Verslag van de Studiedag M/V
van 31 maart 2001
Op zaterdag 31 maart 2001
was er een studiedag M/V in Utrecht, georganiseerd voor mannen en vrouwen voor/van de
vergaderingen. Het onderwerp was: Relaties van mannen en vrouwen in gezin, gemeente en
samenleving. Dit werd gedaan door een viertal korte inleidingen van de zusters Fenny van der
Laan en Corine Vollbehr en de broeders Jan Simmering en Willem Ouweneel.
Ze hebben het onderwerp steeds vanuit een andere invalshoek benaderd. Ook waren er workshops
waar d.m.v. vragen, opdrachten en stellingen dieper op de onderwerpen ingegaan werd. Je kon
echter maar 2 workshops kiezen. De sfeer, onderling en in de dingen die gezegd werden, was
oprecht, open en liefdevol.
De bedoeling van deze dag was om een begin te maken met het nadenken over zgn. 'vaststaande
principes' van de vergadering. In hoeverre zijn deze principes werkelijk bijbels en in hoeverre
zijn ze traditioneel gegroeid en aan herziening toe? Vooral wat de positie van de broeder en de
zuster betreft.
Verslag van de inleiding van Fenny van der Laan
over prachtvrouwen en prachtmannen uit de bijbel.
Eva was een prachtvrouw en Adam was een prachtman,
want God zei: Het was zeer goed!
Maar toen kwam de zondeval en sindsdien heerst de man over de vrouw. (Gen. 3:16). De belofte in
vers 15 maakt duidelijk dat Eva kinderen zal krijgen en 'eén daarvan zal de kop van de slang
vermorzelen. Adam gaat staan op deze belofte als hij zijn vrouw vervolgens EVA noemt, wat
betekent: moeder van alle levenden.
In Deut. 28:56 gaat het over iemand die niet zijn voetzool ergens opzet en dus haar erfdeel niet
opeist. Het is de bedoeling dat wij door onze voetzool ergens op te zetten, aanspraak maken op
Gods belofte! Het is het in bezit nemen van ons geestelijk erfdeel.
In Numeri 27 lezen we over de 5 dochters van Zelafead. Zij komen bij Mozes nadat hun vader
overleden is en vragen hoe het zit met hun erfdeel. Mozes ziet de ernst in van deze zaak en
spreekt erover met de Here God. God geeft de dochters gelijk dat zij ook mogen erven en geeft
Mozes de opdracht het erfdeel van hun vader via de dochters te laten gaan en dit werd ook regel.
Vers 7+ 8. Mozes was hierin een prachtman, omdat hij de zaak oprecht en open voor God neerlegde.
Welk erfdeel hebben de vrouwen in de gemeente? Wat mag ik als vrouw, geestelijk in bezit nemen?
Ga er eerst mee naar God, broeder en zuster, loop hierin niet op het paadje van de traditie !
In het geslachtsregister van Jezus zien we 3 vrouwen van minder rooskleurige achtergrond. Jezus
schaamde zich daar niet over. Zij zijn genoemd omdat ze heel bijzonder waren! Wij lezen hoe
Jezus tegenover vrouwen de bestaande tradities doorbreekt (Joh. 4) en niet veroordeelt (Joh. 8).
Hiermee de geloofsovertuigingen van de Joden doorbrekend.
Al onze geloofsovertuigingen moeten in relatie staan tot Jezus. Wat is een stellige overtuiging
waard, zonder de Here Jezus?
Sara noemde Abraham 'heer', naar de toenmalige gewoontes, maar zij zorgt er ook voor dat Abraham
Hagar en Ismaël wegstuurt. Hierin zegt de Heer tegen Abraham dat hij moet doen al wat Sara tot
hem zegt. Haar woorden "Jaag die slavin weg met haar zoon," waren profetisch
uitgesproken, want Galaten 4 herhaalt ze woordelijk als woorden van de SCHRIFT! Hier in Galaten
4 worden Hagar en Sara vergeleken met de wet en de genade (belofte). Wie is uw moeder? Wet of
genade?
Paulus noemt ons in Romeinen 16 ook veel
prachtvrouwen. Paulus zegt ons ook, ons door niets te laten knechten. Wat knecht de vrouwen nog
om niet vrij te zijn? Zijn er broeders die vinden dat ze vanuit overlevering en traditie kunnen
vertellen hoe de zusters zich te kleden hebben? Mag je via de preekstoel en in de bijbelstudie
over de zuster praten, terwijl ze niet mee mag praten? En wordt er dan geacht dat ze gehoorzaam
is aan de tradities en overleveringen? Zusters zijn geen 'barbiepoppen', zonder eigen inbreng.
Ook zijn de zusters geen 'Darby-poppen', die moeten wandelen volgens de door Darby gevonden
richtlijnen. Een geloofsovertuiging moet in relatie staan tot Jezus!
In Efeze 5 wordt gezegd hoe de Here Jezus de gemeente voedt en koestert, zo moet de man ook zijn
vrouw voeden en koesteren, niet gebieden. Het uitgangspunt is liefde; zowel bij Adam en Eva, als
bij Bruid en Bruidegom als bij Jezus en de Gemeente. Dus ook tussen broeder en zuster!
In het Hooglied vraagt de Bruidegom aan de Bruid: "Laat Mij uw stem horen!" Man en
vrouw mogen samen de Heer groot maken.
Verslag van de inleiding van Jan Simmering
Om ons te kunnen vormen en scherpen aan elkaar moeten we het durven om ons kwetsbaar op te
stellen naar elkaar toe: zowel partners onderling, als tegenover onze kinderen, broeders en
zusters.
Jan Simmering las 1 Joh. 1:5-2:2. Het ging hem vooral om de waarheid en de onderlinge liefde.
Overal en altijd!
Scheefgroei in beeldvorming:
1. Hoe ontstaat beeldvorming?
- Door het kijken naar je ouders
- Wat zie je van hen? Hoe is hun voorbeeld (geweest)?
- Wat wordt er gezegd door vader; door moeder?
- De invloed van de kerk/gemeente. Wat wordt er gezegd/gepredikt? ZO MOET HET!!??
- De invloed van de omgeving
- Wat voor beeld heb je van jezelf vanuit je geloofsgemeenschap? Mag je zijn, wie je bent?
Ouders en voorgangers willen eigenlijk alles onder controle houden…. (doe die rok aan en zet
je hoedje op, want je mag geen aanstoot geven!! plichten, plichten, plichten,)
2. Hoe ontstaat scheefgroei?
- Door autoritair gedrag van de ouder. (' Je moet van iedereen houden!' 'Je moet altijd
helpen!') daardoor 'kweek' je slaafse kinderen.
- Door onredelijke, 'geestelijke' eisen te stellen. ('kinderen moeten altijd heel stil
zitten, anders doe je de Heer verdriet')
- Door als opvoeder/geestelijk leider geen rekening te houden met de eigen persoonlijkheid
van het kind. We zouden hen moeten leren trouw te zijn aan zichzelf!
Door de invloed van autoritaire broeders, zijn er veel slaafse kinderen en zusters 'ontstaan'.
('als je dat en dat doet, doe je mij verdriet, want de Schrift zegt….')
3. Wat is het gevolg van scheefgroei in het christelijk gezin?
- Jongeren met autoritaire ouders hebben veel te weinig ruimte gekregen om hun worstelingen en
boosheden te uiten. Het gevolg bij introverte jongeren is depressie en suïcidaal gedrag. Let
wel; deze ouders menen beslist goed gedaan te hebben, immers hebben zij alleen de autoriteit
gebruikt die de Here God hen gaf naar hun kinderen toe, vinden zij! Maar wij moeten als kinderen
Gods in het licht wandelen en dat betekent dat wij onze jongeren ruimte moeten geven hun
worsteling en boosheden te uiten, want anders slaat het dus naar binnen.
- Bij extroverte jongeren kan dit leiden tot vernielend en uitdagend gedrag. Dat komt ook voor
in onze gemeenten! Hoe reageren wij daarop, want je kunt met woorden heel veel kapot maken.
Willen wij ze houden of jagen we ze weg?...
- Dan heb je nog de 'aangepaste' jongeren. Zij lopen het paadje dat hun ouders graag zien, om
der lieve vrede wil. Zij proberen het altijd iedereen naar de zin te maken. Zij ontwikkelen geen
eigen persoonlijkheid, maar tonen het Kameleon-gedrag. Laten we hen toch tonen dat ze mogen
zijn, wie ze zijn en ruimte geven tot ontwikkeling van een eigen persoonlijkheid.
4. Wat is het gevolg van scheefgroei in de geloofsgemeenschap?
- De meeste geloofsgemeenschappen worden geleid door autoritaire broeders. In het verleden was
(en is nog?) er vaak niet genoeg openheid naar de gemeente toe of er is wantrouwen bij alles wat
de 'gewone' broeder en zuster doet buiten de gemeente om. Dat is FOUT!! Er moet altijd een open
relatie zijn en de mogelijkheid om van hart tot hart te spreken met elkaar! Het gevolg van
gesloten, autoritair optreden is:
- Slaafse onpersoonlijke gehoorzaamheid door de 'gewone' broeder en zuster
- Hoe meer deze gehoorzaamheid duidelijk wordt aan de autoritaire broeder, hoe meer hij
(onbewust?) tot geestelijke manipulatie komt, vanaf de preekstoel.
- Het gevolg daarvan is weer dat de jongeren wegblijven zodra ze de kans zien daarvoor, omdat
zij zoeken naar echtheid en beleving en die niet vinden….
Hierna volgden enkele workshops oftewel
praatgroepjes. Een van de groepjes (zes personen) werd geleid door een arts, die ook jaren in de
zending gewerkt heeft. Daarom is het wel interessant iets te vertellen over het onderwerp
'Hoofdschap' dat ter sprake kwam, n.a.v. Efeze 5 en 1 Kor. 11:2-16. (en 12; vele leden, één
lichaam).
Binnen ons lichaam is het hoofd de centrale post. Het hoofd zorgt voor het lichaam en reageert
op het lichaam. Ze werken heel nauw samen, je zou kunnen zeggen dat het een symbiose is. De een
kan niet functioneren zonder de ander. Toch is dat niet helemaal waar, het lichaam kent vele
reflexen, die helemaal buiten het hoofd omgaan. Wij kunnen letterlijk dingen doen, 'als een kip
zonder kop', oftewel buiten ons hoofd om.
Maar meestal geeft ons lichaam signalen af, b.v. hongergevoel, pijn, schrikreacties, enz., die
daarna pas vertaald worden door het hoofd in daden. In mindere mate ontstaat er een initiatief
puur vanuit het hoofd, dat naar het lichaam vertaald wordt in daden.
Als de Heer ons in zijn Woord dit voorbeeld geeft van het Lichaam en het Hoofd, dan mogen we
zeker weten dat de Here Jezus, het Hoofd van het Lichaam, ons wil koesteren en verzorgen en
daarbij dus vaak reageert op dingen die vanuit het Lichaam naar Hem toe komen (gebed,
geestelijke honger, verlangens, noden, enz). Als de man het hoofd is van de vrouw, zal hij dus
ook reageren op de gevoelens, wijsheid, verlangens…. van zijn vrouw, hij zal haar voeden en
koesteren. Wat heeft de Here Jezus ons ontzettend veel lief, dat Hij Zich 'vernederd' heeft om
het Hoofd te worden van Het Lichaam, de Gemeente, want het is een samenwerkingsverband, waarin
Hij in liefde reageert op het Lichaam en haar noden en verlangens.
Middag: verslag van de inleiding van Willem Ouweneel .
Hij begon met het lezen van 1 Kor. 14:34-35:
"Zoals in alle gemeenten der heiligen, moeten de vrouwen in de gemeenten zwijgen, want het
is haar niet vergund te spreken, maar zij moeten ondergeschikt blijven, zoals ook de wet zegt.
En als zij iets willen te weten komen, moeten zij thuis haar mannen vragen, want het staat
lelijk voor een vrouw te spreken in de gemeente."
Ouweneel: 'Hoe moeten we die tekst lezen? Als ik me neerleg bij de aloude uitleg van de Schrift,
dan wantrouw ik mezelf. Als ik het anders ga lezen dan tot nu toe, dan wantrouw ik mezelf ook.
Want waarom zou je het ineens anders willen/moeten lezen?' Meestal heeft onze uitleg weinig te
maken met theologie, maar meer met psychologie: wat je WILT uitleggen, zie je ook staan! We zijn
altijd subjectief en ingekleurd door ons verleden.
De bedoeling is om een denkproces op gang te brengen bij deze teksten. Want wat je ook hierover
denkt, het is altijd bij voorbaat gekleurd. We zitten met z'n allen in een veranderingsproces.
En dat is een spanningsveld dat we niet uit de weg moeten gaan. Vrouwen zijn overal
gelijkwaardig aan mannen in de westerse samenleving, behalve in de 'kerk'. Mijn stelling is: Als
geloofsgemeenschap houd je dat op den duur niet vol! Vooral omdat jongeren (onze toekomst!)
afhaken; daarom moet er hierover discussie op gang komen. In de wandelgangen horen we al van
alles: "Wie zijn wij, dat we het opeens anders zien?" en "Als je zusters mee laat
doen, waar eindigt het dan?"
Laten we daarom met elkaar hierover nadenken en naar elkaar luisteren. We hebben met z'n allen
in het verleden vaak verkeerd gedacht over vrouwen (zusters). God geeft de vrouw evengoed
talenten en gaven. Waar mogen vrouwen hun geestelijke gaven gebruiken?
In 1 Kor. 11:5 staat dat vrouwen mogen bidden en profeteren. Wij lezen daarbij vanuit 1 Kor.
14:34, dat zij dit niet mag doen in de gemeente. Waarom houden we dit laatste heel streng aan en
wijzen we andere schriftplaatsen van de hand door uit te leggen dat het vast niet in de gemeente
plaatsvond. (Denk aan de profeterende dochters van Philippus; Hand. 21).
In het N.T. spreekt de Here God tot ons als verantwoorde zonen en dochters. Daarom lezen we in
het N.T., bij instellingen van de Here God, altijd waarom iets wel of niet kan of mag. Dat staat
hier niet bij. Waarom niet? Zouden we het ook anders kunnen lezen? Bovendien, wat is eigenlijk
het onderscheid tussen gemeentelijke samenkomsten en gewoon zomaar bij elkaar komen? Waar staat
dat in de Schrift? In Joh. 20 lezen we dat vrouwen aan broeders vertellen over de ontmoeting met
de Opgestane Heiland. En in Lukas 13:13 lezen we dat een vrouw, na door de Here Jezus genezen te
zijn, de Here God verheerlijkte in de synagoge. Is het echt zo, dat dat in de gemeente niet mag?
Wanneer mag het wel, wanneer niet, en waarom wel/niet? Wat zegt het Woord precies, of neem ik
tradities over?
Inleiding 3 door Corine Vollbehr
De wereld van de vrouw.
Intro:
Opbouw betoog: Eerst wil ik 2 stellingen neerzetten, daarna een paar vragen stellen.
De samenleving hier in Nederland is de laatste dertig jaar erg veranderd. Met de samenleving
veranderen ook de mensen, mannen en vrouwen, leefstijl, gezondheid, gezinssamenstelling,
arbeidsomstandigheden, luxe, alles is erg veranderd. Ik geef geen totaalbeeld, maar een indruk
van hoe het in mijn omgeving veranderde. Delen zijn zeker herkenbaar, andere niet, gewoon vanuit
mijn gezichtsveld. De tijd is dus veranderd en daarmee ook de vrouwen, met hun gedachten en
prioriteiten en tijdsbesteding.
De generatie van mijn ouders: je stopte met werken als je ging trouwen en vond je levensvulling
in het huishouden en je moest zorgen voor je man. Zeker als je kinderen kreeg, had je je handen
vol: Rust, Reinheid en Regelmaat. Dat was de opdracht, je maakte alles steeds maar schoon en je
zorgde voor iedereen en daar ging je ook voor.
En dan wordt het langzaam aan volkomen anders: van de nieuwere generatie worden meisjes
gestimuleerd door te leren en ze krijgen dezelfde kansen en mogelijkheden als jongens. De
emancipatiebeweging is een stimulerende factor voor vrouwen om zich te ontwikkelen, gewoon een
vak te kiezen wat je leuk vindt en dat ook uit te oefenen.
Bovendien geniet de moderne vrouw in het huishouden steeds meer gemakken, zodat het werk in huis
geen full-time baan meer is: wasmachines, vaatwassers, magnetron-ovens en veel kant en klaar
voedsel. Ook de anticonceptiemiddelen van tegenwoordig geven de huidige generatie jonge vrouwen
veel meer keuzemogelijkheden en er kiezen tegenwoordig weinig ouders voor 7, 8 of nog meer
kinderen. De medische voorzieningen zijn erg vooruit gegaan, zodat er over het algemeen minder
getobd wordt met ziekte. Vrouwen krijgen meer tijd voor zichzelf. Dat zijn de ontwikkelingen
waar niemand onderuit kan, iedereen is hierdoor beïnvloed, of je wilt of niet.
Tegelijkertijd ontstond er onder de
christenvrouwen een enorme opbloei van vrouwenwerk: bijbelkringen voor vrouwen schieten uit de
grond, open ochtenden, koffieochtenden worden georganiseerd. Bijbelstudieboekjes, tijdschriften
(Eva) worden geproduceerd, enz. De EO heeft daarin ook een heel stimulerende invloed met het
programma 'Vrouw zijn'.
Christenvrouwen kregen door de gemakken van het huishouden meer tijd en door de ontwikkeling op
het christelijk erf veel stimulansen om naast het huishoudelijk werk en de zorg voor de kinderen
bezig te zijn met de dingen van het geloof. Vrouwen stimuleren elkaar onderling om met de Heer
te leven in al je doen en laten. Dat geeft het leven enorme rijkdom en motiveert om de dingen
die je moet doen ook voor de Heer te doen. Ook veel aandacht voor geloofsopvoeding door moeders
(wie leest er thuis bij u de boeken over geloofsopvoeding?). De terreinen die de vrouw had, ging
ze anders invullen, met meer diepgang. Vrouwen deden bijbelstudie, kijk maar naar de hoeveelheid
bijbelstudieboekjes voor gesprekskringen die er in de afgelopen tijd ontwikkeld zijn. De
persoonlijke bijbelstudie werd enorm gestimuleerd door de vrouwenkring, dáár kon je erover
praten, de dingen delen die je had ontdekt in het Woord van God.
Het isolement van de vrouw is doorbroken. Ten eerste door de maatschappelijke ontwikkelingen
komt de vrouw uit haar eigen huisje en wordt uitgedaagd wat te doen met haar opleiding, er zijn
mogelijkheden van peuteropvang en de arbeidsmarkt biedt mogelijkheden. Ten tweede wordt het
geestelijk isolement van de vrouw doorbroken. Vrouwen krijgen contact met vrouwen uit andere
kerken en kringen en dat heeft een verrijkende invloed. Er wordt veel gepraat over relaties,
opvoeding en hoe het geloof daarin door kan werken. Vrouwen leren dat ze zelf waardevol zijn, om
ook eens te kiezen voor zichzelf en voor dingen die ze leuk vinden. Het isolement van je eigen
kleine kringetje is er niet meer, er gaat een wereld open.
We zien tegenwoordig dat dit vrouwenwerk weer wat op zijn retour is, omdat vrouwen geen tijd
meer hebben. Velen hebben een baantje.
Omdat vrouwen toch ook een goede opleiding hebben gehad, willen ze ook graag daarmee aan de
slag: een stukje waardering en bijpassende beloning, uitdaging op niveau waarvoor je geleerd
hebt, zijn belangrijke drijfveren.
Zowel in de maatschappij als op het terrein van het geloof heeft de vrouw in het algemeen een
snelle ontwikkeling doorgemaakt vergeleken met een aantal tientallen jaren terug, een soort
inhaalslag, de vrouw is meer gelijkwaardig geworden aan de man. We zijn met elkaar geruisloos
meegegaan in deze ontwikkeling en we passen ons gedrag (in meerdere of mindere mate) aan: Jonge
echtparen bespreken wie de kost gaat verdienen, hoe de huishoudelijke taken verdeeld gaan
worden, het liefst beiden een parttime baan en beiden tijd om met de kinderen om te gaan. Ook de
huishoudelijke taken worden enigszins verdeeld. Alles is bespreekbaar geworden.
De inbreng van vaders in het gezin wordt weer opgewaardeerd en de man zoekt naar mogelijkheden
om dat waar te maken, terwijl de vrouw zoekt naar mogelijkheden om wat buitenshuis met haar
opleiding te doen en daarin ook bevrediging en uitdaging te vinden. Voor het gezinsleven is de
inbreng van vader en moeder even belangrijk en daar wordt ijverig naar praktische oplossingen
gezocht (ouderschapsverlof, parttime mogelijkheden, flexibele werktijden en het zorgverlof enz.).
Je werkt samen met je eigen man om je huis en je gezin te besturen. De vrouw heeft haar
verantwoordelijkheden in haar werk en de man in het zijne.
Er wordt samen gewerkt als gelijkwaardige partners: samen ben je voor de zorg, samen verdien je
het inkomen.
Eerste deel stelling 1:
De rol van man en vrouw in de samenleving is de laatste jaren meer gelijk geworden
Door deze ontwikkeling ontstaat er een enorme kloof tussen de thuissituatie en de situatie in de
vergadering. Door de week streef je naar gelijke verdeling van taken, terwijl je op zondag even
terug moet in de tijd: de man heeft belangrijke verantwoordelijke taken in de dienst, de vrouw
niet.
Zoals de taken vroeger vanzelfsprekend waren in de thuissituatie: de man werkt buitenshuis,
heeft een zware verantwoordelijkheid, zo lag het ook in de vergadering. Nu het thuis allemaal
niet meer vanzelfsprekend is, dringen de vragen zich ook op aan het gemeenteleven: moet de vrouw
vooral de zorg voor de kinderen op zich nemen? (creche, zondagschool?) Is de vrouw aangewezen
voor het huishoudelijk werk? (koffie zetten, schoonmaken) Kan de vrouw ook dingen inbrengen in
de diensten? (lied opgeven, gebed uitspreken? mededeling doen? iets doorgeven wat ze van de Heer
ontvangen heeft?). Allerlei vragen die zich in deze tijd aan ons opdringen, omdat de tijd, de
thuissituatie en de hele samenleving anders is geworden.
Tweede deel stelling 1: zodat er nu vragen opkomen over hun rol op zondag.
Nu een ander punt: vrouwen zijn anders dan mannen, de kijk van vrouwen op het leven is anders
dan die van mannen. Vrouwen hebben vaak een andere invalshoek, als het gaat om visie op
relaties, houding in de opvoeding van de kinderen, beleving van het geloof.
Kijk maar naar het eigen karakter van vrouwendagen, koffieochtenden, bijbelstudieboekjes voor
vrouwen: dat alles is het bewijs dat vrouwen een eigen beleving hebben en behoefte om dat ook
met elkaar te delen.
Eerste deel stelling 2: Er is een verschil tussen de geloofsbeleving van de vrouw en die van
de man.
Onze diensten zijn altijd gemaakt door mannen, hun liederen, hun gebeden, hun preken.
Het aspect van 'samen vieren' en 'ieder heeft iets', is beperkt doordat alleen broeders zich
hardop uitspreken. Vrouwen hebben altijd gezwegen en alles aangehoord en er mee gedaan wat ze
konden. Eventueel kon je door de week weer bijtanken op de vrouwenkring. Tegenwoordig is niets
meer vanzelfsprekend en gaan we nadenken over wat er gebeurt: sluit de samenkomst aan bij de
geloofsbeleving van de zusters?
Met een kleine enquete heb ik de afgelopen tijd geprobeerd iets te onderzoeken m.b.t. de
beleving van broeders en zusters van de samenkomst (geen honderden reacties, beperkte respons,
geen statisch significante uitslagen, geen keihard betrouwbaar onderzoek, maar toch wel
tendensen zichtbaar om over na te denken:). Ik heb o.a. gevraagd naar hoe mannen en vrouwen de
samenkomsten beleven en of ze aangesproken of geraakt worden. De vragen konden worden beantwoord
door te kiezen uit: altijd / vaak / soms wel, soms niet / zelden / nooit. De uitkomsten zijn
opmerkelijk:
M.b.t. de eredienst vullen vrouwen veel meer in dat de eredienst niet aansluit bij hun
belevingswereld dan mannen.
Ook als het gaat om het aanspreken van de woordbediening, geven de meeste mannen aan vaak of
soms aangesproken te worden, terwijl de meeste vrouwen antwoorden: soms of zelden. Ook de
bidstond wordt bij vrouwen minder positief beleefd dan bij mannen.
Vrouwen kunnen daardoor moeilijker de diensten meebeleven, erin opgaan of meevieren.
Tweede deel stelling 2: zodat de gemeentelijke samenkomsten zusters minder aanspreken dan
broeders.
Nu komen er door deze dingen een aantal vragen op:
De vragen rondom het zwijgen van zusters heeft Willem al opgeworpen.
Ik wil daar nog een aantal vragen aan toe voegen.
1. Mogen we wel vragen stellen?
In de enquête zat ook een vraag: voelt u wel eens de behoefte om een gedachte uit te
spreken? Een broeder maakte daar een opmerking bij en gaf aan dat dat wel een rare vraag is om
te stellen aan zusters, want we weten toch wat er staat in de Schrift! Vroeger zou het in
niemands hoofd opgekomen zijn om naar zoiets te vragen, maar tegenwoordig kunnen we er niet meer
omheen! Zusters worstelen echt met vragen, de vragen liggen er gewoon. Thuis is alles
bespreekbaar, en op zondag? Mogen we daarover vragen stellen? Durven we wel na te denken waarom
we de dingen doen die we doen? Vandaag mag het en vandaag is het antwoord: ja! Ik hoop wel dat
er in uw eigen vergadering ook de ruimte is of komt om in ieder geval de vragen te mogen
stellen!
Tweede punt:
Als een broeder iets door wil geven, dient hij de gemeente, en is het fijn dat hij zijn talenten
in wil zetten voor het geheel.
Als een vrouw wat zou willen zeggen, moet zij zo nodig ook, laat zij maar oppassen voor eigen
eer en hoogmoed! Je weet toch wel dat de vrouw het eerst gezondigd heeft?
Heeft u dat nou ook: een vrouw achter de microfoon doet al huiveren? Of een vrouw die een gebed
uitspreekt waar mannen bij zijn. Voelt niet goed.
Bijvoorbeeld op onze bijbelhuiskring in de gemeente: we maken een rondje en iedereen mag zeggen
wat hem/haar aansprak in het bijbelgedeelte dat we voorbereid hebben. Een zuster kreeg de beurt
en gaf aarzelend aan of het wel goed is dat zusters iets zeggen over het Woord van God. Kunnen
zij zomaar daar hun visie op geven? Dat is toch veel meer de taak van broeders?
2. Is onze visie op broeders en zusters in de gemeente aan herziening toe?
Is onze visie op vrouwen altijd helemaal bijbels gefundeerd? Of hebben we in de loop der tijd
een cultuur gebouwd om onze principes heen en is onze cultuur heilig geworden? Principes staan
vast, maar een cultuur verandert in de loop van de tijd.
Bijvoorbeeld. Een zuster in een broek, was twintig jaar geleden haast afzichtelijk! Nu zien we
door de week bijna niets anders meer. Zijn dit bijbelse principes of is het onze cultuur?
De plaats die de zuster nu heeft in de samenkomst, is dat nu helemaal principe? Of is het door
de tijd heen zo gegroeid en dus ook een beetje cultuur? Heeft de veranderende cultuur nu ook
invloed op de uitleg van de bijbelteksten?
Het wordt hoog tijd te bedenken wat onze eigen cultuur is en wat vaste waarden zijn. Dit is niet
alleen van belang voor de vrouwen van nu, maar ook de hele vergadering, vooral jonge mensen
willen weten waarom we doen wat we doen. We moeten wel geloofwaardig over komen met wat we
belijden en praktiseren!
Volgende punt: We weten dat de vrouwen zwijgen in de gemeente en dat heeft betrekking op onze
gemeentelijke samenkomsten. Dat weten we allemaal. Het wordt de laatste tijd wel steeds
moeilijker om uit te leggen. Een aantal voorbeelden:
Bijvoorbeeld: de bijbel-huiskringen: daar doen zusters gelijkwaardig mee aan de bespreking.
Zusters bidden in veel gevallen ook hardop, geen onderscheid meer. De vraag komt op: waarom
kunnen die dingen in de huiskamer wel en als we in het lokaal zitten niet? Het antwoord ligt dan
vaak vast: het is ook geen gemeentelijke samenkomst!
Ander voorbeeld: Zingen met de kinderen op zondag: dit wordt vaak geleid door een zuster. Maar
omdat zusters zwijgen in de gemeente, spreken we af dat de gemeentelijke samenkomst daarna pas
écht begint. We markeren dit door geloop van de koster, of andersoortige rituelen. Waarom kan
een zuster wel de zang leiden met de kinderen op zondag? Of waarom kan een zuster tijdens een
bijzondere bijeenkomst wel een getuigenis geven of de samenzang leiden? Omdat het niet hoort bij
de gemeentelijke samenkomst!
Laatste voorbeeld: een zendeling echtpaar woont met kinderen in een ver land, zonder vergadering
in de buurt. Ze hebben zondags als gezin een eigen viering, waarbij ieder iets mag inbrengen tot
eer van de Heer. Een rijke belevenis die iedereen, vader, moeder en kinderen aanzet tot
voorbereiding en activiteit in hun geestelijk leven, want 'ieder heeft iets'. Na enige tijd
komen daar belangstellenden bij (door het zendingswerk). De groep wordt langzaam groter en nu
komt de vraag serieus op: wanneer moeten de vrouw en de kinderen nu hun mond gaan houden?
Wanneer wordt het nu een gemeentelijke samenkomst? Dit moeten wij wel weten, want dan gaan de
regels in werking van een gemeentelijke samenkomst: zusters zwijgen.
3. Is onze term 'gemeentelijke samenkomst' aan herziening toe?
De vraag die achter al deze voorbeelden schuilt is: is onze definitie van een gemeentelijke
samenkomst niet aan herziening toe? Wat is dat eigenlijk? Zou de eerste gemeente in de
Handelingen een koster gehad hebben die begin en eind aangaf van de samenkomst? Als teken dat
zusters hun hoofd moesten dekken en hun mond moesten houden? Is onze gemeentelijke samenkomst
niet veel te kunstmatig aan regels onderhevig? Maar hoe moet het dan?
Laatste vraag komt nu: In de enquete zat ook een vraag of u wel eens een gedachte of een gebed
heeft om uit te spreken in de eredienst, in de woordbediening, of in de bidstond.
Bijna alle zusters gaven aan tijdens de eredienst wel eens een gedachte, een lied of een gebed
te hebben om door te geven. Maar dat natuurlijk niet doen, omdat ze vrouw zijn. De helft van de
vrouwen heeft af en toe iets voor in de woordbediening. Gebeden worden veel meer dan bij de
broeders in stilte opgezonden.
We hebben in ons midden zusters die jarenlang op een bijbelkring zitten, die een
bijbelschoolopleiding hebben gedaan, die spreekbeurten vervullen op koffieochtenden, die zoveel
talenten en capaciteiten hebben, die hiervan kúnnen delen in eigen gemeente, maar die dat
noodgedwongen buiten eigen kring moeten doen. Bij sommigen levert dit frustratie, anderen leggen
zich er gewoon bij neer en gaan op in het werk voor de Heer buiten de vergadering. Toch
worstelen vrouwen in de vergadering vaak met het volgende: je doet mee met de dienst, krijgt een
mooie gedachte, die aansluit, aanvult, anderen kan dienen. En dan zit diep van binnen de vraag:
komt deze gedachte van God, die zo op mijn hart ligt om uit te spreken? Waarom geeft God zulke
gedachten, terwijl dezelfde God zou willen dat ik totaal zwijg? Of komt deze gedachte niet van
God en komt dit dan alleen uit mezelf? Is het de bedoeling dat van de huisgenoten van God,
allemaal priesters, de ene helft moet zwijgen aan tafel op grond van geslacht?
Serieuze vragen waar zusters echt mee worstelen. Ik wil u hiermee een kijkje geven in het hart
van de zusters (er zijn er velen).
Pas een preek over Romeinen 12, over de gaven die God geeft aan de gemeente. De uitleg lag voor
de hand: broeders moeten als ze de gave van profeteren hebben dat geven in de gemeente, als het
tot stichting is, en als zusters de gave hebben om te dienen, kunnen ze dat in de gemeente doen.
Ik vroeg mij af: zou God ook de gave van profeteren ook geven aan zusters? Geeft hij dat dan
alleen om buiten de gemeentelijke samenkomst te gebruiken? Was dat in de tijd van de Handelingen
ook zo?
4. Welke ruimte geeft het Woord van God aan broeders en zusters in de gemeente als zij (op
wat voor manier dan ook) bij elkaar komen?
Kunnen we weer eens opnieuw nadenken over wat taken en gaven zijn van broeders en zusters, maar
dan even los van onze strakke 'gemeentelijke samenkomst', maar gezien in het geheel van het
samen zijn, samenkomen en vieren als gemeente in alle aspecten die daarbij horen?
Afsluiting
Ik heb de antwoorden niet, maar wel de vragen. Ik ben blij dat ik ze vandaag mocht stellen dat u
gekomen bent en mee wilt denken. We gaan daar in de workshop verder mee aan de slag. We kunnen
nooit in een middag antwoorden vinden op deze vragen, maar ik daag u uit om ermee aan de slag te
gaan in uw eigen vergadering. Om vormen te vinden die aansluiten bij de belevingswereld van man
en vrouw, jong en oud, zodat we allemaal als gemeente met ons hele hart God en de Here Jezus op
een waardige wijze groot kunnen maken.
Vragen:
1. Bespreek zo 'onbevoordeeld' mogelijk met elkaar wat 'bidden' in 1 Kor. 11:5 zou kunnen
betekenen (het gaat dus niet om de 'hoofdbedekking!) en probeer zo goed mogelijke argumenten
voor je standpunt te vinden.
a). 'Bidden' betekent hier zachtjes bidden (het hoeft althans niet per se hardop bidden te
betekenen)
b) 'Bidden' betekent hier hardop bidden (want het staat naast 'profeteren'), maar dan niet in de
'gemeentelijke' samenkomst (want zie 1 Kor. 14:34)
c). 'Bidden' betekent hier hardop bidden (want het staat naast profeteren), inclusief (of zelfs
bij uitstek) in de (gemeentelijke) samenkomst (blijkens het verband).
2. Bespreek zo 'onbevooroordeeld' mogelijk met elkaar wat 'zwijgen' in 1 Kor. 14:34 zou kunnen
betekenen en probeer zo goed mogelijke argumenten voor je standpunt te vinden.
a). Vrouwen moeten in de gemeente totaal zwijgen (dus ook niet zingen!). Dit was eeuwenlang de
opvatting van de RK kerk.
b). Vrouwen mogen in de gemeente zingen of na de gebeden Amen zeggen e.d., maar niet individueel
hun stem laten horen.
c). Vrouwen mogen niet wat de profeten wel mogen, nl het Woord dienen (vs. 29-33), maar 1Kor. 14
verbiedt geen andersoortige bijdragen. (b.v. lied opgeven, een gebed uitspreken, eventueel een
getuigenis geven.)
d). Vrouwen mogen dezelfde bijdragen leveren als mannen, inclusief 'profeteren' (op grond van 1
Kor. 11:5 en Hand. 21:9), maar ze mogen niet 'oordelen' (vs. 29), want dan zouden ze over mannen
'heersen' (vgl. 1Tim. 2:11 ).
3. Bespreek zo 'onbevooroordeeld' mogelijk met elkaar wat in 1Tim. 2:11 e.v. 'leren', 'heersen'
en 'stil zijn' zouden kunnen betekenen en probeer zo goed mogelijke argumenten voor je standpunt
te vinden:
a). 'Leren' houdt elke vorm van uitleggend spreken over de Bijbel in; dat mogen vrouwen onder
geen enkele omstandigheid ooit doen.
b). Vrouwen mogen wel uitleggend spreken over de Bijbel (b.v. op vrouwenbijbeenkomsten), maar
niet in tegenwoordigheid van mannen (of het nu binnen of buiten de 'gemeentelijke' samenkomst
is).
c).Vrouwen mogen wel uitleggend spreken over de Bijbel, ook in tegenwoordigheid van mannen, als
het maar niet in de 'gemeentelijke' samenkomst gebeurt.
d). Vrouwen mogen wel uitleggend spreken over de Bijbel, ook in de 'gemeentelijke' samenkomst,
als het maar nooit 'heersend' gebeurt, b.v. als oudste of gemeenteleider.
e). De tekst heeft niets te maken met het openbare optreden van vrouwen, maar geldt alleen voor
de getrouwde vrouw in verhouding tot haar eigen man.
|