Kerkgeschiedenis
Interessante episoden uit de vroege kerkgeschiedenis

Menu

Evangelisch-Gereformeerd

De Opwekking komt eraan

NBV recensies

Waar was God?

Abortus - Euthanasie

Kerkgeschiedenis
  
De vroege kerk - deel 1
   De vroege kerk - deel 2
   De vroege kerk - deel 3
   De vroege kerk - deel 4
   De vroege kerk - deel 5
   De vroege kerk - deel 6
   De vroege kerk - deel 7
   De vroege kerk - deel 8
   De vroege kerk - deel 9
   Rachab
   Jozef van Arimathea en Jezus
   De leeuw/Heraldiek
   Bonifatius
  
Friezen, Angelen
   Waarom Brits-Israël-visie?
  
Joden in verstrooiing

Satan

 


Uit: Een nieuw geluid - Tijdschrift over Nederlands-Israël - november 2003

BRONNEN NEDERLANDS-FRIESE LEGENDEN
      BEVESTIGEN DE ISRAËLITISCHE OORSPRONG
             van de Friezen, Angelen en Saksen 

De Friezen 

Friezen, nu bekend als een volk dat in een noordelijke provincie van Nederland is gevestigd, leefde vroeger verspreid langs de kusten van Scandinavië, Nederland, België, tot in Frankrijk toe. De zogenoemde Friese Ommelanden. De Angelen en Saksen, althans een deel van hen, verbleef voordat zij in ±450 – te zamen met andere noordelijke volken – Brittannië binnenvielen, ongeveer tweehonderd jaar in de lage landen, speciaal in Friesland. Ook Juten vestigden zich in Friesland. 

De Byzantijnse geschiedschrijver Procopius zegt in zijn ‘Gotische Oorlogen VII; 20', dat de Friezen, samen met de Angelen en Saksen, Brittannië binnendrongen. De naam van de Friezen is terug te traceren tot Peres, zoon van Gilead, zoon van Manasse. 


Friesland en de rest van Nederland worden tegenwoordig meer met Issaschar en Zebulon geïdentificeerd. Volgens de ‘Geografie’ van Ptolemeüs (± het jaar 100, maar gebaseerd op materiaal van enkele eeuwen daarvoor) werd het gebied van Zuid-Scandinavië en Noord-Friesland bezet door de Sabalingoi. Vanuit deze streek ging men zuidwaarts. De naam ‘Sabalingoi’ betekent ‘volk (goi) van Zebulon (Sabulin)’. In bijbelse tijden waren stammen als Zebulon, Issaschar en Aser nauw verbonden met Manasse en het lijkt erop dat deze relatie werd voortgezet na hun ballingschap in gebieden waar zij zich opnieuw vestigden. Hoe dan ook, de identiteit van de Friezen is nauw verbonden met de volken die naar de Britse eilanden overstaken en zich daar vestigden. Volgens een boek van Jean Francois Le Petit betreffende Friese legenden en de geschiedenis van Holland, – ‘Le Grande Chronicle Ancienne et Moderne de Hollande, Zeelande, Utrecht, Frise, Overyseel; et de Groenungham’ – gepubliceerd in 1601 te Dordrecht, is het duidelijk dat de onderzoeksmethode door ons gehanteerd en de verkregen resultaten verenigbaar zijn met de oude tradities van de onderzochte volken. 

Friese legenden vertellen dat een zekere koning Adel van India, een nazaat van Sem, drie zonen had: Friso, Bruno en Saxo. Le Petit zegt dat Friso, Bruno en Saxo in India woonden. De term ‘India’ betekende echter niet altijd het grondgebied van het huidige India, maar was veeleer synoniem met Cush, toegepast op de streek ten oosten van de Kaspische Zee in Centraal Azië (zowel als andere plaatsen) en is waarschijnlijk ook het Cush (Ethiopië) genoemd in Genesis 2:13. 

Overeenkomstig lokaliseerde Le Petit het India waar hij over sprak in het gebied van het Emodisch gebergte, volgens Ptolemeüs in het oosten grenzend aan de Kaspische Zee en het Aralmeer, in Oost-Scythië, ten noorden van Afganistan en het eigenlijke India. In dit land hebben archeologen de overblijfselen gevonden van een beschaving wiens burgers Aramees spraken. Enkele van de Israëlitische stammen spraken onmiskenbaar Aramees, zelfs vóór hun ballingschap; de taal werd officieel gesproken in het Assyrische rijk en men neemt aan dat het de meest voorkomende is geweest. Philip Lozinski (1953) toonde aan dat de ‘barbaarse’ volken, die ±200 vanuit het gebied oostelijk van de Kaspische Zee Europa binnenkwamen, voor een groot deel Semieten waren. 


In ‘The Tribes’ en andere werken van Yaïr Davidy wordt aanvullend bewijs geleverd over de stammen die uit dat gebied kwamen. Hun rondtrekkende bewegingen en invasies werden dikwijls verbonden met de activiteiten van de Hunnen, die zelf een mengeling waren van verschillende volken. Zij dreven naburige volken westwaarts. 

N.C.Lukman (Kopenhagen 1943) toont aan dat in de Noord-Europese mythologie de naam Adel (nobel) dikwijls werd gebruikt als een eufemisme voor Atilla de Hun of voor Hunnen in het algemeen. Zoals gezegd was in de Friese legenden koning Adel de vader van Friso, Bruno en Saxo. De verschillende invasies van de Angelsaksen e.a. in Europa gingen gelijk op en waren een rechtstreeks resultaat van de invasies door de Hunnen. 

Wetenschappelijke taaldeskundigen kwamen tot de ontdekking dat de noordelijke ‘barbaren’ die Europa binnenkwamen later de Germaanse aspecten in hun talen opgedrongen kregen door druk van buiten af. Van oorsprong spraken zij een non-Indo-Europese taal. Professor Terry Blodgett heeft aangetoond dat de taal van deze indringers werd gedomineerd door Hebreeuwse kenmerken en dat de Hebreeuwse woordenschat ,minstens voor een derde deel, nog naspeurbaar was. De legende zegt dat de drie broers (Friso, Bruno en Saxo) nakomelingen waren van Sem en in Jeruzalem verbleven toen de stad door de Babyloniërs werd vernietigd. 

‘In de tijd dat Jeruzalem werd veroverd door Nebukadnezar (586 vC) vluchtten drie broers, Friso, Bruno en Saxo met hun vrouwen, kinderen en familieleden het land uit, hiertoe aangemoedigd door de aankondiging van de profeten betreffende de val van de stad’. 


Volgens de legende waren de Friezen, Saksen en Angelen (Brunswick) voordien oorspronkelijk Israëlieten of Joden. F.Koeslag merkt op dat ‘in legenden gebeurtenissen uit verschillende tijdperken dikwijls geconcentreerd worden rond beroemde historische figuren - zoals bijvoorbeeld bij Karel de Grote’. De legende werpt bijgevolg licht op de traditie dat de drie broers verwant waren aan de Joden; zij behoorden namelijk tot de tien stammen van Israël die tenminste 140 jaar voor de val van Jeruzalem ver-dreven waren uit hun eigen land. De legende bevestigt dat de drie broers het land van Israël (geïdentificeerd als ‘Jeruzalem’ of het land van de Joden) hadden verlaten voordat Nebukadnezar het had ingenomen, zoals veel Israëlieten van het noordelijke rijk ook hadden gedaan. De ‘verloren’ tien stammen hadden zich opnieuw gevestigd in Assyrië en in de landen door Assyrië bestuurd. 

De drie broers gingen naar ‘India’ Daar trouwde Friso met Hilda, de dochter van Agathocles, koning van Tracië. Ze werden uit ‘India’ verdreven en gingen scheep naar Griekenland, waar Friso leerling werd van Plato (427-374 vC), vervolgens nam hij eerst dienst in het leger van koning Philippus van Macedonië, later van diens zoon Alexander de Grote. 

[Alexander van Macedonië en Griekenland marcheerde Klein-Azië (nu Turkije) binnen en trok vervolgens door naar Perzië, Bactrië, het gebied oostelijk van de Kaspische Zee, en het noordwesten van India. In het oosten hergroepeerde Alexander zijn legers en lijfde bij zijn speciale troepen hoofdzakelijk Sacae-Scythen in. Van de Sacae stammen de Angelsaksen en bijbehorende volken af]. 

Le Petit zegt eveneens dat de drie broers dienden onder Alexander de Grote. Er bestond een sterke vroege overlevering in Europa dat de Saksen soldaten in zijn leger waren geweest. Deze traditie werd vermeld in de tijd van Karel de Grote, koning van de Franken (768-814). Andere bewijzen en gewoontes verbinden de Angelsaksen met de oude Sacae-Scythen waarvan enkelen werkelijk in Alexanders legers hebben gediend. Talrijke bewijzen zijn er dat de Scythische Sacae Israëlieten waren van de tien stammen die voor een deel zich opnieuw hadden gevestigd in het gebied van de Kaspische Zee. Juwelen en kunstvoorwerpen uit deze omgeving hebben dezelfde stijl als die later werden vervaardigd door de Angelsaksen en Scandinavische Vikingen, zoals werd geconstateerd door Lozinski en anderen. De noordelijke ‘barbaren’ hadden overleveringen dat zij uit die streken kwamen en hun overeenkomstige stamnamen zijn door Ptolemeüs en anderen vastgelegd. 


Noordwest-Europa was dunbevolkt voordat de Suaven, Franken, Angelen, Saksen, Gothen, Vandalen en daaraan verwante volken het gebied in groten getale binnenkwamen. De landen die zij hadden verlaten lagen oostelijk van de Kaspische Zee; eens dicht bevolkt waren ze nu praktisch verlaten vanwege extreme klimaatveranderingen en oorlogen. Met andere woorden: in het oosten (gebied 1) verdwijnt een talrijke en wijdverspreide populatie. Kort daarna duiken als uit het niets golven van nieuwe volken in het westen (gebied 2) op die dezelfde of gelijkluidende namen hebben als degenen uit gebied 1, die dezelfde juwelen met toebehoren dragen, dezelfde gewoontes en hetzelfde uiterlijk hebben; met de bewering dat zij zijn gekomen uit gebied 1. Aanvullende bewijzen bevestigen eens te meer de waarheid van deze beweringen. 

Uit: ‘Brit-Am’ 12-02-2003 

Vert. Tj.Wijsman-Everaarts


www.vergadering.nu