maten. Maar als ik verschillende maten zou hebben, dus als ik een lepel zou hebben, en ook een
theelepeltje, en een eetlepel, en vervolgens een pipet, dan zijn dat verschillende maten. En als mensen dan langs zouden komen,
is wat ze krijgen afhankelijk van welke maat ik hen geef. Sommigen krijgen dan veel, anderen veel minder.
Maar als ik maar één maat zou hebben, dan zou iedereen die langskwam, dé maat krijgen. Daar spreekt dit hier over. En dit
vers spreekt erover dat God aan íedereen, en de context laat zien dat dit gaat over iedere wedergeboren gelovige, dé maat van
geloof geeft.
God gaf niet aan mij groot geloof en aan iemand anders een klein geloof en dat soort dingen. Nee, er bestaat maar één maat van
geloof. Dit hele idee van klein en groot geloof hebben is géén schriftuurlijke gedachte. Ik weet dat een aantal van jullie nu
enkele schriftgedeeltes kunnen noemen. Ik kom daar dadelijk op terug, dus houd het nog even vast, maar ik wil hier stellen dat
het niet waar is, dat sommige mensen groot geloof hebben en andere mensen klein geloof.
Ooit zag ik een uitzending van de ‘700 Club’, waarin Reinhard Bonnke werd geïnterviewd. Reinhard Bonnke is een Duitser. Hij
is een krachtig evangelist, een evangelist met genezingsbediening. In onze dagen heeft hij menigten gehad van meer dan één
miljoen per dag, en God heeft hem enorm gebruikt. En hij heeft gesproken over veel van die wonderen. Maar in ieder geval vroegen
ze eens aan het publiek of ze een vraag aan hem hadden. En één van de vragen die gesteld werd, luidde: ‘Hoe komt het dat er
in het buitenland zoveel meer wonderen gebeuren dan in de VS. Komt dat omdat ze daar meer geloof hebben?’ En omdat ik bezig
was met het onderwerp waar ik het hier over heb, gingen mijn oren rechtovereind staan, want ik wilde zijn antwoord horen. En wat
hij zei heeft me werkelijk gezegend. Want hij zei: ‘Jullie Amerikanen zijn de enige mensen die ik ooit heb ontmoet, die dit
idee hebben van meer geloof.’ Hij zei: ‘Een persoon gelooft óf wel, óf niet. Je hebt helemaal geen ‘groot’ geloof
nodig.’ En hij gaf voorbeelden van mensen die nét voor het eerst het evangelie hadden gehoord en direct hun wonder ontvingen.
Hij zei: ‘Dit hele idee van groot geloof en klein geloof is een dwaling. Het is verkeerd.’ En ik geloofde hem
werkelijk.
Nu zullen sommigen van jullie zeggen: ‘Wacht eens even, in hoofdstuk 8 van Mattheüs sprak Jezus over deze hoofdman, die Hem
kwam vragen om de genezing van zijn dienaar, en die hoofdman sprak: ‘Heer, U hoeft niet naar mijn huis te komen, spreek
slechts Uw Woord en mijn knecht zal genezen zijn.’ Vers 10 ‘Toen Jezus dit hoorde, verwonderde Hij Zich en zei tot hen, die
Hem volgden: Voorwaar, zeg Ik u, bij niemand in Israël heb Ik een zó groot geloof gevonden!’
Jezus sprak hier dus over een groot geloof. Sommige mensen zeggen: ‘Daar heb je dus een schriftuurlijk geval’. Jezus zei:
‘Ik heb zo’n groot geloof niet gevónden, niet gezíen in Israël.’
Er spelen hier een aantal zaken een rol. In de eerste plaats dat dit vóór de wedergeboorte mogelijk was. Het was vóór het
nieuwe verbond, en onder het oude verbond was het waar dat mensen geloof ín God moesten stellen. Ze moesten een menselijk
geloof toepassen ín de beloften van God. Ik wil daarmee niet zeggen, dat God hen niet hielp of dat Zijn Woord hen geen geloof
bracht, maar ik zeg wel dat het anders lag. In de nieuwe geboorte word je wedergeboren door geloof in de Heer, op een manier die
onmogelijk was voor iemand onder het oude verbond.
Ook in Galaten 5 vers 22 zegt de Schrift dat: ‘22 Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid,
goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid (Statenvertaling).’
Geloof is dus een vrucht van de Geest. De oudtestamentische gelovigen kenden de inwonende tegenwoordigheid van de Heilige Geest
niet. Er waren een paar mensen die bij gelegenheid de Heilige Geest hadden, maar ze hadden hem niet wónend in hen, op de manier
zoals wij dat hebben onder het nieuwe verbond.
Wij hebben dus geloof als een vrucht van de Geest. Maar vóórdat Jezus voor onze zonden stierf en uit de dood opstond en mensen
wedergeboren werden, was er voor hen een andere manier om God te geloven. Wat Jezus zei over de hoofdman was dus iets
anders.
Hier is nog een andere manier om het te bekijken. Zelfs na de nieuwe geboorte is het zo dat sommige mensen meer geloof
manifesteren, en andere mensen heel weinig of geen geloof manifesteren. Maar het is onjuist om te zeggen als mensen wedergeboren
zijn, dat sommige mensen een klein geloof hebben. Sommige mensen gebrúiken maar een heel klein beetje van het geloof dat God
hen gegeven heeft, wellicht is er heel weinig van zichtbaar in hun leven. En andere mensen gebruik daar meer van. Maar de
waarheid is dat iedere wedergeboren gelovige hét geloof ván de Zoon van God heeft. En dat staat hier in Romeinen 12 vers 3,
dat God iedere wedergeboren gelovige dé maat van geloof heeft gegeven.
Hoe groot was die maat? Als je dan weer kijkt naar Galaten hoofdstuk 2 vers 20, zegt Paulus daar: ‘20 Ik ben met Christus
gekruisigd; en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het
geloof des Zoons van God, Die mij liefgehad heeft, en Zich zelven voor mij overgegeven heeft.’
Als Paulus’ maat ‘hét geloof van de Zoon van God’ was, met andere woorden ‘het geloof van Jezus’, als dát het geloof
was dat hij gebruikte, en wij allemaal dé maat van geloof hebben, dan raad eens: het geloof dat wij, dat jij en ik hebben, is
‘hét geloof van de Zoon van God’.
Dat is een zeer krachtige waarheid. Je hebt dus helemaal geen geloofprobleem. Je hebt een kennisprobleem. Je weet gewoon niet
wat je hebt. En de eerste stap is dat je de goede dingen die in je aanwezig zijn, gaat erkennen. Filemon vers 6 zegt: ‘6 Opdat
de gemeenschap van uw geloof krachtig worde in de bekendmaking (=kennen, erkennen) van alle goed, hetwelk in u lieden is door
Christus Jezus.’
De manier waarop jouw geloof begint te werken is dus door te erkennen, te beseffen, wat je reeds hébt, en niet door God om
méér te vragen. Niet vragen: ‘Heer, vermeerder ons geloof’, maar gewoon gaan gebruiken wat je al hébt.
Je bent wedergeboren en hebt daarmee een bovennatuurlijk geloof van God ontvangen. Hier in 2 Petrus 1:1 staat: ‘Simeon Petrus,
een dienstknecht en apostel van Jezus Christus, aan hen, die een even kostbaar geloof als wij hebben verkregen door de
gerechtigheid van onze God en Heiland, Jezus Christus.
Let op dat Petrus zegt dat je een even kostbaar geloof hebt gekregen als wij (de apostelen dus). Het geloof van Petrus was zo
sterk dat hij Dorcas uit de dood zag opstaan. In het vijfde hoofdstuk van Handelingen liep hij door de straten en als zijn
schaduw maar mensen aanraakte werden ze genezen. Als alleen maar zijn schaduw op hen viel. Dát soort geloof, dát soort kracht,
daarvan zegt hij: je hebt een éven kostbaar geloof verkregen.
En hij zegt dat dit verkregen is door de gerechtigheid van onze God en Heiland, Jezus Christus. Met andere woorden, niet door
jouw goede werken, niet omdat jij dit of dat gedaan hebt, maar toen jij wedergeboren werd, verkreeg jij een éven kostbaar
geloof. Als iemand van jullie zou zeggen: ‘Oh, ik kan nooit hetzelfde geloof hebben als Petrus had’, scheur dan maar 2
Petrus uit je Bijbel, want het werd geschreven aan mensen die een even kostbaar geloof hebben ontvangen. Als je 2 Petrus 1:1
niet kunt aanvaarden, gooi de rest van het boek dan ook maar weg. Als je het wél aanvaardt, zul je ook moeten aanvaarden dat je
een even kostbaar geloof hebt ontvangen als Petrus.
Dat is een krachtige waarheid. Je hebt helemaal geen geloofsprobleem. Je beschikt over hét geloof van de Zoon van God. Je moet
het gewoon gaan toepassen. Weet je, in mijn eigen leven, toen ik de doop in de Heilige Geest ontving, en deze wonderbaarlijke
ontmoeting met de Heer had, 23 maart 1968, ontving ik onmiddellijk een opleving binnenin mij, die ik toeschrijf aan de Heilige
Geest. Ik begreep opeens dingen. Er was een passie, een nieuwe motivatie, een nieuw vuur in mij. En onmiddellijk kreeg ik geloof
in God voor bepaalde dingen. En ik zag ook hoe mensen genazen. Ik maakte mee hoe een vrouw in het ziekenhuis die kanker had
genas. We zagen ziekten genezen, we zagen doofheid genezen, en andere dingen. Dat begonnen te gebeuren. Ik zag het niet heel
vaak gebeuren. Ik bad voor heel veel mensen, maar ik zag maar een klein percentage mensen genezen. Maar mijn geloof begon
onmiddellijk te werken, en ik werd me ervan bewust dat geloof een machtige kracht is.
Maar ik begreep nog helemaal niet wat ik jullie nu aan het uitleggen ben. Ik begon de Heer te zoeken en te vragen om meer
geloof, meer geloof, en ik raakte gefrustreerd. En toen de Heer mij deze waarheid liet zien, maakte dit gewoon een enorm
verschil in mijn leven. In plaats van mijn tijd besteden om God om meer geloof te vragen, begon ik Hem te danken, en te erkennen
wat ik al had ontvangen, en begon ik te graven in het Woord van God, niet om geloof te kríjgen, maar om te begrijpen wat ik had
en om te begrijpen hoe het dan werkt.
Ik begon geloof te bestuderen, en de wetten die geloof beheersen. Tussen die twee is nog een verschil. Ik weet niet of je dat
door hebt. De Bijbel zegt dus in Romeinen 10:17: ‘Zo is dan het geloof uit het horen, en het horen door het woord van God.’
Ik wil met niemand ruzie maken over de manier waarop je dit uitlegt, maar ík geloof dat dit erover spreekt dat je wedergeboren
wordt. Het geloof dat nodig is om wedergeboren te worden, kómt door het woord van God. En als je eenmaal wedergeboren bent,
héb je het bovennatuurlijke geloof van God. Je hoeft niet méér geloof te krijgen. Je bestudeert de Bijbel niet, om meer
geloof te krijgen. Je bestudeert het Woord, of luistert naar het Woord, en je ontving geloof door de Woorden die je hoorde. Op
die manier heb je het ontvangen tot behoud.
Als je als christen de Bijbel bestudeert, is geloof reeds aanwezig. Wat je verder moet bestuderen is hóe geloof werkt. Je gaat
schriftgedeelten bestuderen, zoals ik net genoemd heb: dat je het even kostbare geloof hebt dat Petrus had. En daarom kan ik
alles wat Petrus zag gebeuren, óók zien gebeuren. Het bemoedigt je en geeft informatie en kennis.
In feite gaat het hier in 2 Petrus 1 verder met vers 2: ‘genade en vrede worde u vermenigvuldigd door de kennis van God en van
Jezus, onze Here. 3 Zijn goddelijke kracht immers heeft ons met alles, wat tot leven en godsvrucht strekt, begiftigd door de
kennis van Hem, die ons geroepen heeft door zijn heerlijkheid en macht.’
Geloof is zeker een deel van alles wat tot leven en godsvrucht strekt. En er staat dat die komen door de kennis van Hem. En in
vers 4 staat: ‘door deze zijn wij met kostbare en zeer grote beloften begiftigd.’
Deze kennis gaf ons dus kostbare en zeer grote beloften, dat zijn dus de Woorden van God. Dus het Woord van God geeft je
kennis.
Als je nog niet gered bent, dan verstrekt het luisteren naar het Woord van God jou geloof, en als je dat aanvaardt, kun je
behoud ontvangen door middel van dat geloof, dat door Gods Woord tot je kwam. Nadat je wedergeboren bent, héb je al het geloof
van God binnen in je ontvangen. Het is een vrucht van de Geest, maar het lezen van het Woord van God zal je kennis geven van wat
je hebt, en het zal je onderrichten hóe geloof werkt, zodat je er wat aan hebt.
Het allereerste punt dat ik dus op deze tape wil duidelijk maken, is dat jij hét bovennatuurlijke geloof van de Zoon van God
hebt. Maar dít wordt het volgende punt: omdat het Góds geloof is, moet het ook werken volgens Zijn regels. Je kunt Gods geloof
niet gebruiken voor je eigen plannetjes. Het is niet van jou. Het is Gods geloof. In zekere zin ‘lenen’ we het en de enige
manier waarop het vruchten af zal werpen, is als we het gebruiken op de manier waarop God wil, dat we het gebruiken. Het is niet
van jou.
Sommige mensen zeggen: ‘Ik ben van het Baptistengeloof, of ik ben van het Methodistisch geloof, of ik ben van het Episcopaalse
geloof, alsof er verschillende geloven bestaan. In Efeziërs 4 staat dat er: ‘5 één Here, één geloof, één doop’ is.
Het is Gods geloof. Je kunt niet maar kiezen: dít is de manier waarop ík geloof. Want als je op de verkeerde manier gelooft,
dan werkt het gewoon niet.
Je moet je geloof gebruiken op de manier waarop God wil dat je het gebruikt, omdat het niet jóuw geloof is. Het is niet
menselijk, het is bovennatuurlijk geloof.
Ik wil dit schriftgedeelte met je delen uit Romeinen 3. In vers 27 staat: ‘Waar blijft het roemen dan? Het is uitgesloten.
Door welke wet? Der werken? Neen, maar door de wet van geloof.’
Dit is een verbazingwekkend schriftgedeelte en ik haal hier iets uit wat niet het hoofdonderwerp is van Romeinen 3, maar het is
daarom nog wel waar. Het is een ware uitspraak. Het spreekt hier over een wet van geloof. Als je de term ‘wet’ gebruikt, is
het net als de ‘wet van de zwaartekracht’ of de ‘wet van aerodynamica’. Er zijn bepaalde wetten die God geschapen heeft,
en als we het woord ‘wet’ in die betekenis gebruiken, wil dat zeggen dat het een constante factor is. Het verandert nooit,
er is nooit een verschil in. Het is constant hetzelfde en het is ook nog universeel. Het is iets dat gewoon overal opgaat.
Ik ben hier bijvoorbeeld in Colorado en gebruik de wet van de zwaartekracht om in een stoel te zitten. Maar als er in China
bijvoorbeeld géén zwaartekracht zou zijn, dan kunnen we het geen wet noemen. Het zou dan een fenomeen, een verschijnsel zijn.
Maar als het een wet is, dan is het iets dat constant hetzelfde is. Het is ook universeel, overal op aarde en daarbuiten is het
hetzelfde.
En als we spreken over de ‘wet van geloof’, dan zijn er constanten, er zijn wetten die het beheersen. Het werkt hetzelfde
voor iedereen. En ook dat is een gedachte die de meeste mensen niet hebben. Ze beschouwen geloof niet als iets dat aan wetten
onderhevig is.
Zij denken dat het geloof is, als ze God iets vragen, en als God het wil, dan kan Hij gewoon maar willekeurig doen wat Hij wil.
Ze begrijpen niet dat God bepaalde beperkingen aan zichzelf heeft opgelegd. Ik weet dat dit voor de theologie van sommige mensen
moeilijk te verteren is, maar het is de waarheid.
God heeft natuurlijke wetten geschapen. Bijvoorbeeld die wet van de zwaartekracht. En als iemand van het Empire State Building
af zou stappen, dan is het niet zo dat God wil dat hij sterft. God wil hem echt niet straffen, maar die wet van de zwaartekracht
die Hij geschapen heeft, zál die persoon doden en zorgt ervoor dat hij sterft. God wil helemaal niet dat ie sterft. Dus wat
moet Hij doen? De wet van de zwaartekracht uitschakelen? Nee, dat kan Hij niet doen. Ik weet niet zeker of het juist is om te
zeggen dat Hij het niet kan, maar Hij zál dat niet doen. Want als Hij de wet van de zwaartekracht zou uitschakelen om die ene
persoon te redden die van het Empire State Building afsprong, zou Hij miljoenen en miljoenen andere mensen doden, die van de
zwaartekracht afhankelijk zijn om hun auto te besturen, of een vliegtuig besturen, of die rennen of die lopen of iets anders te
doen. Ogenblikkelijk zouden ze van de weg schieten en er zouden ongelukken gebeuren. Mensen zouden doodgaan. God gaat niet de
wet van de zwaartekracht opheffen. Het is alles onderworpen aan wetten. Dat alles is een constante. Het verandert niet
voortdurend. God wil heus niet dat mensen doodgaan door de wet van de zwaartekracht, maar als ze de wetten van de zwaartekracht
schenden, zullen ze wel degelijk sterven.
God wil ook helemaal niet dat wij sterven aan ziekte. Hij wil ook niet dat wij financieel aan de grond raken, of emotioneel in
de knoop zitten en dat soort dingen. Maar er zijn wetten die deze dingen beheersen en geloof is een van die dingen waar we het
hier over hebben. Er bestaat dus een ‘wet van geloof’. En als wij niet leren begrijpen hoe geloof werkt, wat die wet is, en
daar niet mee samenwerken, dan zal die wet van geloof ons doden op dezelfde manier als de wet van de zwaartekracht ons zal doden
als wij die wet schenden.
Voor mij is dit een ontzagwekkende waarheid. Er zijn maar heel weinig mensen die het op die manier begrijpen. Er zijn mensen die
bidden, maar gewoon denken dat als God het zou willen doen, dan zou Hij mij genezen. Maar dan begrijp je gewoon niet dat er
wetten zijn die bepalen hoe geloof werkt, hoe Gods kracht functioneert. God gaat echt niet gewoon zijn eigen wetten schenden.
Dat is tegen Zijn aard in. Hij is een heilig en rechtvaardig God. Als Hij iets zegt, dan ís het gewoon zo, dat gaat Hij het
echt niet veranderen voor jouw nukken en grillen. Er zijn mensen waar God oneindig veel van houdt, die gewoon dood gaan. Ik
bedoel dat God met Zijn hele hart van hen houdt, en het is niet Gods wil dat ze sterven, maar ze sterven omdat ze bepaalde
wetten schenden.
Bijvoorbeeld, één van die wetten, en er zijn werkelijk tientallen andere die ik zou kunnen noemen, maar één van die wetten
is, dat je zult hebben wat je zegt. In Spreuken 18 vers 20 staat: ‘Van de vrucht van iemands mond wordt zijn binnenste
verzadigd; hij verzadigt zich van de opbrengst van zijn lippen. 21 Dood en leven zijn in de macht der tong, wie aan haar
toegeeft, zal haar vrucht eten.’
Dit is een sterk schriftgedeelte. Hier staat dat dood en leven in de macht van jouw tong zijn. Dat is een wet van geloof. God
heeft de wereld door geloof geschapen, dat staat in Hebreeën hoofdstuk 11. Hij sprák de wereld tot bestaan. Dat betekent dat
alle natuurlijke dingen, alles wat we kunnen waarnemen door zien, horen, voelen, proeven, tasten en ruiken, alles is geschapen
door wóórden. Woorden hebben dit hele universum samengesteld. En woorden houden dit hele universum bij elkaar, staat er
geschreven in Hebreeën 1 vers 3 . En als God Zijn Woord zou schenden, de wetten die Hij geschapen heeft, zou de hele zaak uit
elkaar spatten. Het wordt allemaal bij elkaar gehouden door de kracht van Gods Woord.
God heeft dus wetten. Er is dus kracht in woorden. Wij spreken woorden. Dat is één van de dingen die de schepping van de mens
onderscheidt van de schepping van de dieren. Dat wij woorden spreken. En in die zin zijn we aan God gelijk. Woorden hebben het
vermogen om te scheppen, er is kracht in woorden. En dat is één van de wetten van geloof: dat je zult hebben wat je zegt. Dat
hebben we net geciteerd in Spreuken 18 vers 20 en 21: Dood en leven zijn in de macht van de tong. En Jezus benadrukt exact
ditzelfde punt in Markus 11. Daar heeft Hij net gesproken tot een vijgenboom, en Hij beval de vijgenboom te sterven en te
verdorren, en niemand zou voor eeuwig meer vrucht van haar eten. En de volgende ochtend zagen de discipelen dat de vijgenboom
was verdord en ze stonden gewoon versteld. Ze zeiden: ‘Heer, kijk eens wat er met die vijgenboom is gebeurd’, en de Heer zei
tot hen in vers 22: ‘Heb geloof in God. 23 Voorwaar, Ik zeg u, wie tot deze berg zou zeggen, hef u op en werp u in de zee, en
in zijn hart niet zou twijfelen, maar geloven, dat hetgeen hij zegt geschiedt, het zal hem geschieden.’
Let op de nadruk hier. Drie keer zegt Hij dat je zult hebben wat je zégt. Wie maar zal zéggen. Dat is één van de wetten van
geloof. Geloof wordt vrij gezet door wóórden. Dood en leven zijn in de macht van de tong. Dus niet alleen leven, maar dood en
leven.
Dit is een toepassing van wat ik hier probeer over te brengen. Als jij wedergeboren bent, héb je hét geloof van de Zoon van
God, maar de meeste mensen weten dat niet. Daarom zul je het zeker niet gebruiken. Omdat je niet weet dat je het hebt. En zelfs
sommige mensen die geloven dat ze dit hebben, zien het niet goed functioneren, omdat ze deze wetten die het beheersen niet goed
begrijpen. Bijvoorbeeld als de doktor hen heeft verteld dat ze gaan sterven. En ze wéten dat God hen reeds heeft genezen, en ze
probéren God daarvoor te geloven, maar als hun wóórden tegenspreken wat ze proberen te gelóven, dan is nog steeds dood én
leven, je zou kunnen zeggen, dood óf leven in de macht van de tong. Het hangt er vanaf wat je zegt.
Sommigen zeggen: ‘Nu, het is wat de doktor heeft gezegd, ik ga sterven, ik heb nog maar een week te leven.’ Als alles wat je
zegt dood is, en je spreekt erover: ‘Ik weet dat ik ga sterven’, dan ga jij je begrafenis plannen, en jammeren en klagen, en
je geeft toe aan rouw en pijn en dat soort dingen. En zo zet je dood vrij uit je mond. En zelfs al is het zo, dat je hét geloof
van de Zoon van God binnenin je hebt, dat zal níet vrij worden gezet door woorden geladen met dood. In plaats daarvan zal door
die woorden van dood worden vrijgezet wat satan wenst te doen.
Mensen, dat is een krachtige waarheid. En ik weet dat er mensen zijn, die naar mij luisteren, en die hebben gehoord van de ‘geloofsbeweging’,
de ‘proclamatiebeweging’, of hoe het ook genoemd wordt, noem-het-claim-het, spreek-het-grijp-het. Ik heb er zoveel namen
voor gehoord. Maar je hebt hun verhaal gehoord en het werd op een extreme manier aan je voorgesteld. Mensen werden erdoor
veroordeeld, dat als je ook maar iets zei als ‘ik lach me dood’, dan sprong men daar bovenop en zei: ‘je gaat sterven’,
omdat je gezegd heb, ik lach me dood. Dat is extremisme. Maar de Bijbel leert in Romeinen 10 dat je met je mond belijdt, en met
je hart gelooft. Het moet samenvallen, wat je belijdt met je mond en wat je gelooft in je hart. Als iemand zegt ‘ik lach me
dood’, dan is dat gewoon een zegswijze. Je kunt erover discussiëren of het een goede uitdrukking is. Ik beweer niet dat we
maar willekeurig dat soort dingen moeten zeggen. Maar de reden dat niet iedereen dood neervalt als ze zoiets zeggen als ’ik
lach me dood,’ is dat ze dit niet letterlijk bedoelen met hun hart. Het is gewoon een uitdrukking, een zegswijze.
En soms is het gewoon niet op de goede manier uitgelegd, en misbruikt. En daardoor heeft de ‘belijdenisboodschap’ schade
opgelopen en zijn mensen het gaan zien als iets heel veroordelends. Ik ben me ervan bewust dat dit soort dingen zijn gebeurd.
Maar ik heb hier geen tijd om te spreken over alle soorten misbruik en de manier waarop mensen dit verkeerd hebben toegepast. Ik
zeg dit, omdat ongeacht de manieren waarop het verkeerd is voorgesteld, hier nog steeds een grote waarheid in zit. Er zit een
kern van waarheid in dat het een wet van God is, die we gewoon moet leren kennen en volgen.
Er zijn veel christenen die mislopen wat God voor hen in de geest reeds heeft voorzien, omdat ze hun woorden niet juist
gebruiken. Je zúlt leven moeten spreken, in plaats van dood. Bovendien geldt, als we teruggaan naar Markus 11 vers 23, dat hier
staat dat je niet alleen je geloof moet uitspreken, maar dat er ook staat: ‘Wie zal zeggen tot deze bérg: hef u op.’ Het is
niet alleen zo dat je geloof moet uitspreken, maar je moet ook spreken tegen je bérg. Je moet dus niet tot God spreken over je
berg. De berg staat hier voor jouw probleem, of wat het ook is wat je veranderd wilt zien. Daartegen zul je dus moeten spreken
en niet tot God óver jouw berg.
De meeste christenen spreken tot God en zeggen: ‘Oh God, ik ben ziek, oh God, neem alstublieft deze ziekte van mij af.’ Dat
is in tegenspraak met wat dit schriftgedeelte ons leert om te doen. In plaats van spreken tot God óver onze berg, spreek tegen
jouw berg. Je moet dus spreken tegen jouw ziekte, je moet spreken tegen je rekeningen, spreken tegen jouw armoede, spreek tegen
jouw depressie. Spreek tegen wat ook maar jouw probleem is en vertel dit probleem: ‘God heeft mij al vrijgemaakt, en daarom
zeg ik jou om mij met rust te laten.’
En dit veronderstelt natuurlijk gezag, en nog zoveel andere dingen die ermee te maken hebben.
Ik heb een tape getiteld ‘De wetten van geloof’, en ik heb een serie over genezing, die ingaat op alle toepassingen hoe je
dit specifiek gebruikt bij genezing. Ik heb nu niet de tijd om hier allemaal op in te gaan, maar je moet spreken tot jouw
probleem. Laat ik je hier een voorbeeld van geven. Er was eens een vrouw in Charlotte, North Carolina. Ik logeerde bij een
echtpaar en ik liet hen de video zien over Nicky Ochinsky die genas van fibromyalgie. En de vrouw bij wie ik logeerde had een
vriendin die aan dezelfde ziekte leed. Zij nodigde haar uit. Ik heb haar niet de video laten zien, maar ik vertelde erover. Ik
bad voor haar en gebood alle pijn om haar lichaam te verlaten. En boem, ogenblikkelijk was alle pijn verdwenen. En deze vrouw
begon God te loven en prijzen. Maar toen begon ze erover, dat ze nog steeds een brandend gevoel had, rond haar heupen en haar
rug. En ze zei: ‘Nu alle pijn weg is, waarom heb ik nog steeds dat branderige gevoel?’ En ik gebruikte Markus 11 vers 23 en
legde uit dat de Bijbel leert, dat je moet spreken tegen jouw berg en ik zei: ‘Ik wist helemaal niet dat je een branderig
gevoel had. Je hebt me alleen verteld dat je door je hele lichaam pijn had. Daarom sprak ik tegen de pijn.’ En ik zei dus: ‘Let
op, ik ga nu spreken tegen het branden.’ En ik gebood dat branderige om te vertrekken. En toen ik dat deed, was het boem,
verdwenen.
Deze vrouw begon dus weer God te loven en te prijzen, en ik legde haar uit hoe ze hierop moest gaan staan, wat ze moest doen als
de symptomen weer terugkwamen. En na een minuut of twintig, toen zij op het punt stond te vertrekken, zei ze: ‘Dat branderige
is weer terug’. En ik zei: ’Ik heb je net uitgelegd hoe je dit moet doen, dus nu wil ik dat jij gaat bidden en dat jij dit
bestraft.’
Ik probeer niet kritisch te zijn op deze vrouw. Een minuut of dertig daarvoor was ze nog zwaar gereformeerd, al of niet
vrijgemaakt, hervormd of zo, en had ze nog nooit over genezing gehoord had. Zij dacht nog dat God haar ziek had gemaakt, dus ze
was een heel eind gekomen in heel korte tijd. Dus ik wil helemaal geen kritiek op haar leveren, maar ze was nog steeds niet
helemaal juist in haar gebed. Zij begon te bidden: ‘Vader, ik dank U dat het Uw wil is dat ik genees, dat U mij reeds genezen
hebt, door uw striemen is mij reeds genezing geworden, en ik claim nu mijn genezing, ik sta op grond van Uw Woord en ik dank U
ervoor in de naam van Jezus.’
Dat klonk allemaal heel goed, maar ik wist al dat het branden niet was vertrokken. Daarom vroeg ik haar: ‘Wat voel je’, en
zij zei: ‘Het branden is er nog’. En ik vroeg: ‘Weet je ook waarom?’ en zij zei: ‘Nee’. En ik zei haar: ’Omdat jij
tot God over jouw berg sprak, in plaats van dat je tot jouw berg over God sprak. Je hebt er niet tegen gesproken.’ Ze zei: ‘Wat
bedoel je nu?’ En ik zei: ‘Je hebt niet tegen dat branden gesproken.’ Ze zei: ‘Je bedoelt dus dat ik moet zeggen: ‘Branden,
en het bij name noemen en er tegen spreken?’ Ik zei: ‘Ja, dat is precies wat je zou moeten doen.’
En ik weet dat een heleboel mensen dit maar vreemd vinden. Maar weet je, Jezus sprak tot een vijgenboom en er staat zelfs dat
Hij de vijgenboom antwoordde en sprak. Dat betekent dat de vijgenboom dus tot Hem gesproken had. Weet je, je bankrekening zal
tegen jou spreken. Jouw bankrekening zal tegen jou spreken dat het Woord van God niet werkt, dat je zult falen. Dingen zullen
tot jou spreken, dus jij moet tot hén spreken. En dus zei ik haar om tegen dat branden te spreken.
Zij begon dus opnieuw te bidden en zei: ‘Branden, in de naam van Jezus...’ En daar hield ze op en zei: ‘Het is wég! Het
branden is weg.’ Ze kwam er niet eens toe om het te gebieden, alleen al door het aan te spreken en haar geloof te gebruiken in
de naam van Jezus, boem, het was verdwenen. Waar ik het hier over heb, is een geweldig voorbeeld.
Zie je dat woorden belangrijk zijn? Als jij dood en ontmoediging en nederlaag en depressie uitspreekt en dan gaat verwachten dat
je zegeningen ontvangt, gaat dat gewoon niet werken.
Want één van de wetten die bepaalt hoe geloof werkt, is dat je leven zult moeten uitspreken met je mond. En je moet niet
alleen de juiste dingen uitspreken, maar ze ook nog eens richten op de juiste dingen. Je moet tót je probleem spreken.
Je moet God danken dat Hij al heeft voorzien, en vervolgens die dingen gebieden om in overeenstemming te komen met wat God heeft
gedaan. Gebied je lichaam om te stoppen met pijn te doen. Gebied dat been om recht te worden, gebied je financiën om te gaan
werken. Neem je gezag op en beveel de dingen. Beveel de duivel om je met rust te laten. Spreek tegen alle dingen die van hem
komen. En als je dat doet, zijn dit de wetten die bepalen hoe geloof werkt.
Wat ik dus op deze tape heb proberen duidelijk te maken is, dat je hét geloof van de Zoon van God werkelijk bezit. Het is
alleen maar een kwestie van gaan gebruiken wat je reeds in je bezit hebt. En vervolgens moet je gaan leren hóe dat geloof
werkt. En daar zijn heel veel dingen bij betrokken.
Ik kan dit ook vergelijken met de wetten van elektriciteit. God heeft de wetten die elektriciteit beheersen geschapen en ze zijn
al vanaf dag één op aarde in werking. Vanaf het allereerste begin van de schepping. Mensen hadden vierduizend jaar geleden al
elektriciteit kunnen gebruiken. God heeft nooit geboden dat ze het niet mochten gebruiken. De wetten waren er al, maar de mensen
waren gewoon onwetend van die wetten. En nu wij de wetten van elektriciteit ontdekt hebben, gebruiken we het. En jij gebruikt
elektriciteit om naar deze tape te luisteren. We hebben elektriciteit gebruikt om deze tape te maken. We gebruiken elektriciteit
aan een stuk door. En het is heel betrouwbaar. En het is er al die tijd al geweest.
En het kwam niet omdat die mensen in het verleden slechte mensen zijn geweest dat ze geen elektriciteit konden gebruiken. Koning
David was een heel godvrezend man, maar hij had geen beschikking over elektriciteit. Niet vanwege zijn zonden of zijn
goddeloosheid, maar hij wist er gewoon niets van. Had hij er van geweten, dan had hij in die dagen elektriciteit kunnen
gebruiken.
En vandaag de dag zijn er mensen die sterven, niet omdat ze slechte mensen zijn, niet omdat God op de een of andere manier iets
tegen hen heeft, maar er zijn gewoon wetten, die bepalen hóe geloof werkt, hóe Gods kracht stroomt. En jij moet leren wát die
wetten zijn, en ze gaan toepassen. God gaat niet de hele schepping op zijn kop zetten en veranderen totdat jij eindelijk geleerd
hebt hoe het werkt. Alleen maar vanwege jou.
God gaat gewoon niet de zwaartekracht opheffen om jouw leven te sparen en dat van miljoenen anderen weg te gooien, omdat zoveel
mensen sterven, omdat de zwaartekracht opeens niet meer werkt. Nee, zo gaat dat gewoon niet.
Je zult gewoon moeten leren hóe geloof werkt. Je zult de wetten moeten ontdekken die geloof beheersen. En vervolgens zul je ze
gewoon moeten toepassen. Er zijn er heel veel van. Ik heb nu maar over een enkele hiervan gesproken: over het uitspreken. Maar
er zijn heel veel wetten die hier een rol bij spelen. En de studie van het Woord zal je in al deze onderwijzen. Hoe bediende
Jezus precies mensen? Geloof zonder werken is dood. Handelingen zijn een belangrijk onderdeel van je geloof. Enzovoort,
enzovoort. Andere mensen vergeven, en nog veel meer.
En dat is wat het bestuderen van het woord van God doet. Het geeft je het originele geloof dat nodig is om wedergeboren te
worden. Maar daarna onderwijst het je hóe geloof dan wérkt. En als je dit gelooft, dan heb je hetzelfde geloof dat Jezus uit
de dood heeft opgewekt, reeds inwonend binnenin je. En wat dan nog overblijft, is alleen maar het leren wat die wetten zijn en
hóe het werkt.
Op de volgende tape ga ik spreken over ongeloof en hoe ongeloof ons geloof dwarsboomt. En ik garandeer je, dat als je deze twee
dingen combineert, het een geweldig verschil in je leven gaat maken.
Deel 6 - Het probleem is ons
ongeloof...
|