Een
ieder heeft iets
door Lize Kraaijenbrink-Fijnvandraat
AIs je de Bijbel met de paplepel ingegoten hebt gekregen, weet je vaak bij voorbaat al wat
er komen gaat. Laten we nu eens het (bijna) onmogelijke proberen: de brief van Paulus aan
de Korinthiërs te lezen alsof we die vandaag gekregen hebben.
Allen: broeders en zusters
De brief is gericht aan 'de geheiligden in Christus Jezus, geroepen heiligen, met allen,
in elke plaats die de naam van onze Heer Jezus Christus aanroepen'. Het lijkt bijna het
intrappen van een open deur om te zeggen dat Paulus zich dus tot mannen en vrouwen richt,
broeders én zusters. Toch was dat in die tijd helemaal niet zo gewoon. De Joodse
godsdienst was in die tijd voornamelijk een mannengebeuren en het officiële onderwijs in
de Torah was niet toegankelijk voor vrouwen. Maar Paulus' adressering is breed, aan de
hele gemeente gericht.
Waar staat 'broeders' moeten wij eigenlijk lezen 'broeders en zusters', want in het Grieks
is die betekenis ingesloten. Broeders en zusters moeten samen een eenheid vormen (1:10).
De verantwoordelijkheid wordt bij hen allen neergelegd. Mannen én vrouwen krijgen, zoals
Paulus betoogt (2:9vv.), de Heilige Geest en spreken door die Geest.
De plaats waar dit bij uitstek gebeurt, is binnen de gemeente. In Ef4:18 zegt Paulus dat
we, sámen, met alle heiligen, zullen kennen de breedte, lengte, hoogte en diepte en de
liefde van Christus. Dat betekent dus dat anderen andere dingen ontdekken dan wijzelf en
we pas samen met elkaar tot die kennis komen.
Een voorbeeld van iets wat een vrouw wel begrepen had en de mannelijke discipelen
kennelijk niet, blijkt als Maria de voeten van de Here Jezus zalft. De discipelen zijn
verontwaardigd en begrijpen er niets van, maar de Here Jezus zegt dat ze hun mond moeten
houden omdat Maria iets heeft begrepen wat bij hen niet opgekomen was, en Hij waardeert
dit bijzonder. In de hele wereld zal van wat zij heeft gedaan gesproken worden. Een mooier
standbeeld had Hij niet voor haar kunnen oprichten!
Is er in onze gemeenten ruimte voor vrouwen om mee te delen wat zij over de Heer en van
Hem hebben geleerd? Mogen wij onze kruiken stukbreken zodat ook anderen van de inhoud
kunnen genieten? ? of moeten we het voor onszelf houden en onze aanbidding voor de
binnenkamer bewaren?
Vrouwen bidden of profeteren
Iedere man die bidt of met iets op zijn hoofd, onteert zijn hoofd en iedere vrouw die bidt
of profeteert met ongedekt hoofd, onteert haar hoofd, schrijft Paulus in 1Kor11:4. Alle
bijbelgeleerden zijn het erover eens dat dit een erg moeilijk te vertalen en uit te leggen
bijbelgedeelte is. We weten niet precies waar Paulus op reageert, welke kledinggewoonten
er in die tijd waren en of het woord 'hoofd' nu letterlijk of figuurlijk bedoeld wordt.
We zetten dan soms snel de bril van 1Kor14:34 op: vrouwen moeten zwijgen in de gemeente,
en dus (zo luidt dan de redenering) kan dit niet gaan over een gemeentelijke samenkomst.
Nu lijkt het alleen al omwille van de volgorde niet logisch om hfst.11 te verklaren aan de
hand van hfst.14. Paulus constateert gewoon het feit dat vrouwen bidden en profeteren.
Dat het om een openbare aangelegenheid gaat, blijkt uit het gedeelte zelf, want het gaat
om eer en oneer, gepast en ongepast gedrag. Trouwens, profeteren doe je niet in je
binnenkamer, maar in de eerste plaats voor gelovigen. Nergens in de Bijbel wordt de
mogelijkheid geopperd dat vrouwen dit alleen voor kinderen of andere vrouwen (kunnen)
doen.
Deze groepen worden in die zin niet eens apart in de Brieven genoemd. Petrus zegt na de
uitstorting van de Heilige Geest: 'Dit is wat gesproken is door de profeet Joël: En het
zal gebeuren in de laatste dagen, zegt God, dat Ik van mijn Geest zal uitstorten op alle
vlees, en uw zonen en uw dochters zullen profeteren ... ja, op mijn slaven en op mijn
slavinnen zal ik in die dagen van mijn Geest uitstorten en zij zullen profeteren'
(Hd2:14-18).
Dat is wat op de Pinksterdag gebeurde: mannen én de vrouwen kregen de Heilige Geest en
profeteerden en spraken in tongen.
Mannen én vrouwen krijgen de genadegaven van de Geest
'Aan een ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot wat nuttig is ... maar al deze
dingen werkt één en dezelfde Geest, die aan ieder afzonderlijk toedeelt zoals Hij wil'
(1 Kor12:1vv.). Met die woorden begint Paulus zijn onderwerp over Geestesgaven. Een
kernpunt is dat wij allemaal lid zijn van het ene lichaam van Christus en dat wij in
gelijke mate zorg voor elkaar moeten dragen. Er is geen moment aanleiding tot twijfel dat
het hier over mannen én vrouwen gaat, totdat we bij vs.28 komen: 'En God heeft sommigen
in de gemeente gesteld: ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars,
vervolgens krachten, vervolgens genadegaven van genezingen, hulpbetoningen, besturingen,
allerlei talen. Zijn allen soms leraars? Hebben allen soms krachten? Hebben allen soms
genadegaven van genezingen? Spreken allen soms in talen? Zijn allen soms uitleggers?'
'Nee, de vrouwen niet!' Dat staat er niet, maar is dat niet wat we diep in ons hart vaak
wel denken? En als we wel erkennen dat niet alleen broeders, maar ook zusters deze gaven
krijgen, hoeveel ruimte krijgen ze dan om die gaven uit te oefenen? En als we denken dat
sommige van deze gaven niet voor de zusters zijn, welke dan wel en welke dan niet, en waar
baseren we dat dan op? Paulus zegt hier zonder voorbehoud dat ieder een gave heeft en zegt
nergens dat sommige gaven alleen voor mannen zijn of alleen in een bepaalde situatie
uitgeoefend mogen worden door vrouwen. Nee, hij moedigt allen zonder uitzondering aan:
Streeft echter naar de grootste genadegave!
De liefde
Voordat Paulus hierover verder gaat, volgt het geweldige en confronterende hoofdstuk over
de liefde (1Kor13). Juist als het over dit onderwerp gaat, is er vaak zo weinig liefde en
zoveel wet. Voor veel broeders (en zusters) is het volstrekt duidelijk wat Paulus bedoelt,
en iedere zuster (of broeder) die hier ook maar vragen over durft te stellen, krijgt
meteen te horen: Ja, maar je moet wel uitgaan van wat er in de Bijbel staat. Alsof we dat
niet juist willen!
Er zijn op dit punt echte, legitieme vragen, en er is pijn over belemmeringen die vrouwen
ervaren terwijl ze de Heer oprecht willen dienen.
Het is ontroerend te zien hoe liefdevol en eerlijk de Here Jezus met de Samaritaanse vrouw
over (nota bene) aanbidding spreekt. En dat in die tijd, en over dat onderwerp. Dit staat
in schril contrast met sommige situaties waar broeders over de hoofden van de zusters
heen, voor de hele gemeente beslissen hoe hiermee omgegaan moet worden.
Het is ook bijzonder dat hfst. 14 begint met de woorden: 'Jaagt naar de liefde'. Het
liefdeloze jagen naar en handhaven van wat men hield voor 'waarheid' heeft velen bijna
verpletterd en lamgeslagen. Toen Maria de voeten van de Here Jezus zalfde en afdroogde met
haar haren, was ze verschrikkelijk kwetsbaar. De discipelen begrepen niets van haar
gevoelens en walsten er dwars overheen. Zij legde haar hart voor de Heer bloot, en de
discipelen zullen wel even zeggen hoe fout ze bezig is.
Gelukkig dat de Heer zo niet met ons omgaat. Laten we als broeders en zusters iets van de
Heer tonen in onze omgang met elkaar.
Nog steeds: broeders en zusters
Vervolgens gaat Paulus verder met het spreken over het streven naar de hoogste genadegave,
namelijk het profeteren. We gaan ervan uit dat hij nog steeds tegen broeders én zusters
spreekt, want er zijn tot dusver geen aanwijzingen in de tekst van het tegendeel. Het
blijkt dat profetie tot opbouw van de gemeente dient en logischerwijs ook juist daar in de
eerste plaats plaatsvindt (14:3,12).
Er wordt zonder verdere inperking gesproken over 'allen' en 'ieder' (14:23v.; 26vv.). Het
is opvallend hoe hier de nadruk ligt op allen. Iedereen heeft iets, iedereen doet mee, en
misschien is dat wel het meest indrukwekkende voor degenen die als vreemde binnenkomen.
Bij het ontstaan van de Broederbeweging in de vorige eeuw was dit een van de hoofdthema's.
De 'Broeders' wilden niets weten van dominees, van heren, slechts Eén is hun Meester en
zij zijn allen broeders. Gelijkwaardigheid en wederkerigheid. Zou dat niet voor broeders
én zusters gelden? Let maar eens op hoe breed Paulus het formuleert op een andere plaats:
'Laat het woord van Christus rijkelijk in u wonen, terwijl u in alle wijsheid elkaar leert
en terechtwijst met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen.' Iedereen, elkaar,
wederzijds, gelijkwaardig.
Laten de vrouwen zwijgen
En dan, als een donderslag bij heldere hemel, staat daar de aanwijzing: 'Laten de vrouwen
zwijgen in de gemeenten; want het is hun niet veroorloofd te spreken, maar laten zij
onderdanig zijn zoals ook de wet zegt.'
Stel: u hebt een gezin en u krijgt als gezin een uitnodiging van uw ouders om samen uit te
gaan vanwege hun zoveel-jarige trouwdag. Ze willen dit met de hele familie vieren,
schrijven ze uitdrukkelijk, en hopen dat u alle geschillen die er zijn aan de kant wilt
zetten en eensgezind deze dag wilt vieren en dat broers en zussen, kinderen en
kleinkinderen, op zijn of haar manier een bijdrage leveren. Ze benadrukken dat ze echt
hopen dat iedereen meegaat omdat ze dit als familie willen vieren. En dan aan het eind van
de brief, als een kattebelletje, staat er: 'De kinderen gaan natuurlijk niet mee, dat
brengt te veel praktische problemen mee, maar dat hadden jullie natuurlijk al begrepen.'
Ik denk dat u raar zou opkijken, want nee, dat had u helemaal niet begrepen! Vervolgens
zult u aan uw ouders vragen wat ze toch wel bedoeld konden hebben.
Maar 1Kor14:34 is toch duidelijk? Nee. We denken dat alleen maar, omdat we misschien
alleen maar onze eigen visie kennen. Maar er zijn verschillende visies van gelovigen die
zich volledig willen onderwerpen aan het gezag van de Bijbel, maar die wel op
verschillende uitleggingen uitkomen. Ik noem hier een paar mogelijke uitleggingen.
De eerste: een absoluut zwijggebod in de gemeente dat in vroeger eeuwen zover ging dat
vrouwen ook niet mochten meezingen.
Een tweede: een relatief zwijggebod, bijv. vrouwen mogen niet leren (gebaseerd op 1Tm2:12)
maar wel bidden en profeteren (gebaseerd op 1Kor11) of: vrouwen mogen hun man niet
kritisch ondervragen in de samenkomst (gebaseerd op 1Kor14:35).
Nog een derde: vs.34-35 moet tussen aanhalingstekens worden geplaatst. Paulus citeert daar
een uitspraak en weerlegt die in vs.36 met grote kracht. Dit zou blijken uit de
grammaticale constructie en het woordje 'ae' dat vertaald wordt met 'of', maar ook
vertaald zou kunnen worden met 'wat', of 'nou, ja'. In 6:1,9,16,19; 9:6,8,10; 10:22; 11:13
komt dit ook voor en zou Paulus een daarvoor gedane uitspraak weerleggen.
In overeenstemming met de rest van de Korinthebrief zou dan dus helemaal geen zwijggebod
voor vrouwen gelden, maar wordt alleen gesteld dat alles welvoeglijk en met orde moet
gebeuren (14:40).
In dit artikel maak ik geen keuze, en werk ik ook niet de verdere uitlegkundige vragen uit
die in dit gedeelte worden opgeroepen. Mijn oproep is slechts de héle Brief, het héle
Nieuwe Testament, de héle Bijbel te lezen; de 'spreekteksten' evenzeer als de
'zwijgteksten'. En dan vervolgens op een respectvolle wijze om te gaan met dit belangrijke
thema, waarover zo vaak meningsverschillen en discussies ontstaan zijn. Opdat er niet meer
'redetwist' ontstaat, geen verscherping van het debat, maar eenheid in de onderwerping aan
de leiding van de Geest, zoals de apostelvergadering in Jeruzalem daarvan zo'n prachtig
voorbeeld is.
Literatuur over de uitleg van 1Ko14:34vv.:
J.G. Fijnvandraat & G.H. Kramer, Zwijgen in de gemeenten.
Alfred J. Kuen, Die Frau in
der Gemeinde.
Gilbert Bilezikian, De Kerk als Gemeenschap.
|