Start
Vrouwen profeteren
FAQ
Brochure
Winston
Godet
Praatstuk
Links
Muziek
Opname
Geen opname?
Israel terzijde gesteld?
250 redenen
FAQ - vragen
J.N. Darby
Wedergeboorte
Zoonschap
Eeuwig zoonschap
Genezing
Geneest de zieken
Handoplegging
Heilige Geest
Charismatisch
Verzoening
|
Home > Vrouwen profeteren > FAQ > Brochure > Winston > Godet > Praatstuk > Links
De rol van de zusters in de samenkomsten
Praatstuk voor de Gemeenteavond in het Eykpunt, 6 nov. 2001
Het onderstaande is gebaseerd op een bijbelstudie die Willem Ouweneel dit jaar gehouden heeft op de Betteldconferentie. De argumenten
zijn niet van hemzelf, maar ontleend aan vele boeken die in de laatste tijd over dit onderwerp zijn verschenen. De oudsten geven deze
aantekeningen graag aan de gemeente door, niet omdat zij vinden dat dit stuk het eind van alle tegenspraak is, maar omdat zij het
belangrijk vinden dat wij allemaal over dit onderwerp aan het denken worden gezet. Het zou al heel mooi zijn als we gingen ontdekken
dat de traditionele uitleg niet per se de enig juiste hoeft te zijn.
Het gaat ons uitsluitend om de vraag: Wat zegt de Schrift? Soms denken we te gauw dat we dat al weten, maar misschien is dat niet zo.
Door alle eeuwen heen is de Schrift op zich niet veranderd, maar de interpretaties wel. Daar ligt een moeilijkheid: Heb ik dat dan
altijd fout gelezen? Het staat er toch zo duidelijk? Verandering van denken kost tijd, is een moeizaam proces. Elke generatie moet
opnieuw die uitdaging aandurven: Wat zegt de Schrift ECHT? Dat betekent hard bidden en hard denken. Bidden moet je zelf doen; voor het
denken wil dit praatstuk een aanzet zijn. Veel wijsheid en moed gewenst!
Uitgangspunten
1) In Christus zijn man en vrouw volstrekt gelijkwaardig (Gl 3:27v.); Rom 12:3, 1Ko 12.7 en Ef 4:7 maken wat de genadegaven betreft
geen onderscheid tussen mannen en vrouwen. Waarom zou de Schepper al deze gaven aan zusters geschonken hebben, als zij in de
samenkomsten van de gemeente nauwelijks of geen gelegenheid zouden krijgen deze uit te oefenen?
2) Als volgens de profetie van Joel {zie Hd 2:17) zowel de zonen als de dochters gaan profeteren, is het moeilijk in te zien dat dit
profeteren van de dochters wel buiten, maar niet binnen de samenkomsten zou mogen plaatsvinden, terwijl het Oude Testament toch
eigenlijk nergens het spreken van de vrouw in het openbaar c.q. in de 'gemeente' van Israël verbiedt. Mirjam 'profeteerde' zelfs in
de 'gemeente' (Ex 15:20v.). Anna looft God solistisch in de tempel (Lk 2:38). Waarom zou het Nieuwe Testament, dat leert dat in
Christus noch man noch vrouw is (Gl 3:28) strenger over het optreden van de vrouw in de gemeente oordelen dan het Oude Testament en
daarmee de kloof tussen man en vrouw nog eens verder vergroten in plaats van die te verkleinen? Vrouwen maakten individueel de Heer
groot in de synagoge (Lk 13: 10-l3) en getuigden te midden van de vergaderde gelovigen (Lk 24:9-11,22v.), ja, mochten zelfs nieuwe
waarheden aan de vergaderde gelovigen doorgeven (Joh 20:17v.). Filippus had 'vier maagdelijke dochters die profeteerden' (Hd 21:8v.)!
Zuster Febe was zelfs 'dienares' van de gemeente in Kenchreeën; het woord voor 'dienares' (Gr. diakonos) is precies hetzelfde als in
Fp 1:1, waar sprake is van 'de opzieners en dienaars' in Filippi.
3) In de samenhang van 1Kor 11 is er geen enkele aanwijzing dat het '[hardop.!] bidden en profeteren' in vs5 zich zou beperken tot
gelegenheden buiten de gemeentelijke samenkomsten, of tot gelegenheden waarbij alleen vrouwen en kinderen aanwezig waren. Kort tevoren
(10:16v.,21) en vooral onmiddellijk aansluitend (11:17-34) spreekt Paulus ook over de gemeentelijke samenkomsten. Paulus lijkt dan ook
alleen over profetie te spreken binnen het kader van de gemeentelijke samenkomst, zoals juist 1Ko 14 uitvoerig weergeeft.
4) Paulus maakt trouwens nergens verschil tussen 'officiële gemeentelijke samenkomsten' en bijv. huissamenkomsten van enkele
gelovigen. Er is dan ook geen grond om te denken dat Paulus wel zou toestaan dat zusters profeteren in huissamenkomsten of
vrouwenbijeenkomsten, maar niet in 'officiële' samenkomsten. Het Nieuwe Testament kent dat onderscheid gewoon niet.
5) In het licht van het voorgaande kun je, voordat je naar 1Ko 14:34v gaat kijken, moeilijk beweren dat volgens het Nieuwe Testament
zusters nooit hun individuele stem in de gemeente zouden mogen laten horen.
6) Trouwens, zelfs als het om 1Ko 14 gaat, verschillen ook de traditionele uitleggers onderling nogal van mening. In vroeger eeuwen
namen de uitleggers het 'zwijgen' zo absoluut dat vrouwen in de gemeente zelfs niet mochten meezingen! Vandaag gaat gelukkig niemand
meer zo ver. Maar dat betekent wel dat iedereen 'ergens' een grens moet trekken door bijv. te zeggen: het 'zwijgen' geldt alleen voor
het individueel spreken, maar zusters mogen bijv. wel meezingen en Amen zeggen. Waar die grens precies ligt (dus in welke zin zusters
moeten 'zwijgen'), moet uit de samenhang van 1Ko 14 blijken Daarover gaan onderstaande stellingen.
Vier stellingen t.a.v. 1Ko 14:34v.
N.B. 'Stellingen' klinken altijd wat gedecideerd, terwijl er best over te discussiëren valt. Zo moet je onderstaande stellingen ook
bekijken; ze willen vooral prikkelen tot kritisch nadenken
1) Over liederen opgeven of een gebed uitspreken, of zelfs een getuigenis geven, wordt in 1Ko 14 helemaal niet gesproken, en daar mag
men het dus niet op betrekken. 'Zwijgen' kan niet méér betekenen dan waar de samenhang over gaat, net als in vs 28 (hier betekent
'zwijgen' niet dat de tongenspreker altijd moet zwijgen in de gemeente, maar alleen als er geen uitlegger van de tongentaal voorhanden
is) en vs 30 (ook hier betekent zwijgen niet dat de eerste altijd moet zwijgen in de gemeente, maar alleen als een ander een
openbaring heeft ontvangen). In 1Ko 14 betekent 'zwijgen' dus niet: nooit mogen spreken, maar genuanceerd: je (even) stilhouden omdat
. . . .
2) In heel 1Ko 14 wordt de beperking t.a.v. vrouwen pas in vs 34v. gemaakt. Vóór dat vers spreekt Paulus steeds over 'allen' (vs 5,
23v., 31) en 'ieder' (vs 26v.)! Paulus zou zich wel slordig hebben uitgedrukt als hij pas aan het eind van 1Ko 14 zou hebben gezegd:
'allen/ieder' betekent in feite helemaal niet 'alIen/ieder', maar alleen de broeders! N.B.: Je kunt aan de Griekse werkwoordsvormen in
vs 26 niet zien of het over mannen, vrouwen of beiden gaat. Je zou dus kunnen vertalen: Hoe is het dan, broeders en zusters? Wanneer u
samenkomt, heeft ieder een psalm, heeft een leer, heeft een openbaring, heeft een taal, heeft een uitlegging; laat alles gebeuren tot
opbouwing. Als iemand in een taal spreekt, dan door twee of ten hoogste drie, en ieder op zijn/haar beurt, en laat een het uitleggen.
Maar als er geen uitlegger is, laat hij/zij zwijgen in de gemeente en laat hij/zij tot zichzelf spreken en tot God'.
3) Het lijkt er dus sterk op dat vs 34v. een beperktere betekenis van 'zwijgen' heeft, en wel één die in de samenhang past. Zusters
mogen dezelfde bijdragen aan de dienst leveren als broeders (vs 26), maar ze mogen bijv niet anderen 'beoordelen' (vs 29), want dan
zouden ze over mannen 'heersen' (vgl. 1Tim 2:11v.). Als zij iets willen 'leren', moeten zij hun beoordelende (dus kritische) vragen
niet in het openbaar stellen, maar thuis met hun mannen bespreken (vs 35). Zoals tongensprekers en profeteerders onder bepaalde
omstandigheden moeten zwijgen, zo geldt dat ook voor de zusters.
4) Het 'spreken' in vs 34v. kan Schrift met Schrift vergelijkende, het beste gezien worden in het Iicht van 1Tm 2:12 ('ik sta aan een
vrouw niet toe dat zij leert of over een man heerst') Het is niet redelijkerwijs in te zien hoe een lied opgeven, een gebed uitspreken
of een getuigenis doorgeven haar 'onderdanigheid' in gevaar zou brengen (de leer dat zij dan de 'mond van de vergadering' zouden zijn,
is in de Schrift niet terug te vinden). Gezaghebbend, lerend spreken (in de Woordbediening, maar ook lerend leidersschap in de bredere
zin van het woord, nl. leiding geven in discipelschap-processen), waarmee de vrouw zich boven de man zou stellen, is echter wel in
strijd met die 'onderdanigheid'. Daarom is er ook geen sprake van dat zusters in ons midden het Woord zouden bedienen of oudsten
zouden kunnen worden; het gaat alleen om liederen opgeven, een gebed uitspreken, eventueel een getuigenis doorgeven. Daar is uiteraard
geen enkele zuster toe verplicht (evenmin als de broeders); het gaat er slechts om of er ruimte kan worden geboden aan zusters die
zich wel gedrongen voelen dat te doen.
Conclusie
Er lijken in de Schrift geen redenen ontdekt te kunnen worden waarom zusters in de samenkomst geen lied zouden mogen opgeven, een
gebed mogen uitspreken of een getuigenis mogen doorgeven. De Schrift heeft er wel blijkbaar bezwaar tegen dat zusters in de samenkomst
Ierend spreken, zoals is in de gewone gemeentelijke Woordbediening gebeurt.
Deze conclusie houdt niet in dat nu alle uitlegkundige problemen van 1Ko 34v. zijn opgelost, maar wel lijken er argumenten genoeg te
bestaan dat deze verzen niet gebruikt mogen worden om het de zusters te verbieden in de samenkomst een lied op te geven, een gebed uit
te spreken of een getuigenis door te geven. Daarover zijn zeer vele bijbelgetrouwe uitleggers in onze tijd het eens.
---------------------------------
Literatuur
Helaas is de meeste beschikbare literatuur alleen in het Engels (of Duits en Frans) beschikbaar. Een bruikbaar Nederlands werk is dat
van Dora en George Winston, Vrouwen in de gemeente van Christus, ApeIdoorn: Novapress 1999 (2e druk).
~~~~~~~~~~~
|