Iedere
man die bidt of profeteert...
iedere vrouw
die bidt of profeteert...
over 1 Korinthe 11:2-16
door
Henk P. Medema
Het is geen schande als je vragen hebt. Wij durven niet altijd hardop te zeggen dat we sommige dingen nog niet helder hebben. De gemeente in Korinthe was daar heel eerlijk over. Kennelijk hebben ze een poging moeten opgeven om er zelf uit te komen, en besloten ze toen het maar
'hogerop' te zoeken. Via een brief legden ze een aantal kwesties aan de apostel Paulus voor (1Ko7:1)
De vragen uit Korinthe
Het was nogal een verscheidenheid aan vragen, zo mogen we wel concluderen uit de eerste Brief van Paulus die aan deze gemeente gericht was: het ging over rechtszaken, huwelijk en echtscheiding, afgodenoffers, maar de apostel vond het ook nodig onderricht te geven over het hoofdschap van Christus (11:3-16), onordelijkheid bij de avondmaalsviering (11:17-34), en vervolgens de geestelijke genadegaven zoals die functioneren in de gemeente (12-14). Zo gaat het als een gemeente behoefte heeft aan onderwijs: je kunt zelf wel een aantal vragen formuleren, maar geestelijke leiders (zoals destijds de apostelen) weten daarbovenuit nog meer dingen te onderscheiden waarover gesproken moet worden. Uitdrukkelijk wordt in de Brief gezegd dat dit onderricht voor alle gemeenten betekenis heeft (1:2; 4:17; 11:16; 14:33).
Voor ons is deze Brief deel gaan uitmaken van de geďnspireerde Schriften, en dus gezaghebbend.
Als wij alsnog eens de gelegenheid zouden hebben vragen aan de apostel Paulus te stellen over de thema's waar wij mee zitten, zouden we vermoedelijk wel een lijstje kunnen opstellen. Welke gaven zijn blijvend, welke gaan voorbij? Welke ambten zijn er, en zijn die allemaal voor mannen én voor vrouwen? Kan iemand ook in z'n binnenkamer in talen spreken? Wat is eigenlijk precies een gemeentelijke samenkomst? Moeten dan wel mogen we van tevoren afspreken wie op een zondag het Woord bedient? Moet de zangleiding dan wel de bediening van het avondmaal door een van de oudsten gebeuren, of kunnen anderen dat ook doen? Moeten de vrouwen een hoofdbedekking dragen, en wanneer dan wel precies? Mogen vrouwen een getuigenis geven? En als ze in het kader van dat getuigenis een bijbeltekst uitleggen, mag dat dan ook? Kunnen alle gelovigen tijdens de bidstond om de beurt bidden, of is dat aan mannen voorbehouden? Als een zuster piano speelt, mag ze dan ook een lijstje liederen maken die voor de dienst worden gespeeld en gezongen? En mag ze tijdens de dienst een lied opgeven? Het kan haast niet anders of u herkent een aantal van deze vragen. In sommige gemeenten doen ze nogal wat stof opwaaien, of nog een graadje erger.
Bepaalde vragen spelen in 'uw' gemeente totaal niet, en u vindt ze misschien zelf wel raar. En u kunt er vast nog wel andere aan toevoegen. Maar laat deze lijst maar eens aan de gelovigen in Korinthe zien: ze zouden er volstrekt niets van begrijpen. Toch zijn wij niet zelden verbaasd dat ónze vragen niet precies volgens ónze situatie in hun Brief worden beantwoord.
Waarom is Paulus zo wazig? Heel eenvoudig: omdat wij van hem Nederlandse antwoorden verwachten op Nederlandse problemen, en dan ook nog toegesneden op onze eigen gemeenten. (Werden in Korinthe wel liederen opgegeven? Hadden ze ook zangleiders? Werd er door allen om de beurt hardop gebeden? Enzovoorts.)
De samenkomsten in Korinthe
We weten wel wat uit de achtergrond van deze Brief. Uit sommige van deze stukjes kunnen we de achterliggende vraag van de Korinthiërs zonder veel moeite reconstrueren. Of we kunnen de toestanden in Korinthe herkennen waarop de apostel ingaat, zoals de problemen bij de avondmaalsviering. In 1Ko11:2-16, het gedeelte waar we het nu over hebben, is het echter zelfs niet duidelijk of hieraan een concrete vraag ten grondslag ligt; in ieder geval noemt Paulus die niet.
Waar denkt hij aan? De nieuwe alinea opent in 11:2 zodanig dat hier kennelijk een nieuw onderwerp begint:
'En ik prijs u...' waartegenover in 11:17 staat: 'Nu ik dit beveel, prijs ik u niet, omdat u niet ten goede maar ten kwade
samenkomt ... wanneer u als gemeente samenkomt ... wanneer u op één plaats samenkomt.' Betekent dit dat het in 11:2-16 juist wél (als in vs.17vv.) over samenkomsten gaat, of juist níét (in de kennelijk door vs.17 opgeworpen tegenstelling met vs.2-16)? Dat is een lastige vraag, en vermoedelijk hadden de Korinthiërs ons ook niet veel verder kunnen helpen. Men kwam weliswaar niet ieder in z'n eigen huis samen (11:22), maar combineerde de avondmaalsviering wel heel huiselijk met een gezellige gemeente-maaltijd, waarbij niet iedereen tegelijk arriveerde, en die royaal van hapjes en drankjes was voorzien. De apostel ziet daar geen probleem in, maar waarschuwt wel dat het avondmaal daarvan scherp onderscheiden moet worden, als de maaltijd van de Heer (11:20vv.). Misschien gebeurde dit allemaal wel in een groot huis van een van de gemeenteleden.
Het was dus deels een nogal informele samenkomst, zonder vaste liturgie, maar (als
't goed zou zijn, wat helaas niet het geval was) toch wel met vrede en orde,
'zoals in alle gemeenten van de heiligen' (14:33). Er gebeurde van alles, zoals beschreven in 14:26vv., hoewel ook daar lang niet alles wordt vermeld we mogen althans aannemen dat er ook avondmaalsviering plaatsvond en aanbidding, maar eveneens gebed en misschien een vorm van evangelieprediking. Er was kennelijk geen formele leiding; zelfs oudsten, die toch in het apostolisch onderwijs over de gemeente een belangrijke plek hebben, worden hier niet genoemd. Mannen en vrouwen baden en profeteerden (11:4v.), kennelijk in het openbaar zoals uit de woordkeus volgt (want uitdrukkingen als
'gepast', 'een oneer', 'een schande' (11:6vv.) kunnen moeilijk op de privé-sfeer slaan).
Wat Paulus op het hart ligt
Boven de paragraaf die met 1Ko11:2 begint, staat in de Telos-editie van het NT het kopje
'Hoofdbedekking'. Nu gaat het weliswaar over de bedekking van het hoofd door mannen en vrouwen, maar wie het gedeelte nauwkeurig bestudeert, merkt dat alles wat daarover gezegd wordt dient om iets ánders te laten uitkomen, waar het kennelijk om draait. Er is de apostel veel aan gelegen dat in de gemeente in de relatie tussen man en vrouw iets van God zichtbaar wordt. Kernwoorden als
'heerlijkheid' en 'beeld van God' verwijzen naar God. Sleutelbegrippen als
'hoofd', gekoppeld aan man/vrouw, laten zien dat het over de onderlinge verhouding tussen mannen en vrouwen gaat. Wie in de gemeente van God komt kijken, zal daar iets kunnen zien van Gods glorie als de Schepper van mensen, mannen en vrouwen.
Het zijn deze dingen die Paulus kennelijk beschouwde als echt belangrijk. De elementen uit de orde van de oude schepping worden niet krachteloos gemaakt in de nieuwe schepping. Engelen zien erop toe dat aan de scheppingsorde van God ook in de gemeente door de verlosten recht wordt gedaan, en bezoekers moeten er iets van kunnen opmerken. Misschien is dit een correctie van de apostel op een stroming van
'overgeestelijke' leden in de gemeente van Korinthe.
Het moet ook duidelijk zijn dat 'bidden' hier niet is: 'onhoorbaar bidden',
'tot jezelf spreken'. Dat volgt al uit de parallel met 'profeteren' (hoe zou je dat
'onhoorbaar' kunnen doen?). Maar ook uit het feit dat de formulering ten aanzien van mannen en vrouwen alleen een verschil maakt ten aanzien van de hoofdbedekking, blijkt dat de apostel hier niet bedoelde enig verschil tussen mannen en vrouwen te maken.
De vraag wat met die hoofdbedekking bedoeld is, blijft daarbij een kwellend probleem. Velen hebben in het verleden de inconsequentie begaan dit gedeelte zo uit te leggen dat de vrouwen in de samenkomsten niet mochten bidden en profeteren, maar wél een hoedje moesten dragen maar als het
'bidden of profeteren' hier niet op de samenkomsten slaat, heeft de
'hoofdbedekking' óók geen betrekking op de samenkomsten. Intussen is de uitleg van
'hoofdbedekking' niet eenvoudig. Wij weten te weinig over sekse-onderscheiden kleding uit het Korinthe in de eerste eeuw na Christus om nauwkeurig te begrijpen wat de apostel bedoelde. Maar dat hoeft ook niet: zoals in alle culturen was kleding, en in het bijzonder haardracht en hoofdbedekking, een expressie van sekse-onderscheid, en de apostel beklemtoont dat dit belangrijk is in Gods gemeente, waar mannen en vrouwen samen het beeld van God zijn.
... en wat hem niet op het hart ligt
Wij zouden Paulus wel eens aan de tand willen voelen over een aantal onderwerpen waar hij hardnekkig over blijft zwijgen. Gaat het hier over de samenkomsten? Daarover spreekt Paulus zich niet uit, en hij zegt zelfs nog niet dat het over de gemeente gaat; pas vs.16 vermeldt dat woord. Wij zouden graag willen weten wanneer vrouwen mogen bidden en profeteren (en moet er dan eigenlijk ook niet iets gezegd worden over de vraag wanneer mannen dat mogen, of mogen die altijd alles?), en in welke gevallen de voorschriften over haardracht en hoofdbedekking dan gelden. We zouden ook wel wat nauwkeuriger willen weten wat die voorschriften überhaupt zijn. En als we dan verderop wél iets lezen over samenkomsten
(wanneer u als gemeente samenkomt, vs.18) dan worden we nieuwsgierig over welke samenkomst het dan gaat. Maar ook daaraan maakt Paulus geen woord vuil, en hij geeft ook geen regels over de vraag wanneer zo'n samenkomst dan precies begint en eindigt.
Wel blijkt hij, hoewel hij met geen woord het hebben van een informele maaltijd afkeurt, hoogst ernstige problemen te hebben met de verwarring die dan optreedt als het vanzelf maar overgaat in de viering van het avondmaal van de Heer. Maar we lezen niet hoe vaak en hoe laat en hoe precies er in Korinthe
'gemeentelijke samenkomsten' waren, en of het verschil maakt als sommige Korinthiërs in de huizen bijeenkwamen, iets waarvan we weten dat het inderdaad gebeurde (Rm16:23). Niets krijgen we te horen over de volgorde en indeling, over de rol van de ambtsdragers (oudsten, diakenen?), laat staan over de liederen, de zangleiding, de prediking, de mededelingen, de collectes. Uit dit alles mogen we natuurlijk niet concluderen dat daarover geen belangrijke dingen te zeggen zouden zijn. Maar het moet ons toch iets te zeggen hebben dat de onderwerpen waarover wij de meest verhitte debatten kunnen voeren, bij de apostel zelfs niet eens op de agenda staan.
Hetzelfde blijkt even verderop, in hoofdstuk 14: het is een volstrekt onmogelijke klus om uit de vermaningen van Paulus de formele structuur van de samenkomsten van de gemeente in Korinthe te reconstrueren. Maar het is zonneklaar wat de apostel wél beklemtoont: de rijkdom van de werking van de geestelijke gaven, de absolute prioriteit van opbouwing van de ander, de verheerlijking van de naam van de Here Jezus.
Misschien mogen we een conclusie trekken. Veruit het belangrijkste in de gemeente van God is de geestelijke zegen voor de mensen, en de heerlijkheid die daar aan God wordt toegebracht. En over de rest moet je geen herrie maken, daar moet je in afhankelijkheid van de Heer samen over bidden, en daar moet je zorgvuldig en in liefde met elkaar over spreken.
|