www.vergadering.nu Recensie-index www.vergadering.nu
2 RECENSIES
Bijbelcommentaar
Psalmen deel 1 (Psalm 1-106)
Studiebijbel Oude Testament - deel 7
M.J. Paul, G. van den Brink, J.C. Bette (re d.)
Uitg. Centrum voor Bijbelonderzoek, Veenendaal 2008
918 blz.
9789077651070
Verdere informatie: www.studiebijbel.nl
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)... of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl
Deel 1... | Deel 2... | Deel 3... | Deel 4... | Deel 5... | Deel 6... | Deel 7... | Deel 8... | Deel 9...
| Deel 10... | Deel 11... | Deel
12...
2 RECENSIES
2. Nederlands
Dagblad - 21 januari 2011 - www.nd.nl
De Psalmen, een klein bijbeltje
Recensie door Eric Peels
Het schrijven van een Bijbelcommentaar op de Psalmen is geen sinecure, er zijn legio historische en literaire vragen te stellen. Dit
Bijbelboek heeft een lange geschiedenis van compositie en redactie doorlopen. Wat de concrete achtergrond betreft zijn er allerlei
blinde vlekken, en de uitleg van poëtische teksten vergt veel van de exegeet.
Alleen daarom al nam ik met respect de vorig jaar verschenen Bijbelcommentaar. Psalmen 1 ter hand, nummer zeven in de twaalfdelige reeks
Studiebijbel Oude Testament. Dit deel gaat tot en met Ps. 106; het voor publicatie in 2011 geplande achtste deel van SBOT zal naast de
rest van het Psalter ook het boek Prediker behandelen. Ik vermoed dat deze reeks in allerlei bibliotheken, grote en kleine, inmiddels
een gewaardeerde vaste plek inneemt.
En terecht. De lezer krijgt gewoon véél, voor weinig geld.
Na een standaard algemene inleiding (vrijwel dezelfde als in de andere delen) volgt een beknopte maar informatieve inleiding op het
Psalter zelf, met bijzondere aandacht voor het recente onderzoek naar de structuur en opbouw van dit bijbelboek. Mooi is de paragraaf
over het gebruik van de psalmen in de loop van de geschiedenis.
Verder krijgen we uitleg van de eerste vier boeken van het Psalter (1-41, 42-72, 73-89, 90-106), psalm voor psalm, overzichtelijk
afgedrukt. Op de linkerpagina de Hebreeuwse tekst met transcriptie, interlineaire vertaling en zogenaamde Strong-nummers, geflankeerd
door vijf bekende Nederlandse Bijbelvertalingen. Op de rechterpagina commentaar in vier gedeelten: inleiding, verklaring, boodschap en
plaats in het Psalter, en waar mogelijk een aparte sectie die de lijn naar het Nieuwe Testament trekt. Voetnoten met detail-informatie
staan op alle bladzijden, voor de liefhebbers worden op de website studiebijbel.nl links voor aanvullende informatie aangeboden.
De auteurs gaan eerbiedig en wetenschappelijk met de Bijbeltekst om. De hele commentaarreeks, en ook dit deel over de psalmen, kun je
typeren als orthodox, praktisch-geestelijk en actueel.
Opvallend is de ruime belichting van de plaatsing van elke psalm in de totaalopbouw van het Psalter.
Hiermee haken de auteurs aan bij een nieuw spoor van onderzoek van de psalmen, dat de laatste twee decennia een hoge vlucht lijkt te
nemen. De psalmen (b)lijken onderling een netwerk van relaties te kennen, die betekenis verlenen aan het geheel. De visies van de
wetenschappers gaan echter nogal uiteen: de analyse van semantische en thematische verbindingen kan gemakkelijk tot over-interpretatie
leiden. Dat dient ook bedacht te worden bij menige structurele ‘vondst’ in deze Bijbelcommentaar, hoe aardig ogend ook.
Dat Psalm 23 binnen het blok Ps. 15-24 chiastisch tegenover Psalm 16 staat zal waar zijn, beide teksten behandelen het thema van het
vertrouwen op God. Exegetisch relevanter – en hierover wordt niets gezegd – is het gegeven dat Ps. 23 tussen Ps. 22 en Ps. 24 staat,
twee psalmen waarin het koningschap van God ter sprake komt. Dit werpt licht op een oud probleem in de uitleg van Ps. 23, namelijk. dat
hier twéé beelden van God gebruikt worden, het beeld van de herder en het beeld van de gastheer. Gelet op de directe context,
is echter duidelijk dat het in wezen om één beeld gaat: zowel het herderschap als het gastheerschap zijn functies van die éne Koning,
die zorgt voor de herder-koning David.
Afgoden
De exegese van de psalmen is – onvermijdelijk – beknopt maar terzake, en biedt veel moois. Ook recente tekstvondsten als die te
Qeiyafah worden verwerkt in de commentaar. De auteurs betrekken veel gegevens bij hun uitleg, op basis van een indrukwekkende
literatuurlijst. Soms gaat het wat te snel, en wordt voortijdig gekozen voor een traditionele uitleg. Dat de ‘heiligen’ van Psalm
16:3 de medegelovigen zouden zijn, is wel een vertrouwde visie, maar staat exegetisch beslist zwak. Terdege duidt David hiermee de
afgoden aan, die in het land ‘driftig’ vereerd worden – maar niet door hem! Ook zou veel meer te zeggen zijn over het gebruik van
mythologisch taalgebruik in de psalmen, bijvoorbeeld de metafoor van de godenvergadering in Psalm 58 en 82. De psalmdichter typeert hier
het woeden van goddelozen met het beeld van ontrouwe goden, die in de godenvergadering ter verantwoording worden geroepen. De
Sionstheologie die achter de bewoordingen van o.a. Ps. 46, 48 en 76 ligt, kan niet in een enkele voetnoot worden afgedaan.
In de lijn van eerdere delen, wil ook dit Psalmencommentaar tekst en geschiedenis zo dicht mogelijk bij elkaar houden. De historische
uitleg krijgt veel accent, ofschoon de auteurs natuurlijk ook oog hebben voor een meer universeel-tijdloze verklaring van de psalmen.
Deze twee zijn niet concurrerend, maar aanvullend, zo stellen zij. In dit kader verdedigen zij ook dat het bekende opschrift ‘van
David’ in principe aanduidt dat de historische persoon David de auteur van de betreffende psalm is. Gevolg is dat bij de uitleg steeds
weer wordt gezocht naar de historische context en aanleiding van de psalm.
Maar van veel psalmen kan gezegd worden, dat ze min of meer losgekomen zijn van hun specifieke ontstaans kader. De psalmen zijn zo
geschreven en samengesteld, dat hierop ieder in zijn eigen tijd en omstandighe den kan inhaken, meezingen en meebidden, in die brede
spanne tussen hoogte en diepte van het geloof. Het heeft dan ook lang niet altijd zin om de tekst als het ware weer terug te plaatsen in
zijn oorspronkelijke historische context, als we die al zouden kunnen achterhalen.
Het stereotiepe taalgebruik en de ‘vergeestelijkende’ tendens van de psalmen wijzen ons mijns inziens een andere richting van
interpretatie.
De neiging om de psalmen te koppelen aan een bepaalde periode van Davids leven is overigens al eerbiedwaardig oud. In de Septuaginta, de
Griekse vertaling van het Oude Testament, is het aantal historiserende opschriften aanzienlijk uitgebreid ten opzicht van die in de
Hebreeuwse tekst.
Deze Psalmencommentaar wordt afgesloten met een aantal waardevolle excursen, waaronder ik met name die over de rechtvaardigen in het
Oude Testament en over de vijanden in het Oude Testament verhelderend voor de lezer vind, ofschoon er altijd weer meer van te zeggen
valt.
Al met al is een felicitatie aan het adres van de SBOT-redactie zeker op zijn plaats. We hopen dat de verdere afronding van deze
waardevolle commentaarserie onder Gods zegen voorspoedig zal mogen zijn, zowel voor hen als scribenten als voor ons als hun lezers.
1. Profetisch
Perspectief - september 2010 - www.profetischperspectief.nl
Boekrecensie door G. Hette Abma
Bijbelcommentaar, Psalmen
(Deel I)
Recensie door Hette Abma
Met deel 7 van de Studiebijbel Oude Testament (SBOT) komen de psalmen aan de orde en dringen we door tot het hart van de Schrift, of
zoals de fijnzinnige exegeet prof. Joh. De Groot het ooit typeerde ‘de binnenkamer van het Oude Testament'. Wie de vertrouwelijke
omgang met Gods Woord kent, weet welke geestelijke winst we boeken als we ons concentreren op de inhoud van deze liederen. Direct dringt
zich evenwel de vraag aan ons op: begrijpen we wel wat we lezen of zingen? Sommige liederen zijn moeilijk te doorgronden. De meeste
teksten lijken een duidelijke taal te spreken. Toch moeten we zeggen: hoe kunnen we de psalmen verstaan als er niet iemand is die uitleg
geeft?
Op grond van jarenlang speuren meen ik te moeten constateren dat er moeilijk een verklaring van de psalmen te vinden is, die je direct
helpt door te dringen tot het diepe geheim van het eeuwenoude gebedsboek. Er zijn commentaren genoeg verschenen, maar vaak is het
teleurstellend wat we krijgen aangereikt. Omdat het beste naar mijn besef nog niet goed genoeg is, voel ik me ertoe gedrongen ook enkele
kritische opmerkingen te maken bij het nieuwe deel van de inmiddels gerenommeerde Studiebijbel.
Op het eerste zicht herkennen we de vertrouwde aanpak. Links staat de Hebreeuwse tekst met interlineair de woord-voor-woordvertaling en
daarnaast vinden we in kleine letters het overzicht van verschillende Nederlandse vertalingen. Met grotere letter staat op de
rechterpagina de verklaring, de vertolking van de boodschap, opmerkingen over de plaats in het Psalter en ten slotte een beschouwing
over de wijze waarop de psalmen in het Nieuwe Testament worden geciteerd.
Vijf boeken,
In het zevende deel komen de psalmen van de eerste vier boeken aan de orde, dat wil zeggen tot en met Psalm 106. Aangezien het deel
te omvangrijk zou worden volgt boek vijf in deel acht. Zoals bekend is het gebruikelijk de psalmen in te delen in vijf bundels (1 -41,
42-72, 73-89, 90-106 en 107-150). Binnen het Jodendom verklaart men de indeling aan de hand van de vijf boeken van Mozes. In de midrash
op Psalm 1 staat dat Mozes de vijf boeken van de Thora aan Israël heeft gegeven en dat David op dezelfde wijze de vijf boeken van de
psalmen aan het volk heeft geschonken. Dit maakte op de kerkvader Hieronymus een kunstmatige indruk. Maar de rabbijnen hebben wel een
punt als ze erop wijzen dat er als markering aan het eind van iedere bundel een lofprijzing staat (Ps. 41, 72, 89 en 106).
Aan de compositie van het psalmboek is door de loop der tijd weinig aandacht geschonken. Treffend is het te lezen dat Augustinus
geloofde dat de volgorde van de psalmen belangrijk is, ook al begreep hij die niet. In de negentiende eeuw kende men aan de opschriften
een belangrijke betekenis toe en daarom lazen de exegeten de liederen zonder onderling verband. In de jaren '80 van de vorige eeuw heeft
G.H. Wilson de klacht geuit dat de psalmen zonder directe samenhang worden gelezen. Sindsdien is daar beslist verandering in gekomen. In
deel 7 van het Bijbelcommentaar is dit goed te merken.
Welke winst levert het op als we letten op de grotere verbanden? Na veel beloften staan er in Psalm 89 indringende vragen. Het antwoord
staat in de laatste twee boeken (de vierde en vijfde bundel). Daar horen we het koningschap van God bezingen. Het antwoord op de crisis
van het koningshuis ligt bij God die regeert, en die op zijn tijd alle beloften zal vervullen. Zo kunnen we het hele Psalter duiden met
het oog op de Messias en gaat het niet slechts om een enkel lied waarin het perspectief op de komende Verlosser wordt geboden.
Eschatologisch
Als we oog krijgen voor de compositie van het psalmboek is het ook mogelijk de theologische strekking van het geheel aan te geven.
W. Brueggemann doet de suggestie dat er een lijn loopt van de geloofsgehoorzaamheid (Ps.1) naar de lofprijzing (Ps.150), maar daarbij
gaat het wel door een weg van lijden en aanvechting (Ps.73). Naar mijn besef raakt D.C. Mitchell dieper aan het geheim als hij de nadruk
legt op de toekomstverwachting. Volgens hem is de boodschap van het Psalter eerder eschatologisch dan historisch: de verlossing komt in
Gods toekomst. Met deze optiek moet het boek der psalmen wel eindigen met de lofprijzing.
Ook al onderstrepen de auteurs dit niet expliciet, toch is dit een herkenbare lijn in hun commentaar. Laten we daar onze winst mee doen.
Duidt de psalmen vooral in profetisch perspectief!
Uiteraard is het belangrijk na te gaan hoe de psalmen in de loop der eeuwen zijn gelezen. De kerkvaders hebben dit gedaan vanuit het
geloof dat Jezus de beloofde Messias is. De negentiende-eeuwse uitlegger Franz Delitzsch noemt een aantal gebreken bij de uitleg van de
kerkvaders. Zoals gemis aan kennis van de grondtekst, de voorliefde voor allegorische uitleg en een te grote nadruk op de psalmen als
profetie. We zullen echter beschaamd moeten zwijgen als hij constateert: `Nooit heeft de kerk zo innig verbonden met de psalmen geleefd,
die zij onvermoeid dag en nacht bleef zingen, nooit heeft zij die met groter zegen gebruikt, tot in de martelaarsdood toe, dan in die
dagen.'
Vervangingstheologie
Al hebben we diep respect voor Augustinus, toch zullen we niet mogen verzwijgen dat hij ons op het verkeerde been heeft gezet. Hij
legt het 'ik' in de psalmen uit als Christus en zijn lichaam. We lezen: `De profeet (psalmdichter) spreekt dus gelijk over de kerk en
haar hoofd' (pag. 38). Op die manier heeft de gezaghebbende kerkvader de vervangingstheologie geleerd. Nog altijd ondervinden we een
enorme schade door deze kwalijke voorstelling van zaken. Ik betreur het dan ook dat de auteurs van het bijbelcommentaar daar niet
nadrukkelijk voor hebben gewaarschuwd. Die foute theologie is een bijna onuitroeibaar onkruid, dat eindeloos voortwoekert. Helaas trof
ik nog een citaat aan dat in dezelfde geest ademt. Namelijk van de respectabele theoloog Dietrich Bonhoeftér:' Het Psalter is het
gebedenboek van Jezus Christus in de meest eigenlijke zin. Hij heeft het Psalter gebeden, en nu is het zijn gebed voor alle tijden ( ...
) Nu Christus bij de Vader is, bidt de nieuwe mensheid van Christus, bidt het lichaam van Christus op aarde zijn gebeden verder tot het
einde der tijden.' Uiteraard mogen we best spreken over het gebedenboek van Jezus, als we maar voor alles beseffen dat het uiteindelijk
het Liedboek van Israël is!
Anti-joods
Het is bedroevend te constateren hoeveel anti-joodse trekken er voorkomen in de christelijke uitleg van de Schrift. Dit is zeker het
geval bij Luther. Zijn hermeneutische sleutel voor de interpretatie van het Oude Testament is, zoals bekend: `was Christum treibet'. Wie
zou daar iets tegen hebben? We kunnen hartelijk instemmen met de overtuiging van Luther: 'Alle profeten, dus ook de psalmen, moeten op
Christus betrokken worden, tenzij de tekst dit met duidelijke woorden onmogelijk maakt.' Maar waarom moet daarop de denigrerende zin
volgen: `Wie daaraan met Nicolaas van Lyra twijfelt, is een rabbinist, die de Schrift naar eigen vleselijke zin verstaat' (pag. 39). Het
is toch onbehoorlijk als de grootste bijbelgeleerde uit de Middeleeuwen, die er niet voor terugdeinsde zijn winst te doen met de
geschriften van Kashi en David Kimchi, zo wordt weggezet.
Excursen
Graag attendeer ik op de excursen die we aan het eind van ieder deel van het Bijbelcommentaar aantreffen. Aangezien we ontdekten dat
dankzij het onderzoek naar de verbondenheid van de liederen in het Psalter zicht komt op het messiaanse teneur van de hele bundel, ligt
het voor de hand dat we dankbaar zullen kennisnemen van de uitweiding over 'de messiaanse Psalmen'. Niet minder belangwekkend zijn ook
de bijlagen over 'de rechtvaardigen in het Oude Testament’ of het `Bijbels zicht op de mens'.
Het meest spannend is naar mijn besef de laatste excurs: 'Vijanden in het Oude Testament'. Achter de passie voor gerechtigheid gaat de
liefde schuil, zo lezen we. En dan volgt de riskante opmerking: 'Toch lijkt het Nieuwe Testament veel liefdevoller te zijn' (pag. 908).
Terecht constateert de auteur echter dat er ook in het Nieuwe Testament sprake is van vergelding jegens de vijanden.
Marcion
Bevreemding wekt bij mij de opmerking: 'Ondanks alle overeenkomsten tussen het Oude en Nieuwe Testament bevat Jezus' onderwijs
uitspraken over liefde tot de vijand die we in het Oude Testament niet zo tegenkomen (Mat.5:38-42).' Voordat we het zelf in de gaten
hebben zijn we in het vaarwater van Marcion verzeild geraakt. Wat dit betreft luistert het heel nauw. Volgens de evangelist zou Jezus
gezegd hebben: ‘Jullie hebben gehoord dat er gezegd is: Gij zult uw naaste liefhebben en uw vijand zult gij haten' (vs. 43). Ethelbert
Stauffer heeft erop gewezen hoe er voortdurend vanuit de synagoge fel protest is aangetekend tegen een dergelijke voorstelling van
zaken: er bestaat geen wet die voorschrijft dat je een vijand moet haten. Zo iets komen we niet tegen in de Tenach, maar ook niet in de
rabbijnse literatuur. Het tegenovergestelde is het geval. In Spreuken lezen we: `Als uw vijand valt, verheug u dan niet; als hij
struikelt, moet uw hart niet jubelen' (24:17). Of ook: `Indien uw vijand honger heeft, geef hem brood te eten, indien hij dorst heeft,
geef hem water te drinken' (25:21). We zullen de tekst in het Matteüs-evangelie dus kritisch moeten lezen.
Wraak
Er is een kwalijke ontwikkeling in de traditie der kerk, waarin men de christelijke God der liefde uitspeelt tegen de zogenaamde God
der wrake. In een voetnoot bij Mattheus 5:39 merken de vertalers van de Jeruzalembijbel op: 'Het is verboden het kwaad te weerstaan door
wraak, door volgens de Joodse wet van wedervergelding, het ‘ius talionis’, kwaad voor kwaad te vergelden.' In de Tenach lezen we
echter dat wraak verboden is: `Gij zult niet wraakzuchtig zijn ( ... ), maar uw naaste liefhebben als uzelf' (Lev.19:18). Bij het ‘ius
talionis’ gaat het erom dat er een redelijke schadevergoeding zal zijn en niet de wet van de jungle heerst. Pinchas Lapide merkt op
dat christenen hier vaak de Joodse vergeldingmoraal aan de kaak willen stellen, terwijl dit juist het juridisch fundament is voor de eis
tot schadevergoeding in het christelijk avondland. De Joden hadden in hun Bijbel aan dit universele principe geldigheid verleend, toen
Germanen uit bloedwraak hele stammen tegelijk afslachtten.' Beschaamd moeten we dan ons hoofd buigen! Laten we met belangstelling
uitzien naar de excurs over `geweld en vergelding,' die in deel 8 wordt opgenomen.
|