Kerkgeschiedenis Interessante episoden uit de vroege kerkgeschiedenis |
|
Menu Evangelisch-Gereformeerd
|
Uit: Een nieuw geluid - Tijdschrift over Nederlands-Israël - juni 2004 "DE VROEGE KERK" - deel 7 Gladys Taylor Het geloof in GalliëTerwijl Stefanus en andere christenen in Jeruzalem als martelaren stierven en voordat Saul van Tarsus de ervaring van zijn leven kreeg op de weg naar Damascus en terwijl keizer Tiberius erover peinsde wie van zijn verraderlijke familieleden benoemd moest worden tot zijn opvolger, voer een schip westwaarts door de Middellandse Zee op weg naar Marseille. Het moet een gevaarlijke reis zijn geweest, want de boot had geen riemen of zeilen toen het de kust van Palestina verliet. Het was waarschijnlijk een oud en ondeugdelijk wrak, door zijn eigenaar verlaten, maar het was een ontsnappingsmiddel voor een groep vrienden die vluchtten voor hun Joodse vijanden. Onder hen waren Lazarus en zijn twee zusters, Martha en Maria. Lazarus werd in het bijzonder gehaat door de Joodse autoriteiten, want de opwekking van deze intieme vriend van Jezus was het meest onweerlegbare wonder van allemaal geweest. Het verhaal van deze reis werd gevonden door kardinaal Baronius toen hij als bibliothecaris van het Vaticaan de vele oude manuscripten, waarvan enkele het daglicht niet meer hebben gezien sinds zij daar eeuwen geleden werden opgeborgen, aan het sorteren was. We kunnen ons afvragen of een kardinaal in dienst van het pausdom een waarheidsgetrouw verslag kan geven, maar wij hebben al gewezen op zijn betrouwbaarheid die in zijn tijd wijd en zijd geroemd werd. Los van de oude manuscripten, tonen lokale kerkverslagen in Zuid Frankrijk aan dat de stichting van veel kerken in die streek is toegeschreven aan het gezelschap uit de boot. De Franse dichter Mistral noemt hun namen. Eerst de vrouwen: Maria, de vrouw van Kleopas(1); Maria Salome; Maria Magdalena; Martha en Marcella, haar dienstmaagd. De mannen waren: Lazarus; Jozef van Arimathea; Trofimus; Maximinus; Cleon; Eutropius; Sidonius (ook bekend als Restitutus); Martialis en Satuminus. Sommige namen zijn ons bekend uit de bijbelverhalen, andere niet. Maar onder de onbekende wordt Sidonius beschreven als 'de blind geborene' die Jezus genas en Martialis (niet te verwarren met de puntdichter) is bekend als de neef van Stefanus, de eerste martelaar. In deze lijsten wordt Maria van Bethanië beschouwd als Maria Magdalena. De algemene aanvaarding in de Franse kerken van deze identificatie, ofschoon niet noodzakelijk doorslaggevend, doet ons aarzelen om in Maria Magdalena en Maria van Bethanië verschillende personen te zien. Er heerst enige verwarring met betrekking tot de Maria's in Jezus' omgeving tijdens zijn leven op aarde. De verslagen uit Zuid Frankrijk helpen het probleem van de identiteit op te lossen. De kerk in de Camarque, bekend als 'De Heilige Maria's van de Zee' (2), noemt hun namen; Maria Salome, de vrouw van Zebedeüs en moeder van Jakobus en Johannes; Maria Kleopas (ook bekend als Maria van Jakobus), de vrouw van Kleopas en moeder van Jakobus de Jongere. Een andere interessante persoonlijkheid in de Camarque is Sara, de dienstmaagd van de twee Maria's. J.W.Taylor vertelt uitvoerig over haar geschiedenis in 'The Coming of de Saints', en baseert het op Mistrals 'Mirco', (1859): "Toen de boot afdreef, sprong Sara, de dienstmaagd van Salome en Maria Kleopas, in zee om zich bij haar meesteressen te voegen en met de hulp van Salome werd zij in de boot gehesen. Na verscheidene dagen rondgezworven te hebben, dreef de boot naar de kust van de Provence. De Rhône volgend, kwam het gezelschap aan in Arles dat tot het christendom was overgegaan, hoofdzakelijk door de zegen van God op de prediking van Trofirnus". Sara heeft bekendheid gekregen als schutspatroon van de zigeuners door een plaatselijke traditie die haar als een zigeunerin beschrijft. Dit zou een aanwijzing kunnen zijn dat Sara een Egyptische was, omdat veel zigeuners uit Egypte afkomstig zijn. Hun jaarlijkse bijeenkomst in de Carnarque om de komst van Sara te vieren, is een oude traditie. Volgens de 'Acta Sanctorum' reisde Maria Kleopas later door naar Spanje. Zij nam het lichaam van haar doodgemartelde zoon, Jakobus de Jongere, met zich mee. Zowel Maria als haar zoon liggen in Spanje begraven en Jakobus werd erkend als de beschermheilige van het land. De plaatselijke overleveringen en kerkkronieken in Zuid Frankrijk zijn eenvoudig opgesteld en opmerkelijk is de afwezigheid van fantastische wonderverhalen zoals die om rooms katholieke heiligdommen zijn ontstaan. De verhalen zijn samenhangend, met weinig onderlinge tegenspraak. Maria Magdalena nam haar intrek in een grot bij Baume waar zij de plaatselijke bevolking onderwees. 'Het leven van St.Louis', geschreven door Sire de Joinville in 1254, verwijst naar Magdalena die in haar grot woonde in 'Le Basme', een korte dagreis van Aix en Provence vandaan. Ze is begraven in de kerk gesticht door Maximinus. Een kroniek van het koninkrijk Arles uit de dertiende eeuw (3) noemt enkele van deze heiligen met de plaatsnamen van daar door hen gestichte kerken als extra aanduiding, zoals Maximinus van Aix, Saturninus van Toulouse, Eutropius van Orange en Martialis van Limoge. Overal in de streek van de Rhônevallei, de Commercie en Zuidwest Frankrijk zijn deze vrienden van onze Heer bekend en komen hun namen voor in bepaalde gezegden. Lazarus was de eerste bisschop van Marseille en stichter van de kerk van St.Victor, die werd gebouwd boven de grot waarin hij woonde. De bergachtige streken van Zuid Frankrijk verschaften de vluchtelingen bij hun aankomst blijkbaar kant en klare schuilplaatsen. Nu vormt de grot van Lazarus de crypte van de kerk, waarin een levensgroot oud standbeeld op twee stenen staat. De traditie zegt dat de stenen van de tombe van Lazarus zijn waaruit Jezus hem opwekte. De inscriptie op de basis is belangwekkend, want het beschrijft deze eerste bisschop als 'Divo Lazaro a Christo suseitato'. Hij is niet een of andere Lazarus, maar de Lazarus uit het evangelie. J.W.Tailor geeft ons in zijn boek 'The Coming of the Saints' heel wat details; een boek dat uniek is in zijn soort, want de auteur maakte een pelgrimsreis door alle gebieden die verband houden met de zendelingen uit de eerste eeuw. Hij ontdekte bijzonderheden die op een andere manier niet achterhaald hadden kunnen worden. Vanwege beperkte plaatsruimte is het niet mogelijk in dit hoofdstuk een volledig beeld te geven van zijn onderzoek. Wij zullen ons tevreden moeten stellen met informatie over de andere zendelingen naar Gallië in die tijd, die niet op de lijst van het gezelschap van de boot voorkomen. De steden die al genoemd werden, doen denken aan een bladzijde uit een vroeg Romaans boek en ze zijn niet allemaal besproken. Martialis, neef van Stefanus, ging naar Limoges; Martha naar Tarascon, met haar dienstmaagd Marcella; en over Jozef van Arimathea lezen wij dat 'van hem wordt vermeld dat hij verder trok en de zee naar Brittannië is overgestoken'. De meeste van deze oude steden lagen direct aan de handelsroutes naar het noorden, waarlangs de goederen per pakpaard en ezel naar Brittannië werden vervoerd, soms werden ze vanaf de zee per boot over de Rhône gevaren. Een van de meest belangwekkende verwijzingen naar Jozef van Arimathea is die, welke door William van Malmesbury wordt aangehaald uit de geschriften van Freculfus, 'hoofdstuk 4 van boek 2'. Freculfus was bisschop van Lisieux, in het Normandië van de negende eeuw. In het citaat wordt ons verteld dat Filippus, de apostel, naar Frankrijk ging om te prediken. Filippus zond twaalf mannen waarvan Jozef van Arimathea, 'zijn beste vriend', de leiding had naar Brittannië om daar het evangelie te brengen. Er is weinig bekend over het leven van Filippus in de annalen van de oosterse kerk. Ook hieruit kan worden opgemaakt dat hij zich in het westen ophield. De twee boeken door de kerkvaders genoemd en bekend als 'De handelingen van Filippus' en 'Het evangelie naar Filippus', zijn verloren gegaan. Er zijn pogingen ondernomen waarvan een recentelijk om een verloren boek terug te vinden, dat tijdens een periode van vervolging verborgen was in de bergen dichtbij Toulouse. Niemand weet welk boek het was, maar het werd als een grote schat bewaard door de Katharen, de vroege protestanten in Zuid Frankrijk. Als het ooit zou worden ontdekt, zou het wel eens een van de 'handelingen' van de heiligen uit de eerste eeuw kunnen zijn, die alleen bekend zijn door vroege verwijzingen naar hen. De Katharen zijn van bijzonder belang. Hun naam is afgeleid van het Grieks en betekent 'de reinen' omdat zij probeerden te leven volgens de kerkelijke gebruiken van de apostelen; in zuiverheid en gemeenschap van goederen. Hun leiders leefden in uiterste zelfverloochening, maar allen probeerden in hun dagelijks leven de bijbelse geboden te gehoorzamen. Zij verzetten zich tegen de leer van het vagevuur en verklaarden dat er geen ander vagevuur was dan de beproevingen van dit aardse bestaan; zij geloofden niet in de leer van de transsubstantiatie en brachten een zeer eenvoudig 'breken van brood' in praktijk. Hun enige geschreven gebed was het 'Onze Vader'. De Albigenzen (geestelijk centrum was de stad oude Albi, bij Toulouse) en de Katharen, hun strengste groep, waren christenen die een zuiver leven leidden met een eenvoudig geloof. Zij volgden de levenswijze na van de heiligen uit de eerste eeuw en onderhielden contact met de kerken in het Midden Oosten, vastbesloten de verdorven wegen van de pauselijke kerk niet te gehoorzamen. Vroeg in de dertiende eeuw werd door paus Innocentius 111 (1198 1216) een 'kruistocht' tegen hen uitgevaardigd. De hele adel van Zuid Frankrijk snelde toe om de Katharen te helpen, maar het geweld van de pauselijke legermacht was te groot. Stad na stad onderging de massale verbrandingen van de 'ketters' op hun marktpleinen, tot uiteindelijk in 1245 de 'koninklijke officieren, die bij de inquisitie assisteerden, de leiders verbrandden in hun laatste schuilplaats, de citadel van Montségur, waar meer dan tweehonderd mensen op één dag omkwamen. Voordat John Wycliffe (1324 1384) en zijn predikers hun hervormingswerk in Brittannië begonnen, leden deze martelaren onder de inquisitie. Frankrijk, dat officieel rooms katholiek werd, probeerde deze verschrikkelijke periode te vergeten. In de eerste eeuw, voor de komst van de Franken, was de hele natie Keltisch en schijnt het onderwijs rechtstreeks van de apostelen te hebben ontvangen. Andere zeer oude kerken maken er aanspraak op te zijn gesticht door heiligen die Jezus nog gekend hebben. Maternus, beschreven als de zoon van de weduwe van Naïn, die evenals Lazarus uit de doden was opgewekt, stichtte de kerk van Trier, aan de Belgisch Duitse grens. Het was de 'eerste voorbij de Alpen'. Ook in Rocamadour, hoog op de heuvel gelegen, staat een zeer oude kerk die werd gesticht door Zacheüs, de kleine man die in een boom klom om Jezus voorbij te zien komen en die Hem in zijn huis uitnodigde. Hun gesprek heeft goede vrucht afgeworpen bij het zendingswerk. Deze kerken staan bekend om de eenvoud van hun diensten, zoals in Zuid-Frankrijk. Frankrijk ligt bedenkelijk dicht bij Rome, maar waar de Keltische kern is blijven bestaan, is dikwijls ook het eenvoudige geloof bewaard gebleven. (wordt vervolgd)
1) Kleopas, ook wel Klopas. Zijn vrouw is Maria, hun zonen Jacobus de Jongere en 2) Otia Imperiälia, door Gervais de Tilbury 3) Al in de eerste eeuwen zijn in deze vroeg christelijke gemeenten twijfelachtige,
|